Organisatie | Bedum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels re-integratie gemeente Bedum |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie gemeente Bedum |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 23-03-2010 Gemeenteblad, 24-3-2010 | Onbekend |
Voor u liggen de beleidsregels re-integratie in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) van ons college. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de re-integratieverordening 2010.
De volgende uitgangspunten waren leidend bij het formuleren van de beleidsregels:
In overeenstemming met de re-integratieverordening wordt aandacht besteed aan:
Het UWV WERKbedrijf heeft voor die personen, die een uitkering van het UWV ontvangen, een re-integratieverplichting. Als deze personen voor het verstrijken van de maximale uitkeringstermijn nog niet naar duurzame arbeid zijn uitgestroomd, komen zij mogelijk in aanmerking voor een uitkering op grond van de WWB. In sommige gevallen kan het voortijdig aanbieden van een re-integratievoorziening door het college, instroom in de bijstand voorkomen.
In de WWB (artikel 7, WWB) is de mogelijkheid opgenomen om cliënten van het UWV reeds een voorziening van het college aan te bieden. Hierover moeten afspraken tussen het UWV en het college worden gemaakt. Omdat het UWV een verplichting tot re-integratie heeft en hiervoor middelen uit het re-integratiefonds kan inzetten, ligt het voor de hand om ook financiële afspraken hierover te maken. De uiteindelijke bijdrage van het UWV is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van belanghebbende, reeds ingezette
re-integratievoorzieningen en de maximale uitkeringsduur. Er zullen daarom op individueel niveau afspraken moeten worden gemaakt.
Het UWV en het college kunnen beiden klanten van het UWV voordragen voor het overnemen van de re-integratievoorziening door het college. Het UWV neemt (een deel van) de kosten voor de re-integratievoorziening voor haar rekening, afhankelijk van de resterende uitkeringsduur. Met het UWV worden op klantniveau afspraken gemaakt met de re-integratiecoach UWV voor deze kosten. Doel is proactief de instroom in de WWB te beperken.
Belanghebbenden, die een uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen, worden door het college ondersteund door middel van een re-integratievoorziening. De aangeboden voorziening maakt onderdeel uit van de toekenningbeschikking.
Voor diegenen die geen uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen, is dit niet het geval. Als zij aanspraak willen maken op de ondersteuning van het college inzake re-integratie, zullen zij hiertoe een verzoek moeten indienen. Deze belanghebbenden kunnen zich rechtstreeks bij het Werkplein van het UWV WERKbedrijf melden. Het uitstroomteam zal belanghebbenden uitnodigen voor een gesprek.
Toekenning van een re-integratievoorziening voor overige belanghebbenden vindt plaats op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst. In de beschikking of privaatrechtelijke overeenkomst worden de rechten en plichten van de belanghebbende en het college nader uitgewerkt.
Het doel is om ook deze doelgroep dezelfde kansen te bieden op economische zelfstandigheid en het behalen van een startkwalificatie.
De kosten van een re-integratietraject voor WWB-, IOAW, en IOAZ-ers zijn in beginsel begrensd tot € 7500.00. In individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken als het goed gemotiveerd is. Het college zal bij het inzetten van instrumenten altijd de kosten en de verbetering ten opzichte van de arbeidsmarkt, dan wel het voorkomen van sociaal isolement realistisch afwegen. Ook de kosten van re-integratie voor andere belanghebbenden worden door het college begrensd tot € 7.500,00. Ook hiervoor geldt dat er bij individuele gevallen hiervan kan worden afgeweken als het goed gemotiveerd is.
Per jaar geldt het voor dat jaar beschikbare Participatiebudget inclusief een mogelijke overheveling in het kader van de reserveringsregeling van het voorgaande kalenderjaar als budgetplafond voor de aangeboden voorzieningen.
Loonkostensubsidies zijn langlopende verplichtingen met hoge financiële consequenties. Om een groot financieel risico te voorkomen wordt het aantal lopende subsidietrajecten gemaximaliseerd op tien trajecten. Dit betekent dat wanneer er voor tien belanghebbenden loonkostensubsidies worden verstrekt eerst een loonkostensubsidie beëindigd dient te zijn alvorens een nieuwe subsidie wordt verstrekt.
