Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Venlo 2009 (ASV) |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Venlo 2009 (ASV) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De algemene subsidieverordening Venlo 2006 vervalt per 1 januari 2009, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidies die vóór dat tijdstip zijn verleend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 26-11-2008 E3-journaal, 03-12-2008 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening
Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op de volgende terreinen.
activiteiten in de sfeer van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 3 Bevoegdheden raad en college
Het college besluit over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden en over het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.
Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de Awb en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23 lid 2 van de Awb van toepassing is. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Administratie en onderzoek
De subsidieontvanger, die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van meer dan 50% van de baten van deze instellingen bijdraagt of die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van minder dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt en waarbij een gerechtvaardigd belang voor onderzoek bestaat, verleent medewerking aan onderzoeken die de raad, het college of de rekenkamercommissie (artikel 81o van de Gemeentewet) uitvoert. De medewerking houdt in dat de subsidieontvanger:
De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid van de Awb genoemde handelingen, althans voor zover deze handelingen leiden tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.
Artikel 4:76 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op subsidieontvangers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.
In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb, kan de gemeente aan de subsidieontvanger een vergoeding van de vermogenswaarden opleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.
Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:
Hoofdstuk 2 Structurele subsidie
Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.
Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8. van de Awb zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.
Het college kan afwijken van het bepaalde in het vierde lid. De subsidieaanvrager wordt hiervan gemotiveerd in kennis gesteld. In de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van het tussentijds rapporteren over de voortgang van de activiteiten c.q. te leveren prestaties.
Bij subsidieverstrekking moet het gemeentebestuur rekening houden met hetgeen is bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure (titel 4.2), waarvan sommige artikelen direct en sommige indirect van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door de gemeente.
Naar aanleiding van intern onderzoek is geconcludeerd dat de aansluiting van de verordening op de Awb kan worden verbeterd en dat tevens vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de algemene subsidieverordening (ASV) 2006 hebben betrekking op:
In de ASV 2006 is vermeld dat de verordening betrekking heeft op subsidies op het gebied van onderwijs, welzijn, sport en cultuur. Vanuit de Awb is deze beschrijving te algemeen (Awb, artikel 4:23). Bij subsidies waarop geen specifieke subsidieregel van toepassing is ontstaat hierdoor een probleem. De ASV op zichzelf kan dan niet gelden als het wettelijk voorschrift op basis waarvan subsidie wordt verstrekt. Dit wordt nu opgelost door meer gedetailleerd te vermelden voor welke activiteiten het gemeentebestuur subsidies verleend. Een nadere aanduiding is te vinden in subsidieregels en vastgestelde beleidskaders.
Bij de rechtsmomenten gaat het om de volgende: subsidieaanvraag, subsidieverlening en subsidievaststelling. Deze rechtsmomenten vormen tevens de leidraad bij de interne registratie van subsidies, waarbij ook alle financiële handelingen worden vastgelegd.
De ASV 2006 kende de volgende subsidiesoorten: budgetsubsidie, waarderingssubsidie, exploitatiesubsidie, eenmalige subsidie, investeringssubsidie. In de nieuwe verordening is ervoor gekozen om dit terug te brengen tot twee soorten: structurele en eenmalige subsidies. Immers dit zijn de soorten die in de Awb expliciet worden genoemd. Het is wel mogelijk meerdere soorten (varianten) te benoemen, maar in de nieuwe ASV zien we daar van af, ook omdat de praktijk van de subsidieverlening heeft geleerd dat die verfijning weinig toegevoegde waarde heeft en soms aanleiding geeft tot verwarring.
Bij de redactie van de verordening is niet alleen gestreefd naar een adequaat juridisch instrument, maar ook naar een beknopt en leesbaar (hanteerbaar) document. Dit leidt tot enige overlap met de Awb en daarmee tot een beperking van het aantal verwijzingen. Waar niettemin de Awb wordt aangehaald is in de artikelsgewijze toelichting steeds een korte uitleg opgenomen.
Zoals hiervoor vermeld zijn, gelet op het streven naar deregulering, waar mogelijk vereenvoudigingen doorgevoerd. Het aantal artikelen kon hierdoor worden teruggebracht van 38 tot 21. Dit heeft vooral te maken met het beperken van het aantal subsidiesoorten.
