Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning gemeenteraad Groesbeek 2002 |
Citeertitel | Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning gemeenteraad Groesbeek 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeenteraad |
Geen
Gemeentewet, art. 33
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-04-2006 | 31-08-2011 | nieuwe regeling | 20-04-2006 N.v.t. | RF/RF/RVS/20060003 |
Paragraaf 1: Ambtelijke bijstand
Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.
Paragraaf 2: Fractieondersteuning
De fracties, zoals bedoeld in het Reglement van orde, ontvangen een vergoeding in verband met kosten welke verband houden met het functioneren van de fractie.
In de gemeentebegroting wordt in verband daarmee een budget geraamd per fractie, welk budget bestaat uit een vast deel en een variabel deel per raadszetel.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Groesbeek
op 20 april 2006.
De griffier, De voorzitter,
In het eerste lid wordt de keuzemogelijkheid geboden aan raadsleden om zich tot de griffier of tot een ambtenaar van de reguliere ambtelijke organisatie te wenden. Vanuit de centrale rol die de griffier ten opzichte van de raad vervult, is de griffier uiteraard primair het aanspreekpunt voor raadsleden.
Die keuzemogelijkheid doet zich overigens met name voor bij verzoeken om informatie van feitelijke aard, dan wel het willen inzien of het verkrijgen van een afschrift van openbare documenten. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Het opleggen van geheimhouding en het opheffen daarvan is nader geregeld in het Reglement van orde (Hoofdstuk 3 en 7).
Mocht de griffier in het kader van de bijstand ambtenaren uit de reguliere ambtelijke organisatie nodig hebben, dan regelt hij dat altijd via de secretaris.
Bij twijfel of een verzoek aan de orde is als bedoeld in het eerste lid onder a en b, beslist de secretaris.
De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Er dient echter onderscheid gemaakt te worden tussen lichte en intensievere bijstand. In het eerste geval gaat het bijvoorbeeld over technische vragen die in het algemeen snel kunnen worden beantwoord. Andere vragen vergen een intensievere behandeling en wellicht onderzoek. Deze zullen in overleg met de griffier, de secretaris en de betreffende afdelingsleiding en zonodig met het raadslid worden afgehandeld. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.
De beoordeling of één van de weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de secretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie.
Bij weigering door de secretaris kan zowel de griffier als het betrokken raadslid zich wenden tot de burgemeester, die hierover in goede samenspraak met betrokkenen een eindoordeel velt (zie ook artikel 4).
Evenals in artikel 3, is ook hier de burgemeester die vanuit zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestel een eindoordeel velt. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier eerst overleg te voeren met de secretaris.
Door aan ieder raadslid een vaste hoeveelheid uren recht op ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie toe te kennen wordt een extra garantie geboden dat dit recht ook daadwerkelijk geëffectueerd kan worden.
Het biedt daarnaast de ambtelijke organisatie de mogelijkheid om enigszins grip te houden op de omvang van de werkzaamheden.
Deze urenbegrenzing geldt overigens niet voor eenvoudige informatieverstrekking als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder a en b. Deze hulp kan onbeperkt verleend worden. Hierbij kan gedacht worden aan de technische of detailvragen, zoals die buiten de carrousel om rechtstreeks behoren te worden gesteld aan behandelende ambtenaren, of vragen van burgers die via een raadslid aan de ambtelijke organisatie worden gesteld.
Het register dat door de secretaris kan worden bijgehouden maakt het mogelijk na te gaan hoe vaak er een beroep wordt gedaan op de ambtelijke bijstand en kan een belangrijke rol spelen bij het in kaart brengen van de behoefte aan deze voorzieningen.
In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn politieke verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die met de dualisering is ontstaan, is het logisch dat desgewenst melding wordt gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.
Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid, is in dit artikel bepaald dat collegeleden zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor een onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.
De ambtenaar die de bijstand verleent blijft wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van die bijstand behoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit deel van zijn taak niet goed uitoefent behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.
Voorheen was in dit artikel geregeld dat de ambtelijke bijstand of het gegeven ambtelijke advies op verzoek van het raadslid geheim diende te worden gehouden. Dit onderdeel is echter geschrapt omdat bij nader inzien er geen wettelijke basis voor deze bepaling bleek te zijn.
Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeentebegroting worden opgenomen en derhalve door de raad jaarlijks worden vastgesteld. Omdat grotere fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat voor hen individueel met hogere kosten rekening wordt gehouden. Daarom wordt een vast bedrag per fractie geraamd en voorts een bedrag per raadszetel.
Het spreekt vanzelf dat de individuele ramingen naar rato aangepast zullen moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Dit laatste zal voornamelijk aan de orde zijn na verkiezingen.
Voorwaarde is dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Tot raadswerkzaamheden worden gerekend alle activiteiten die noodzakelijk zijn in het belang van het goed functioneren van een duale raad, met andere woorden nodig voor de uitvoering van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol. De uitgaven dienen op enigerlei wijze terug te vinden zijn in toekomstige activiteiten van de raad en de fracties dienen dit bij het verzoek om bekostiging vooraf aannemelijk te maken. Als voorbeeld is te noemen: een 'bekostigd' onderdeel dat terugkomt in een initiatiefvoorstel of een termijnagenda.
In lid 2 van artikel 9 staat aangegeven voor welke uitgaven geen bijdrage zal worden verstrekt.
Met het noemen van een aantal niet te bekostigen doelen wordt voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd of dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden op grond van de artikel 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.
In het rechtspositiebesluit is naast een vergoeding voor werkzaamheden een onkostenvergoeding voor raadsleden opgenomen. Tot die onkostenvergoeding worden de volgende componenten gerekend die daardoor niet apart vergoed worden:
Voor de eventuele bekostiging van campagne- en partijbelangen is de Wet subsidiëring politieke partijen bedoeld. Opleidingen voor raadsleden en leden van de carrousel dienen bekostigd te worden uit het daarvoor apart beschikbare budget en dientengevolge ook niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning. Ter zake is een budget opgenomen in de begroting.
Waar het gaat om reiskosten, zowel ten aanzien van reizen binnen als buiten de gemeentegrenzen, wordt aangenomen dat deze bestreden dienen te worden uit de vergoeding voor raadswerkzaamheden. Derhalve is bepaald dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van personen die de fracties eventueel ondersteunen.
Over een voorgenomen te declareren uitgave dient het oordeel te worden gevraagd van de griffier of het presidium. Uiteraard dienen de kosten zo spoedig mogelijk te worden gedeclareerd en tijdig voor het afsluiten van een bepaald boekjaar.
In lid 4 wordt de Financiële verordening gemeente Groesbeek van toepassing verklaard, zodat toetsing van de rechtmatigheid van de uitgaven is geregeld.