Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loppersum

Bezoldigingsverordening gemeente Loppersum 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoppersum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsverordening gemeente Loppersum 2010
CiteertitelBezoldigingsregeling gemeente Loppersum 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet; artikel 139 en 160
  2. Ambtenarenwet; artikel 125
  3. Car; artikel 3.1 lid 1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2016Nieuwe regeling

02-11-2010

Ommelander Courant, 29-11-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsverordening gemeente Loppersum 2010

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum;

 

gelezen het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 12 oktober 2010;

 

gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 2 november 2010;

 

mede gelet op artikel 139 en 160 van de Gemeentewet, artikel 125 van de ambtenarenwet 1929 en artikel 3.1, lid 1 CAR;

 

besluiten

 

  • a.

    vast te stellen de hiernavolgende regeling, regelende het salaris, de bezoldiging en de overige toelagen en emolumenten van de ambtenaren van de gemeente Loppersum.

“BEZOLDIGINGSVERORDENING GEMEENTE LOPPERSUM 2010”.

  • b.

    in te trekken de “Bezoldigingsverordening Gemeente Loppersum 1999” d.d. 26 april 1999

  • c.

    in te trekken de “Verordening inzake het toekennen van een consignatievergoeding aan bepaalde functionarissen in dienst van de gemeente Loppersum d.d. 11 mei 2000

 

 

Hoofdstuk 1 - Algemene informatie

Artikel 1.1 - Begrippen

Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 onder a van de CAR/UWO;

  • b.

    salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de CAR/UWO;

  • c.

    uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;

  • d.

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO;

  • e.

    pre-aanloopschaal: de salarisschaal direct voorafgaand aan de aanloopschaal

  • f.

    aanloopschaal: de salarisschaal direct voorafgaand aan de salarisschaal waarop de desbetreffende functie is gewaardeerd;

  • g.

    functieschaal: de salarisschaal die op basis van het functiewaarderingssysteem is vastgesteld voor de desbetreffende functie;

  • h.

    uitloopperiodiek: de periodieken B,C en D die aan iedere salarisschaal zijn toegevoegd;

  • i.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een schaal inclusief de uitloopperiodieken;

  • j.

    bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen waarop de ambtenaar op grond van de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regeling aanspraak heeft, zoals bedoeld in artikel 3.1 CAR/UWO;

  • k.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR/UWO;

  • l.

    volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de CAR/UWO;

  • m.

    naast lagere schaal: de schaal die één schaal lager is dan de schaal, zoals bedoeld in artikel 1.1, onder d van deze regeling;

  • n.

    GO: de commissie voor het georganiseerd overleg, zoals bedoeld in artikel 12.1, tweede lid van de CAR/UWO;

  • o.

    Feestdag:nieuwjaarsdag, tweede paasdag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag, koninginnedag, Bevrijdingsdag, oudejaarsmiddag, goede vrijdag.

Artikel 1.2 - Aanvang en einde recht op Bezoldiging

  • 1.

    Het recht op bezoldiging vangt aan op de dag waarop de aanstelling of de arbeidsovereenkomst met de ambtenaar ingaat.

  • 2.

    Een verhoging van het salaris gaat in op de eerste dag van de maand, waarin overeenkomstig de overige bepalingen van deze verordening de aanspraak zal ontstaan

  • 3.

    Het recht op bezoldiging eindigt in geval van ontslag met ingang van de datum waarop het ontslag ingaat.

  • 4.

    Het recht op bezoldiging eindigt in geval van overlijden op de datum volgende op de dag van overlijden.

Artikel 1.3 - Berekening over gedeelte van de maand

Het salaris, de bezoldiging of een toelage of emolument zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 5 dat wordt toegekend bij een indiensttreding of ontslag welke niet plaatsvindt op de eerste van de maand, wordt vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand en te vermenigvuldigen met het aantal kalenderdagen waarop bedoeld bedrag betrekking heeft.