De in dit artikel genoemde activiteiten zijn in principe onderwerp van gemeentelijk beleid waarbij subsidiëring als instrument wordt gehanteerd om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. Met de subsidieverordening bestaat een wettelijke grondslag voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de vermelde activiteiten.
Naast het bepalen van subsidieplafonds, binnen het financiële kader dat door de raad is vastgesteld, is het college bevoegd om subsidieregels vast te stellen. In de ASV 2006 werd de term ‘beleidsregels’ gehanteerd, maar omdat de Awb hieraan aan andere betekenis hecht wordt nu de term ‘subsidieregels’ gebruikt.
Aan de hand van subsidieregels kan worden bepaald of activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en hoe de subsidie wordt berekend. Met name voor groepen van gelijksoortige organisaties wordt gewerkt met subsidieregels, zoals bij sportverenigingen, amateurkunst, scouting enz. In totaal kennen we momenteel ongeveer 20 subsidieregels.
Zie wat betreft de uitvoeringsovereenkomst, genoemd in het zesde lid, de toelichting bij artikel 13.
In het zevende lid is geregeld dat het college ook bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidie in gevallen waarin op grond van artikel 4:23 lid 3 van de Awb subsidie mag worden toegekend, ondanks het feit dat geen wettelijke grondslag aanwezig is. Het gaat hierbij met name om incidentele subsidieverlening en de verlening van subsidie in een situatie waarin de gemeentebegroting de subsidieontvanger vermeld, evenals het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.
In dit artikel staan een aantal algemene vereisten die gelden bij subsidieverlening. Om de administratieve druk op (vrijwilligers)organisaties te beperken wordt niet bij elke subsidieaanvraag verlangd dat op alle genoemde punten wordt gerapporteerd. Dit neemt niet weg dat deze zaken van belang zijn. Bij signalen en/of als van gemeentewege wordt geconstateerd dat een organisatie in strijd is of handelt met de vereisten wordt actie ondernomen. In het uiterste geval kan dit leiden tot beëindiging van de subsidie. Op advies van het Wmo-forum zullen de algemene vereisten zoals genoemd in lid 3 t/m 6 voortaan steeds in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld.
De vereiste van een ‘redelijke financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers’ geldt voor de meeste organisaties. In sommige gevallen zal deze eigen bijdrage nihil zijn vanwege de aard van de activiteiten. Te denken valt aan maatschappelijke dienstverlening, vrijwilligerswerk in de zorg, voorlichtingsactiviteiten e.d.
Op basis van dit artikel bestaat zowel voor het college als voor de raad of de rekenkamercommissie de mogelijkheid om onderzoek te doen naar een gesubsidieerde organisatie. Deze is verplicht hieraan alle medewerking te verlenen.
Artikel 4:71 van de Awb noemt een aantal juridische handelingen, zoals het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van statuten, het verwerven van eigendom, het vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van geldleningen of kredietovereenkomsten, enz. Toestemming van het college is nodig als dit leidt tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.
Met een verwijzing naar de Awb biedt het derde lid de mogelijkheid van een egalisatiereserve bij de gesubsidieerde instellingen. Zeker bij grote instellingen is het van belang dat enige buffer aanwezig is om tekorten van het ene jaar te kunnen opvangen met overschotten van een ander jaar. Hiermee kan een doelmatige besteding en doelmatig beheer van subsidiegelden wordt bevorderd. Artikel 4:72 van de Awb bevat nog enkele nadere voorschriften over de vorming van een egalisatiereserve.
Artikel 4:76 bevat een aantal normen ten aanzien van de financiële verslaglegging door organisaties die volledig van subsidie afhankelijk zijn. Het vijfde lid van ons artikel 6 regelt dat dit ook van toepassing is op organisaties die slechts voor een deel van subsidie afhankelijk is. Volgens de Awb kan ‘in overwegende mate’ gelezen worden als meer dan de helft, maar in specifieke gevallen zal de jurisprudentie moeten worden geraadpleegd.
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om te bepalen dat de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is bij een met subsidiegelden opgebouwd vermogen. In een dergelijk geval zal rekening worden gehouden met bestemmingsreserves en de buffer die nodig is voor een gezonde exploitatie.
