Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college van de gemeente Nijmegen gevoerde bestuur. Verordening 213a GW. |
Citeertitel | Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college van de gemeente Nijmegen gevoerde bestuur. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 213 a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2004 | Onbekend | 09-07-2003 Gemeenteblad 2003/071 | raadsvoorstel 132/2003 |
Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college van de gemeente Nijmegen gevoerde bestuur.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.
Mate waarin benoemde prestaties en geformuleerde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.
Het college zendt ieder jaar gelijktijdig met de aanbieding van de stadsbegroting een onderzoeksplan naar de raad en naar de rekenkamer betreffende de in het erop volgende jaar te verrichten interne onderzoeken als bedoeld in artikel 2.Het college vermeldt daarbij welke eventuele verbanden er naar de mening van het college zijn tussen de onderzoeken van het college en de voorgenomen- en reeds lopende onderzoeken van de rekenkamer.
Artikel 4. Voortgang onderzoeken
Het college rapporteert, in ieder geval jaarlijks in een daartoe op te nemen onderzoeksparagraaf van de jaarrekening of op andere wijze tussentijds aan de raad over de voortgang van de onderzoeken als bedoeld in artikel 2 en de inzet van de bijbehorende onderzoeksbudgetten.