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
Belanghebbende, die een bijstanduitkering ontvangt, wordt indien noodzakelijk een voorziening aangeboden gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de re-integratieverordening.
Andere belanghebbenden dienen - om in aanmerking te komen voor een voorziening - te voldoen aan de volgende voorwaarden:
De betrokkenen zoals hierboven beschreven hebben recht op dezelfde voorzieningen als iemand met een WWB uitkering, met uitzondering van de loonkostensubsidie.
De kosten van een traject worden in principe begrensd tot € 7.500,00 per persoon op jaarbasis.
Het budgetplafond van enig jaar is gekoppeld aan het Participatiebudget.
Het maximum aantal actuele loonkostensubsidies is vastgesteld op tien.
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB , IOAW of IOAZ, is de
re-integratieplicht wettelijk opgelegd. Bij niet nakomen van de verplichtingen artikel 9, WWB, artikel 37, IOAW, of artikel 37, IOAZ of het voortijdig afbreken van het traject, vindt er afstemming van de bijstand plaats op grond van artikel 18, WWB, en de afstemmingsverordening.
Voor andere belanghebbenden geldt dat deze verplichting niet bij wet is opgelegd, maar dat zij zelfstandig een verzoek doen aan het college voor ondersteuning van de arbeidsinschakeling. Ook ontvangen zij geen uitkering waarop afstemming plaats kan vinden. Om ook bij deze groep een “maatregel” te kunnen opleggen en de kosten van de re-integratievoorziening (deels) terug te kunnen vorderen, indien het voortijdig afbreken van het traject aan de belanghebbende kan worden verweten, wordt in het trajectplan een “boetebeding” opgenomen.
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
Voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW is de re-integratieplicht verbonden aan het recht op de uitkering. Het beleid voor het handelen bij het niet nakomen van de verplichtingen door belanghebbenden met een WWB, IOAW of IOAZ volgt uit de afstemmingsverordening, respectievelijk maatregelen en boetebesluit.
Het aanbod van een re-integratievoorziening ten behoeve van andere belanghebbenden geschiedt in de vorm van een trajectplan, waarbij wordt vastgelegd dat belanghebbende de kosten van een re-integratievoorziening geheel zal terugbetalen middels een boetebeding als bedoeld in artikel 6:92, BW, ingeval hij voortijdig en verwijtbaar de voorzienig afbreekt. De hoogte van de boete wordt gesteld op maximaal 100% van de kosten van de re-integratievoorziening.
Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een traject, waarbij zo nodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. De ondersteuning kan bestaan uit:
Bij de inzet van re-integratie-instrumenten wordt gekozen voor dat instrument dat adequaat en toereikend is voor arbeidsinschakeling.
Re-integratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of zelfstandigheid niet mogelijk is.
Als college werken wij intensief samen met re-integratie partners. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er maatwerk geleverd dient te worden aan onze klanten. Dit houdt dan ook in dat we met veel partners samenwerken.
Het college beoordeelt het (maatwerk) aanbod van (potentiële) re-integratiepartners op basis van de volgende criteria:
Indien het (maatwerk) aanbod aan de criteria voldoet wordt het toegevoegd aan de preferred supliers list. Met deze leveranciers wordt een raamovereenkomst gesloten betreffende de inhoud van het aanbod zonder afnamegaranties.
Projecten of contracten boven het ESF drempelbedrag worden aanbesteed, tenzij wordt vastgesteld dat het product als vernieuwend en innovatief moet worden beoordeeld.
Maatwerkprojecten boven € 7.500,00 dienen door de budgethouder te worden geaccordeerd.
Voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ, is de re-integratieplicht wettelijk opgelegd. Hiervoor koopt het college re-integratievoorzieningen in. Het college gaat uit van het standpunt dat er zoveel mogelijk maatwerk geleverd moet worden. Om die reden moet er een goede diagnose gesteld worden.
Voor het vaststellen van de diagnose wordt in de volgende volgorde gewerkt
De voorzieningen die worden ingezet, worden vastgelegd in een trajectplan. Het trajectplan moet worden opgesteld en getekend, voordat het plan wordt uitgevoerd.
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
De voorzieningen die worden ingezet, worden vastgelegd in een trajectplan.