Artikel 1.4 - Onvolledige betrekking

Het salaris, de bezoldiging of een toelage of emolument zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 5 van de ambtenaar met een onvolledige betrekking worden vastgesteld op een evenredig deel ten opzicht wat de ambtenaar zou ontvangen bij een volledige betrekking. Hierbij wordt de teller van de breuk gesteld op het aantal uren per week in de onvolledige betrekking en de noemer gesteld op 36 uur per week.

Hoofdstuk 2 - Salaris

Artikel 2.1 - Begripsomschrijving salaris

  • 1.

    Conform artikel 3.1 lid 2 onder b CAR UWO wordt onder het begrip salaris verstaan: het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag.

  • 2.

    Het salaris is grondslag voor de berekening van het uurloon.

  • 3.

    Het uurloon bedraagt 1/156 van het zo nodig naar een volledige betrekking herberekende – salaris van de ambtenaar per maand.

  • 4.

    Het salaris is grondslag voor de berekening van:

    • a.

      Vakantietoelage (artikel 6.3 CAR/UWO)

    • b.

      Eindejaarsuitkering (artikel 3.6 CAR/UWO)

    • c.

      Levensloopbijdrage (artikel 6a.7 CAR/UWO)

Artikel 2.2 - Salarisschaal

  • 1.

    De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op bedragen volgens de salarisschalen zoals vermeld in bijlage IIa van de CAR/UWO of indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen.

  • 2.

    Indien in de salarissen van het gemeentepersoneel een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt, wordt door burgemeester en wethouders, met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

Artikel 2.3 - De voor de ambtenaar geldende schaal

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bepalen de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. De door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde methode van functiewaardering vormt daarvoor de basis. Het college van burgemeester en wethouders stellen hiernaar een procedureregeling functiewaardering en de conversie vast.

  • 2.

    Voor de indeling van de ambtenaar in het functieniveau, het pré-aanloopniveau, het aanloopniveau of de toekenning van de uitloopperiodieken B, C en D zijn de regels vastgelegd in de “Richtlijnen Beloningsbeleid 2010”.

  • 3.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst, kan zonder voorafgaande ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal

Artikel 2.4 - Toekennen salaris bij indiensttreding

  • 1.

    Aan de ambtenaar wordt een salaris toegekend conform de salarisschalen zoals vermeld in bijlage IIa van de CAR/UWO

  • 2.

    Bij indiensttreding vindt toekenning van het salaris plaats in trede 0 van de salarisschaal, behorende bij de functie.

  • 3.

    Van het bepaalde in lid 2 en 3 kan worden afgeweken indien daartoe naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op grond van kennis en/of ervaring aanleiding bestaat.

Artikel 2.5 - Benoeming in een andere functie

Indien de ambtenaar wordt benoemd in een andere functie waaraan een schaal met een hoger maximum salaris is verbonden, vindt de toekenning van het salaris in de nieuwe schaal als volgt plaats:

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar wordt vastgesteld op het naasthogere bedrag in de hogere schaal ten opzichte van het huidige salaris.

  • 2.

    Genoemd naasthoger bedrag in het vorige lid wordt verhoogd met één periodiek, indien het maximum van de schaal nog niet is bereikt.

  • 3.

    De verhoging bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel bedraagt tenminste 75% van een periodiek in de schaal waarin de ambtenaar was ingedeeld vóór de benoeming.

  • 4.

    Van de methodiek beschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel kan door het college van burgemeester en wethouders positief worden afgeweken.

Artikel 2.6 - Wijziging indeling in de functiefamilie

  • 1.

    Indien de indeling in een functiefamilie wijzigt en hierdoor het recht ontstaat op een hogere functieschaal, vindt toekenning en plaatsing in de desbetreffende functieschaal plaats na een gehouden functionerings-/popgesprek.

  • 2.

    Toekenning en plaatsing in de functieschaal vindt niet eerder plaats dan op het moment van het definitief worden van de gewijzigde indeling in de functiefamilie.

  • 3.

    Bij toekenning en plaatsing in de functieschaal wordt het salaris verhoogd conform het gestelde in artikel 2.5.

Artikel 2.7 - Periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd tot het naasthogere bedrag in de voor de ambtenaar geldende schaal.

