Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Parkeerverordening Zuidplas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening Zuidplas
CiteertitelParkeerverordening Zuidplas
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wegenverkeerswet, art. 2
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-201208-04-2021gewijzigde regeling

27-11-2012

Hart van Holland, 12-12-2012

R12.000119
07-01-201008-04-2021nieuwe regeling

04-01-2010

Hart van Holland, 06-01-2010

R10035

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening Zuidplas

 

 

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990;

2. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 onder z van de RVV 1990;

3. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

4. kentekenhouder: degene, op wiens naam een motorvoertuig is gesteld krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgeheven kentekens. Met een kentekenhouder wordt gelijkgesteld:

a. degene die krachtens een leasecontract of huurauto, afgesloten met een beroepsmatig dan wel bedrijfsmatig werkend lease-/verhuurbedrijf gebruiksgerechtigde is van een motorvoertuig voor een periode van tenminste één kalenderkwartaal;

b. degene die krachtens een werkgeversverklaring aantoont dat hij gedurende een aaneengesloten periode van tenminste een kwartaal gerechtigd is gebruik te maken van een motorvoertuig, waarvan het kenteken ingeschreven staat op naam van zijn werkgever;

c. degene die door middel van een notariële akte kan aantonen met een of met meer bewoners in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken plaatsen aanwezig zijn, mede-eigenaar te zijn van een motorvoertuig.

5. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

a. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

b. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd, of

c. is aangeduid met bord E4 uit bijlage 1 van het RVV 1990 plus een onderbord met daarop een specificatie van het voertuig of de voertuigen die gebruik mag/mogen maken van de parkeerplaats;

6. vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

7. autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

8. aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

9. deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;

10. standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

11. elektrisch voertuig: een equivalent van een personen-, bestelauto of een vrachtauto met vier

of meer wielen die minimaal 60 kilometer volledig elektrisch wordt aangedreven;

 

Afdeling 2 Plaatsen voorvergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan weggedeelten aanwijzen als belanghebbendenplaats.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die:

    - (huis)arts is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, en

    - die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is, en

    - dat hij dagelijks en frequent op niet altijd voorspelbare tijdstippen gebruik moet kunnen maken van een motorvoertuig, en

    - dat hij een motorvoertuig op korte afstand van een bij hem in gebruik zijnd pand in dat gebied moet kunnen parkeren, en

    - dat hij niet beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of bij derden

    (categorie I);

    b. een openbare dienstverlener in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die:

    - die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is, en

    - dat hij dagelijks en frequent op niet altijd voorspelbare tijdstippen gebruik moet kunnen maken van een motorvoertuig, en

    - dat hij een motorvoertuig op korte afstand van een bij hem in gebruik zijnd pand in dat gebied moet kunnen parkeren, en

    - dat hij niet beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of bij derden

    (categorie II);

    c. een openbare dienstverlener in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in belang van diens dienstverlening noodzakelijk is dat bezoekers hun motorvoertuig in dat gebied parkeren (categorie III);

    d. een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn (categorie IV);

    e. een eigenaar of houder van een elektrisch voertuig die:

    - aantoont dat hij niet beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein of bij derden, en

    - waarvan het elektrisch voertuig niet gebruikt wordt in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening.

    (categorie V).

     

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college van burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 4

    Op dit artikel is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4
  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5
  • 1

    Een vergunning wordt tot wederopzegging verleend.

  • 2

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    a. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    b. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

     

Artikel 6

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de voorwaarden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

f. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

g. om redenen van openbaar belang.

 

Afdeling 3 Verbodsbepalingen

Artikel 7
  • 1

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8
  • 1

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    a. zonder vergunning;

    b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

     

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling 4 Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III en de voorschriften op grond van artikel 3, lid 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10
  • 1

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.

  • 2

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Parkeerverordening Zuidplas’.

Artikel 12

Alle vergunningen verleend op grond van de oude parkeerverordening worden gezien als vergunningen verleend op grond van de nieuwe parkeerverordening.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking. De datum waarop de oude parkeerverordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe parkeerverordening in werking treedt.