In het trajectplan worden de volgende zaken genoemd:
Als het college van oordeel is dat een voorziening noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling van een niet-uitkering gerechtigde of een Anw-er, dan wordt het trajectplan gezien als een privaatrechtelijke overeenkomst, waarin is opgenomen welke voorziening wordt aangeboden en wat daaraan de verbonden verplichtingen zijn.
De belanghebbende dient deze overeenkomst binnen twee weken na ontvangst ervan ondertekend aan het college te retourneren. Indien de belanghebbende de overeenkomst niet binnen de bedoelde termijn heeft geretourneerd, wordt de belanghebbende geacht het aanbod niet te hebben aanvaard en vervalt het aanbod.
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ, kunnen problemen hebben waardoor hun re-integratie wordt belemmerd. Hierbij kan gedacht worden aan verslavingsproblematiek, het hebben van schulden en psychische problemen. Ook kunnen meerdere problemen bij één persoon voorkomen. In dit soort gevallen zal het college doorverwijzen naar hulpverleningsinstellingen of voorzieningen in het kader van de AWBZ. Belanghebbenden dienen zich hierbij te houden aan de nadere opgelegde verplichting volgens artikel 55, WWB.
Gemeente kan nadere verplichtingen op grond van artikel 55, WWB opleggen die de arbeidsinschakeling (kunnen) bevorderen, dan wel belemmeringen tot arbeidsinschakeling wegnemen dan wel verminderen.
Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten als voorbereiding op een traject gericht op werk of gericht op het voorkomen van sociaal isolement. Het is een middel om belanghebbenden kansen op participatie in de samenleving te bevorderen. Soms kan door middel van sociale activering een eerste voorzichtige stap richting arbeidsmarkt worden gemaakt. Dat hoeft echter niet altijd het primaire doel van sociale activering te zijn.
Bij sociale activering dient men aan de volgende activiteiten te denken:
Sociale activering wordt ingezet voor personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Sociale activering is bedoeld om een (dreigend) sociaal isolement te doorbreken. Sociale activering kan ook een middel zijn om de kansen op werk te verbeteren
Scholing is van groot belang voor het verkrijgen van een goede (start)kwalificatie op de arbeidsmarkt. Scholing zal daarom in veel re-integratietrajecten terugkomen.
Bij het vaststellen van de scholingsbehoefte wordt in overleg met de belanghebbende gekeken naar bestaand opleidingsniveau, huidig arbeidsmarktperspectief, mogelijkheden van belanghebbende en het arbeidsperspectief na de opleiding.
Voor de inzet van scholing wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk. Met andere woorden, geen jarenlange opleiding indien er een kortere voorziening naar een goed/beter arbeidsmarktperspectief bestaat. Uitzondering hierop vormen jongeren in het kader van de de Wet investering in jongeren. Hierbij is het de doelstelling minimaal een startkwalificatie MBO 2/HAVO te behalen.
Uitgangspunt is dat scholing voorafgaat aan of gecombineerd wordt met (gesubsidieerde) arbeid. De aansluiting met werk mag niet verloren gaan door alleen scholing aan te bieden. Slechts in individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld een alleenstaande ouder met zorgtaken voor kinderen. Deze ouders kunnen de zorgtaken combineren met een opleiding.
Scholing mag in beginsel niet langer duren dan twee jaar. Scholing inzetten ten behoeve van positieverbetering wordt niet toegestaan.
De loonkostensubsidie is een tijdelijke voorziening, die tot doel heeft de persoon op korte termijn door te laten stromen naar regulier werk. Door subsidie aan de werkgever te verlenen wordt beoogd de arbeidsmarktpositie van de werkloze persoon te verbeteren met als doel volledige uitstroom uit de WWB-uitkering. Met loonkostensubsidie kan een werkgever worden gecompenseerd voor de eventuele meerkosten aan begeleiding, of loonkosten in verband met verminderde arbeidsproductiviteit. Door het toepassen van loonkostensubsidie zal een werkgever eerder geneigd zijn een belanghebbende zonder recente arbeidsmarktervaring in dienst te nemen.
Voorwaarden loonkostensubsidie
Aan de verstrekking van de loonkostensubsidie zijn voorwaarden verbonden, te weten
Hiermee wordt de inspanningsverplichting van de werkgever benadrukt.
De duur van de subsidie bedraagt maximaal 12 maanden. Als de werkgever na het eerste jaar de werknemer voldoende heeft begeleid, en deze wil behouden voor het bedrijf, kan een extra subsidie worden verstrekt.