  • 2.

    Deze periodieke verhoging vindt plaats zolang het maximum-salaris niet is bereikt en wanneer de ambtenaar zijn functie “op niveau” vervult.

  • 3.

    Indien het functioneren van de ambtenaar wordt beoordeeld lager dan “op niveau” blijft toekenning van een periodieke verhoging achterwege.

  • 4.

    Als er in een betreffend jaar minder dan 6 maanden arbeid is verricht, kan de werkgever bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van functioneren “op niveau” in de zin van lid 2

    De volgende tijd wordt aangemerkt als het niet verrichten van arbeid:

    • a.

      tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de medewerker, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat de bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

    • b.

      tijd doorgebracht met verlof (zonder) bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat;

    • c.

      tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid;

    • d.

      tijd gedurende welke de medewerker in uitoefening van zijn functie is geschorst

    • e.

      bij wijze van disciplinaire straf

    • f.

      indiensttreding na 1 juli van het lopende kalenderjaar

  • 5.

    Het achterwege blijven van een periodieke verhoging zoals bedoeld in lid 3 wordt altijd schriftelijk aan betrokkene bevestigd door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.8 - Toekennen extra periodieke verhoging

  • 1.

    Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, wordt door het college van burgemeester en wethouders een extra periodieke salarisverhoging toegekend indien sprake is van een beoordeling “boven niveau”.

  • 2.

    De extra periodieke verhoging wordt toegekend met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de datum van toekenning

  • 3.

    Aan de toekenning van een extra periodieke verhoging ligt een beoordeling ten grondslag.

  • 4.

    De toekenning van een extra periodieke verhoging wordt altijd schriftelijk aan betrokkene bevestigd door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.9 - Toekennen periodieke verlaging

Wanneer een ambtenaar twee opeenvolgende jaren een beoordeling “onder niveau” heeft gekregen, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten het salaris van de ambtenaar met maximaal twee periodieken te verlagen.

Artikel 2.10 - Minimumloon toelage

  • 1.

    Indien aan de ambtenaar een schaal wordt toegekend waarbij het voor de ambtenaar geldende salaris minder bedraagt dan het minimumloon, ontvangt de ambtenaar een minimumloontoelage tot de hoogte van het op dat moment geldende minimumloon als aanvulling op het salaris.

  • 2.

    De minimumloon toelage is grondslag voor de berekening van de vakantietoelage, de eindejaarsuitkering en de levensloopbijdrage.

  • 3.

    De minimumloontoelage telt niet mee voor de bepaling van het uurloon.

  • 4.

    De minimumloontoelage vervalt met ingang van het moment dat het salaris van de ambtenaar gelijk of hoger is dan het minimumloon.

Artikel 2.11 - Salarisverhoging met terugwerkende kracht

  • 1.

    Een salarisverhoging die wordt toegekend met ingang van een tijdstip gelegen voorafgaande aan de maand waarin deze verhoging wordt verwerkt in de salarisadministratie, heeft geen gevolgen voor de reeds vastgestelde pensioengrondslag op 1 januari van het lopende jaar.

  • 2.

    Een salarisverhoging die wordt toegekend met terugwerkende kracht over één of meerdere verstreken kalenderjaren, heeft geen gevolgen voor de over die jaren vastgestelde pensioengrondslagen.

  • 3.

    Het gestelde in lid 1 en lid 2 is overeenkomstig hetgeen is vastgelegd in artikel 3.1 van het pensioenreglement.

Hoofdstuk 3 - Toelagen en emolumenten onder het begrip Bezoldiging

Artikel 3.1 - Begripsomschrijving Bezoldiging

  • 1.

    Conform het gestelde in artikel 3.1, lid 2 onder c CAR/UWO wordt onder het begrip Bezoldiging verstaan het salaris, verhoogd met de toelagen en emolumenten genoemd in hoofdstuk 3 van deze Bezoldigingsregeling.

  • 2.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk worden geïndexeerd met hetzelfde percentage als de algemene salarisverhoging sector gemeenten.