In artikel 4:41 lid 2 van de Awb wordt aangegeven in welke gevallen van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
Subsidieaanvragen worden in eerste instantie getoetst aan de hier vermelde weigeringsgronden alvorens een verdere behandeling plaats vindt.
Artikel 4:25 regelt dat een subsidie ook kan worden geweigerd als toekenning zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 4:35 noemt nog meer gevallen, zoals het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of als een organisatie failliet is verklaard.
Afdeling 4.2.8 van de Awb geeft in zijn algemeenheid regels voor het gehele proces van per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Door hiernaar te verwijzen verklaren we deze regels van toepassing op al deze subsidies.
Omdat deze verordening moet kunnen dienen als een handvat voor subsidieaanvragers zijn de belangrijkste elementen van het genoemde hoofdstuk van de Awb verwerkt in de artikelen 13 t/m 16: aanvraag, verlening, meerjarige subsidies, vaststelling.
Volgens artikel 4:66 van de Awb wordt subsidie slechts verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Uitzonderingen zijn mogelijk. Het vierde lid van ons artikel 12 is met name van toepassing op organisaties die in oprichting zijn en nog niet over volledige rechtspersoonlijkheid beschikken. Een uitzondering betreft ook de subsidie aan een topsporter cf. de betreffende subsidieregel.
Een subsidieaanvraag moet voor 1 oktober worden ingediend. Dit houdt in dat vóór 1 oktober de gemeente de aanvraag in bezit moet hebben.
In zijn algemeenheid moet zowel bij een structurele als bij een incidentele subsidieaanvraag expliciet worden vermeld welk subsidie wordt aangevraagd. Uitzonderingen gelden slechts als de van toepassing zijnde subsidieregel een grondslag kent op basis van het aantal leden.
Wat betreft activiteitenplan en beoogde prestaties gelden bij vrijwilligersorganisaties andere normen dan bij professionele organisaties. Zo zullen verenigingen vaak kunnen volstaan met vermelding van de aard van de activiteiten en het aantal leden. De subsidieregels geven hierover nadere informatie.
Bij professionele organisaties kan gekozen worden voor een uitvoeringsovereenkomst op maat. Artikel 4:36 van de Awb biedt hiertoe de mogelijkheid. In ons artikel 3 lid 6 wordt hiernaar verwezen. In een dergelijke overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verleend. In overleg tussen gemeente en instelling wordt geregeld op welke manier de activiteiten en de voorgenomen prestaties worden vastgelegd.
Subsidieaanvragers moeten voorafgaand aan het subsidiejaar weten of en hoeveel subsidie wordt verleend. Uitzonderingen zijn denkbaar als zich in het voortraject complicaties hebben voorgedaan. In dergelijke gevallen zal steeds goed worden gecommuniceerd met de subsidieaanvrager.
Als sprake is van activiteiten die in principe jaar na jaar worden uitgevoerd, wordt de voorkeur gegeven aan een meerjarige subsidiebeschikking. Zowel voor de betreffende organisatie als voor de gemeente ontstaat hierdoor eenvoud in de procedure.
Zoals uit de definitie in artikel 1 blijkt heeft het hoofdstuk ‘eenmalige subsidies’ betrekking op uiteenlopende zaken: van een kleine bijzondere activiteit, aanschaf van materialen, tot een investering of een groot project. Het is de eenmaligheid die maakt dat toch dezelfde basisregels kunnen gelden. De verordening biedt de mogelijkheid om onderdelen van de regeling op maat aan te passen. De beoordeling van een investering kan bijvoorbeeld meer tijd in beslag nemen dan 8 weken. De ruimte bestaat om een afwijkende termijn te bepalen (artikel 20).
De bevoegdheid om besluiten te nemen over eenmalige subsidieaanvragen kan worden gedelegeerd aan het afdelingshoofd. De uitvoering van deze bevoegdheid geschiedt vervolgens in overleg met de portefeuillehouder.
De subsidieverordening betreft een algemene regeling. Het college is bevoegd hiervan af te wijken als toepassing van bepaalde regels voor bv. een belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met deze verordening worden beoogd (zie Awb, artikel 4:84).
Als het gaat om afwijking van termijnen kan het betreffende afdelingshoofd worden gemandateerd om hiertoe namens het college te besluiten.