De subsidie bedraagt maximaal € 12.000,- bij een “fulltime” functie van minimaal 36 uur of meer. Bij een parttime arbeidsovereenkomst geldt een subsidiebedrag naar rato. Hierbij is uitgangspunt dat een fulltime arbeidsovereenkomst 36 uur per week is.
De begeleiding kan, afhankelijk van de persoonlijke situatie, mogelijk zeer intensief zijn. Aan het bedrijf wordt de eis gesteld dat de persoon tijdens zijn werk wordt begeleid. Van de voortgangsgesprekken moeten verslagen worden gemaakt en overgelegd worden aan het college. Minimaal een keer per zes maanden heeft het college contact met de werkgever en klant om de stand van zaken te horen. Ook hiervan wordt een verslag gemaakt.
De loonkostensubsidie is een generieke subsidieregeling welke beschikbaar is voor alle ondernemingen ongeacht vestigingsplaats of de plaats van de tewerkstelling van de werknemer. Bij de realisatie van een loonkostensubsidie is derhalve geen sprake van staatssteun.
Naast loonkostensubsidie bestaat er ook een werkervaringsplaats. Deze is niet (direct) gericht op het behalen van regulier en duurzame arbeid, maar meer op het opdoen van bepaalde werkervaring en het ontwikkelen van specifieke sociale-, beroeps- en vaktechnische vaardigheden. Het inzetten van werkervaringsplaats maakt onderdeel uit van het trajectplan van betrokkene. Hierin dient ook te zijn vastgelegd wat de beoogde doelen van het inzetten van een werkervaringsplaats zijn.
De subsidie is mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen in alle organisaties.
Als de werkgever na afloop van de loonkostensubsidie de arbeidsovereenkomst met betrokkene verlengt of zorg draagt voor een arbeidsovereenkomst elders, komt hij in aanmerking voor een eenmalige subsidie van € 3.000,00. Deze arbeidsovereenkomst moet minimaal zes maanden duren.
De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, WIJ, IOAZ of IOAW. Andere belanghebbenden komen niet in aanmerking voor de loonkostensubsidie.
Het college kan besluiten om een belanghebbende gedurende maximaal zes maanden te laten werken met behoud van uitkering, indien het een werkervaringsplaats betreft die onderdeel uitmaakt van het trajectplan van de belanghebbenden
De werkgever kan bij een geslaagd traject, waarbij de beoogde doelen van de werkervaringsplaats voor de klant zijn behaald, in aanmerking komen voor een premie ter hoogte van een vooraf vastgestelde begeleidingsbonus van € 250,00 per maand met een maximum van € 1.500,00. Deze bonus wordt eenmalig uitgekeerd
In deze regeling worden twee premies onderscheiden;
Het is mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten die de persoon moet maken in het kader van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit. Hierbij gaat het om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn en die, in alle redelijkheid, niet ten laste van de persoon kunnen komen. Ook moet er voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn. Voorts moet er sprake zijn van de goedkoopste adequate oplossing.
Premie uitstroom: bij aanvaarding regulier werk en volledig uit de uitkering
Premie deeltijd : bij aanvaarding parttime regulier werk en voor een deel nog afhankelijk van de uitkering:
Activiteitenpremie : deelname aan maatschappelijke activiteiten (betrokkene blijft volledig aangewezen op uitkering):
Stapelen van premies is mogelijk.
Elke premie kan per persoon eenmalig worden verstrekt.
Mocht een persoon na duurzaam te zijn uitgestroomd opnieuw op de WWB uitkering zijn aangewezen, dan is opnieuw een premie mogelijk mits er drie jaar tussen zit.
Een belanghebbende kan, in het kader van het trajectplan, aanspraak maken op een onkostenvergoeding, waaronder reiskosten en andere te maken kosten
, voor zover deze naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn .
Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak :
Reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer. Mocht het openbaar vervoer niet doelmatig worden geacht dan kan een kilometervergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer (op basis van de routeplanning) worden verstrekt. Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling in het kader van overig beleid, zoals bijvoorbeeld deze reiskosten, fiets en dergelijke, dienen net als alle voorzieningen die ingezet worden ten behoeve van re-integratie, gemotiveerd te worden.