  • 3.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk zijn grondslag voor het pensioengevend inkomen op grond van artikel 3.1 van het pensioenreglement.

  • 4.

    Conform het gestelde in artikel 6.3 CAR/UWO is de Bezoldiging grondslag voor de berekening van de vakantietoelage.

  • 5.

    De Bezoldiging is geen grondslag voor de berekening van de eindejaarsuitkering, de levensloopbijdrage en het uurloon.

Artikel 3.2 - Garantietoelage uitloopperiodieken (Overgangsregeling)

  • 1.

    Aan de ambtenaar aan wie op grond van een oude Bezoldigingsregeling een hogere toelage uitloopperiodiek is toegekend, behoudt deze toelage tot het moment van plaatsing of benoeming in een andere functie waaraan een hoger maximum salaris is verbonden.

  • 2.

    Het nieuwe salaris bedoeld onder lid 1 wordt zodanig vastgesteld dat de toelage volledig wordt geïncorporeerd in het salaris.

  • 3.

    Indien de toelage samen met het oude salaris hoger is dan het maximum van de nieuwe schaal, wordt het meerdere toegekend als garantietoelage uitloopperiodiek, zoals omschreven in het volgende lid.

  • 4.

    Voor de garantietoelage uitloopperiodiek die is toegekend op grond van een oude Bezoldigingsregeling gelden de volgende regels:

    • a.

      De toelage is grondslag voor het pensioengevend inkomen;

    • b.

      De toelage valt onder het begrip Bezoldiging en is daarmee grondslag voor de berekening van de vakantietoelage;

    • c.

      De toelage is geen grondslag voor de berekening van de Eindejaarsuitkering, Levensloopbijdrage en de vaststelling van het uurloon;

    • d.

      De toelage wordt geïndexeerd met de algemene procentuele salarisverhoging van de sector gemeenten.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de toelage voor onbepaalde tijd intrekken of aanpassen op het moment dat de redenen voor de toekenning niet langer aanwezig zijn.

Artikel 3.3 - Persoonlijke toelage (tijdelijk)

  • 1.

    Conform het bepaald in artikel 3:7:8 kan aan de ambtenaar die minimaal 1 jaar op het maximum van de voor hem geldende schaal staat, een persoonlijke toelage worden toegekend, wanneer daartoe op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat.

  • 2.

    De hoogte van de toelage bedraagt het verschil tussen het eigen salaris van de ambtenaar en een hoger bedrag in de naastvolgende schaal.

  • 3.

    De toelage en het salaris samen mogen nooit hoger zijn dan het maximumsalaris van de schaal direct volgend op de schaal waarin de ambtenaar is geplaatst.

  • 4.

    De toelage wordt toegekend voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal drie jaar.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten de toelage voor een vastgestelde periode te verlengen

  • 6.

    De toelage komt aan het einde van de vooraf vastgestelde periode van rechtswege te vervallen.

  • 7.

    De toelage zoals bedoeld in dit artikel mag alleen na goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders worden toegekend.

Artikel 3.4 - Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar kan om redenen van werving en behoud een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.

  • 2.

    De toelage kan worden toegekend in de volgende situaties:

    • a.

      Bij indiensttreding van een ambtenaar bij krapte op de arbeidsmarkt voor de specifieke functie die betrokkene gaat vervullen;

    • b.

      Indien bij vertrek van de ambtenaar de bedrijfsvoering ernstige hinder zal ondervinden en de functiewaardering van de functie die wordt vervuld sterk afwijkt van de situatie op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    De hoogte van de toelage bedraagt het verschil tussen het eigen salaris van de ambtenaar en een hoger bedrag in de naastvolgende schaal.

  • 4.

    De toelage en het salaris samen mogen nooit hoger zijn dan het maximumsalaris van de schaal direct volgend op de schaal waarin de ambtenaar is geplaatst.

  • 5.

    De toelage wordt toegekend voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten de toelage voor een vastgestelde periode te verlengen

  • 7.

    De toelage komt aan het einde van de periode waarvoor deze is toegekend van rechtswege te vervallen.

