Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordering Wet inburgering 2010 |
Citeertitel | Verordering Wet inburgering 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Schagen. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Schagen, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2010 | 28-12-2013 | Nieuwe regeling | 28-09-2010 Schager Weekblad, 06-10-2010 | BenW, 10-08-2010, nr. IV-2 |
De raad van de gemeente Schagen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 augustus 2010, nr. IV-2;
gezien het advies van de Commissie Samenlevingszaken d.d. 8 september 2010;
gelet op het bepaalde in artikel de Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland
en gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;
Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waarvoor hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Artikel 8 Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Hoofdstuk 3 Bestuurlijke boete
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
Artikel 13 De samenstelling van de voorziening
Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar,bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten het college en/of de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.
Artikel 16 Opleggen van verplichtingen
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opnemen:
Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:
Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college hem sancties opleggen gelijk aan en bedoeld voor gedragingen als bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid en artikel 11 van deze verordening.
Aldus besloten in de vergadering van 28 september 2010.
De raad van de gemeente Schagen,
griffier voorzitter
N.S. Voogd G. Westerink
Op 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (Wi) gepubliceerd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
de mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen (inwerkingtreding 1 januari 2010).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel is gekozen voor het begrip “aanbieden van een voorziening” en niet voor “vaststellen van een voorziening”. Hiermee is de keuze gemaakt voor de zogenaamde aanbodvariant. In artikel 5 is de procedure van het doen van een aanbod uitgewerkt. Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen een voorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen.
Net als in de eerste Verordening van januari 2007 is er ook hier voor gekozen om uitkeringsgerechtigden bij voorrang een voorziening aan te bieden. Dit vanuit het oogpunt dat het van belang is dat deze groep in het eigen onderhoud kan gaan voorzien.
Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
In de verordening zijn regels gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel zijn de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen
die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. De Wi bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, Wi).
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, Wi).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, Wi). Dit wordt in ons werkgebied verzorgd door Vluchtelingenwerk. De klantmanagers houden voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen.
Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat de procedurele bepalingen over het doen van het aanbod. Het is van belang er op te letten dat het aanbod en de beschikking dezelfde inhoud hebben. Bij weigering van het aanbod zal er nogmaals een aangepast aanbod gedaan worden. Alhoewel het in de praktijk tot nu toe niet is voorgekomen dat het aanbod geweigerd is, zal er na herhaald weigeren toch een aanbod gedaan moeten worden. Het college is op grond van artikel 19 lid 1 van de Wi gehouden om een aanbod te doen.
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, Wi kan het bestuur de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget. In dit artikel zijn de kaders vastgelegd, die verder zullen worden uitgewerkt in beleidsregels.
Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
Artikel 8 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de gemeente-raad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het bestuur legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen in deze verordening zijn – behalve de boete onder lid 3 (niet op tijd halen examen) – de maximumbedragen.
Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht, Awb). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
Als er voor een gedraging een maatregel wordt opgelegd op grond van de Wwb, de Wij of een andere sociale zekerheidswet dan kan er niet ook nog een boete op grond van de Wi worden opgelegd (ne bis in idem).
Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Artikel 34, onderdeel d, Wi biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,00 naar maximaal € 1000,00 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in dit artikel.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10 van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt dit artikel het mogelijk dat het bestuur een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000,00 (artikel 34, onderdeel d, Wi). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald zal het bestuur wederom een hogere bestuurlijke boete opleggen. De maximumboete is € 1.000,00 en geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.
Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel zijn de criteria genoemd op grond waarvan het bestuur categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Er is gekozen voor dezelfde criteria als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).
Artikel 13 De samenstelling van de voorziening
Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.
Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening.
Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage
Op grond van artikel 24e Wi is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoor-ziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd.
De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, Wi. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen.
Artikel 16 Opleggen van verplichtingen
In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen die het bestuur opneemt in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die in de beschikking staan waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7 van de verordening).
Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Op grond van artikel 24f moet het college bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel heeft het algemeen bestuur de sancties vastgelegd die het bestuur kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Er is voor gekozen om te verwijzen naar de boetebepalingen voor de inburgeringsplichtingen. Al het niet meewerken aan het onderzoek is niet benoemd als een boetewaardige gedraging. Dit past niet bij het karakter van de vrijwillige inburgering. Wel passend is het feit dat ook voor de vrijwillige inburgeraar een inspanningsverplichting geldt.
Artikel19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Artikel 24f Wi draagt het algemeen bestuur op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 Wi, waarin is geregeld op welke wijze het bestuur de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.
Artikel 20 Intrekken oude regeling
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.