  • 8.

    De toelage zoals bedoeld in dit artikel mag alleen na goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders worden toegekend.

Artikel 3.5 - Onregelmatigheidstoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager salaris dan dat van salarisschaal 11, periodiek A11 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3.3 en 3.3.1 van de CAR/UWO, wordt door het college van burgemeester en wethouders een toelage onregelmatige dienst toegekend.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur. Dit percentage bedraagt:

    • a.

      20 voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    • b.

      40 voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22.00 en 24 uur en op zaterdag tussen 0 en 24 uur;

    • c.

      65 voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4.3, lid 3 van deze regeling;

      met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorend bij het maximum van salarisschaal 6 van bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in afwijking op het gestelde in het tweede lid voor een bepaalde groep ambtenaren het bedrag van de toelage op een vast percentage stellen met dien verstande, dat het bedrag van de toelage in die gevallen niet zal overschrijden hetgeen met toepassing van de in de vorige leden bedoelde regeling door belanghebbende als toelage zou zijn genoten.

  • 4.

    Bij ziekte en arbeidsongeschiktheid langer dan een maand ontvangt de ambtenaar een doorbetaling gebaseerd op de toelage die hij ontvangen heeft in de drie kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de ziekte of arbeidsongeschiktheid is ontstaan.

  • 5.

    Indien de hoogte van de doorbetaling bedoeld in het vierde lid leidt tot een onredelijk bedrag, wordt de referte periode gesteld op 12 maanden.

Artikel 3.6 - Afbouwtoelage Onregelmatigheidstoelage

  • 1.

    Als de bezoldiging van de werknemer, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 3.5, een blijvende verlaging ondergaat, die tenminste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen, bedoeld in artikel 3.5, kent de werkgever een aflopende toelage toe. Voorwaarde hierbij is dat hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt afgebouwd in 36 maanden, waarbij de bedoelde afbouw als volgt plaatsvindt:

    • a.

      de eerste 12 maanden 75% van de ontvangen toelage;

    • b.

      de volgende 12 maanden 50% van de ontvangen toelage;

    • c.

      De daarop volgende 12 maanden 25% van de ontvangen toelage.

  • 3.

    De afbouwtoelage wordt berekend over de gemiddelde toelage over de laatste 12 maanden voorafgaande aan de situatie bedoeld in lid 1 van dit artikel.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een regeling treffen die het bepaalde in dit artikel, in positieve zin voor de medewerker, aanvult.

Artikel 3.7 - Waarnemingsvergoeding

De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens het college van burgemeester en wethouders verstrekte opdracht een andere betrekking waarneemt waaraan een hoger schaal is verbonden dan de schaal van de ambtenaar, ontvangt over de tijd van deze waarneming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.2 CAR/UWO een vergoeding.

Artikel 3.8 - Garantietoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar aan wie op grond van een Sociaal Statuut een functie wordt opgedragen waaraan een lagere schaal is verbonden, ontvangt vanaf het moment dat deze functie ingaat, de daaraan verbonden lagere schaal.

  • 2.

    Indien mogelijk vindt inschaling plaats in de lagere schaal in een salaris overeenkomstig het salaris dat de ambtenaar genoot direct voorafgaande aan de functiewijziging.

  • 3.

    Als inschaling in een gelijk salaris niet mogelijk is, wordt de ambtenaar het naasthogere salaris toegekend in die schaal, voor zover dat mogelijk is in de nieuwe schaal.

  • 4.

    Indien aan de ambtenaar als gevolg van de inschaling in een lagere schaal een lager salaris wordt toegekend, ontvangt de ambtenaar een garantietoelage.

  • 5.

    De garantietoelage bedraagt het verschil tussen het nieuwe salaris en het salaris dat zou zijn ontvangen als de plaatsing in een lagere functie zich niet had voorgedaan.

  • 6.

    De ambtenaar behoudt het recht op periodieke verhogingen tot het maximum van de functieschaal behorende bij de oude functie.

  • 7.

    Indien de ambtenaar reeds geplaatst was in de voor hem geldende uitloopschaal, geldt de schaal en trede die hij op het moment van plaatsing in de lagere schaal had als maximum garantie.

Hoofdstuk 4 - Toelagen en emolumenten niet zijnde Bezoldiging

Artikel 4.1 - Begripsomschrijving

  • 1.

    De toelagen en emolumenten genoemd in dit hoofdstuk, vallen niet onder het begrip Bezoldiging

  • 2.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk worden geïndexeerd met hetzelfde percentage als de algemene salarisverhoging sector gemeenten, met uitzondering van de gratificatie zoals bedoeld in artikel 4.5 van dit hoofdstuk.

  • 3.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk zijn grondslag voor het pensioengevend inkomen op grond van artikel 3.1 van het pensioenreglement.

  • 4.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk zijn geen grondslag voor de berekening van de vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage en het uurloon.

Artikel 4.2 - Consignatiedienst (beschikbaarheidstoelage)

  • 1.

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager salaris dan dat van schaal 11, periodiek A11 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR UWO beschikbaar moet zijn voor werk, wordt een beschikbaarheidstoelage toegekend.

  • 2.

    De aanwijzing van een ambtenaar die in aanmerking komt voor een beschikbaarheidstoelage geschiedt door het afdelingshoofd.

  • 3.

    Consignatie vindt plaats over een aaneengesloten periode van 7 dagen en loopt van maandagmorgen 8.00 uur tot maandagmorgen 8.00 uur.

  • 4.

    De bruto beschikbaarheidstoelage per maand bedraagt 4% van het maximum van schaal 5 (trede A11) exclusief de vakantietoelage.

  • 5.

    Het bepaalde in artikel 3.2 van de CAR UWO (overwerkvergoeding) is op de in lid 1 genoemde ambtenaar niet van toepassing.

Artikel 4.3 - Gladheidbestrijding

  • 1.

    Aan de ambtenaar die op grond van zijn functie beschikbaar moet zijn voor de gladheidbestrijding wordt een maandelijkse vergoeding toegekend.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding voor de wachtdiensttoelage gladheidbestrijding en gebondenheidstoelage gladheidbestrijding staan vermeld in bijlage 2 van deze bezoldigingsverordening

  • 3.

    De gedeclareerde overuren i.v.m. gladheidsbestrijding kunnen tot een maximum van 40 uur als verlof worden toegekend (artikel 3:2:1 lid 2)

  • 4.

    In verband met het dienstbelang bestaat de vergoeding van de meerdere uren uitsluitend uit een bedrag (artikel 3:2:1 lid 4 en 5)

Artikel 4.4 - Verschuivingstoelage

  • 1.

    Conform het gestelde in artikel 3.4 en artikel 3.4.1 CAR/UWO kan aan de ambtenaar een verschuivingstoelage worden toegekend.

  • 2.

    Bedoelde toelage wordt alleen toegekend indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de ambtenaar onevenredig in zijn of haar belangen wordt geschaad door de verschuiving.

  • 3.

    De toelage bedraagt 25% van het uurloon van de ambtenaar voor elk verschoven uur.

  • 4.

    De toelage wordt alleen toegekend aan ambtenaren wiens reguliere werkzaamheden regelmatig plaatsvinden op onregelmatige tijden zoals bedoeld in artikel 3.3 CAR/UWO.

  • 5.

    Onder de term regelmatig in lid 4 wordt verstaan minimaal één keer per maand.

Artikel 4.5 - Gratificatie

  • 1.

    Conform het gestelde in artikel 15.1.28 CAR/UWO kan aan de ambtenaar die zijn werkzaamheden op bijzonder goede wijze vervult, of die werkzaamheden verricht onder bijzondere omstandigheden, of die zich op een andere wijze positief onderscheid van zijn collega’s een gratificatie worden toegekend. Deze gratificatie kan bestaan uit:

    • a.

      Extra verlof

    • b.

      Een netto bedrag, waarbij de loonheffingen voor rekening komen van de werkgever;

    • c.

      Een cadeaubon, waarbij de loonheffing voor rekening komt van de werkgever.

    • d.

      Een “gepast gebaar” zoals een fles wijn of een bloemetje etc

  • 2.

    De bedragen genoemd onder lid 1, sub b is grondslag voor het pensioengevend inkomen.

  • 3.

    De waarde van de cadeaubon en een “gepast gebaar”, bedoeld onder lid 1 sub c en d van dit artikel zijn geen grondslag voor het pensioengevend inkomen.

Artikel 4.6 - Toelage Bedrijfshulpverlening (BHV)

  • 1.

    Aan ambtenaren van de Gemeente Loppersum die BHV-taken uitvoeren wordt op grond van de “Regeling voor de bedrijfshulpverlening” maandelijks een vergoeding toegekend.

  • 2.

    De bedragen van de Toelage Bedrijfshulpverlening staan vermeld in de “Regeling voor de bedrijfshulpverlening.

Hoofdstuk 5 - Overige vergoedingen

Artikel 5.1 - Begripsomschrijving

  • 1.

    De toelagen en emolumenten genoemd in hoofdstuk 5 van deze Bezoldigingsregeling, vallen niet onder het begrip Bezoldiging.

  • 2.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk zijn geen grondslag voor het pensioengevend inkomen zoals bedoeld artikel 3.1 van het pensioenreglement.

  • 3.

    Toelagen en emolumenten toegekend op grond van dit hoofdstuk zijn geen grondslag voor de berekening van de vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage en het uurloon.

Artikel 5.2 - Overwerk

  • 1.

    De ambtenaar heeft conform het gestelde in artikel 3.2 en artikel 3.2.1 CAR/UWO recht op een vergoeding voor overwerk.

  • 2.

    Onder feestdag, genoemd in artikel 3.2.1 lid 5, onder b CAR/UWO, worden de dagen bedoeld genoemd in artikel 1.1 onder o alsmede alle door het college van burgemeester en wethouders aangewezen dagen.

Artikel 5.3 - Werken op een verplichte vrije dag

  • 1.

    Indien de ambtenaar op verzoek van het college van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht op een verplichte vrije dag, ontvangt hij hiervoor een vergoeding

  • 2.

    Onder verplichte vrije dag wordt verstaan een ingesloten werkdag die valt tussen één of meerdere feestdagen en een weekend, die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als verplichte vrije dag waarop de gemeentelijke dienst in principe is gesloten.

  • 3.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt 75% voor ieder gewerkt uur en wordt in verlof verleend.

Hoofdstuk 6 - Overgangs- en slotbepaling

Artikel 6.1 - Overgangsbepaling

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en wordt aangehaald als “Bezoldigingsregeling Gemeente Loppersum 2010”

  • 2.

    Als bijlagen worden toegevoegd de salaristabel (bijlage 1) behorende bij de “Bezoldigingsregeling Gemeente Loppersum 2010” en de “Richtlijnen Beloningsbeleid” en bijlage 2 met de vergoedingbedragen voor onder andere gladheidsbestrijding.

  • 3.

    De Bezoldigingsregeling Gemeente Loppersum d.d. 26 april 1999 en de daarbij behorende bijlagen komt met ingang van de datum genoemd in het eerste lid te vervallen.

  • 4.

    De Verordening inzake het toekennen van een consignatievergoeding aan bepaalde functionarissen in dienst van de gemeente Loppersum d.d. 11 mei 2000 vervalt met ingang van de datum genoemd in lid 1.

Artikel 6.2 - Beslissingsbevoegdheid

  • 1.

    Indien omtrent de uitvoering van één of meerdere artikelen genoemd in deze Bezoldigingsregelingen verschil van inzicht bestaat, beslist het college van burgemeester en wethouders

  • 2.

    In die gevallen, waarin het reglement niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college van burgemeester en wethouders andere regels stellen.

Loppersum, ……….(datum besluitvorming)

Burgemeester en wethouders voornoemd,

A. Rodenboog, burgemeester.

J.H. Bonnema, secretaris.