Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Zaanstad 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening en volkshuisvesting |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2008 | 24-06-2008 | vervaleln van paragraaf 2.5 en wijziging in artikel 2.1.2 | 25-10-2007 Gemeenteblad 2007 nr. 83 | Z/2007/59568 | |
03-02-2004 | artikelen 2.5.1, 2.5.2, 2.5.3, 2.5.4, 4.1 | 18-12-2003 gemeenteblad 2003 nr. 43, dd. 22-12-2003 | 2003, nr. 125 | ||
01-01-2002 | Wijziging ivm Euro | 20-09-2001 Gemeenteblad 2001 nr. 35 | 2001, nr. 116 | ||
30-03-2000 | artikelen 1.1, 2.6.1 en 2.6.2 | 24-02-2000 gemeenteblad 2000 nr. 7, dd. 22-03-2000 | 2000 nr. 15 | ||
01-07-1994 | nieuwe regeling | 02-06-1994 Afkondiging 28-06-1994 | 1994 nr.204 |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
In dit register worden op hun aanvraag als woningzoekenden ingeschreven:
de ingezetenen, die niet over een woning beschikken en de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt; onder ingezetenen als hier bedoeld worden mede verstaan zij die, deel uitmakend van het huishouden van hun ouders, minder dan twee jaar staan ingeschreven in de persoonsregisters van de inliggende gemeenten, indien aan die ouders een vergunning voor de ingebruikneming van de door hen bewoonde woonruimte is verleend of indien de ouders woonruimte bewonen, waarvoor het vereiste van een vergunning niet gold.
de ingezetenen, die zelfstandig woonruimte binnen de regio bewonen, doch wensen te verhuizen naar meer bij hun huishouden passende woonruimte of woonruimte, tekst Huisvestingsverordening, na met wijzigingen raad 18 december 2003, geldend vanaf 29 januari 2004 waarvan de woonlasten in een redelijke verhouding tot het inkomen van het huishouden staan;
Inschrijving vindt alleen plaats, indien de leden van het huishouden de Nederlandse nationaliteit bezitten of beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland.
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
De inschrijving in het register van woningzoekenden kan met een periode van 1 jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk binnen 2 maanden vóór het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn daarom schriftelijk heeft verzocht. Het aantal verkregen woningzoekendepunten blijft bij verlenging gehandhaafd.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Het college verleent de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is voor de woonruimte niet een ander huishouden ingeschreven in het in artikel 2.2.1 bedoelde register, dat gegadigde is voor de woonruimte en dat met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 eerder in aanmerking komt. Deze voorwaarde is alleen van toepassing, indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.
Artikel 2.3.4 Bijzondere bepalingen voor nieuwe woonruimte
Artikel 2.4.1 Verhouding inkomen - huurprijs of koopprijs
Indien voor een woonruimte met een huurprijs van minder dan € 272,27 per maand geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij het college bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een inkomen dat het in de tabel genoemde inkomen het minst overschrijdt.
Voor de bepaling van het inkomen dat in de in het tweede lid bedoelde tabel wordt toegepast hanteert het college de volgende nadere uitvoeringsregels:
als inkomen wordt gehanteerd het netto inkomen, herleid tot een belastbaar jaarinkomen volgens de rekenmethode zoals die bij de toepassing van de Wet individuele huursubsidie wordt gehanteerd; indien een (toekomstig) huishouden meer dan één inkomen geniet, wordt het inkomen bepaald door het hoogste inkomen te vermeerderen met 50 % van het inkomen van de partner; het inkomen van de tot het huishouden behorende kinderen wordt niet meegerekend.
Hoofdstuk 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1 Onttrekking en omzetting
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte:
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien de aanvraag betrekking heeft op omzetting van woonruimte, één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van het college voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien de omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens.
Indien het college heeft vastgesteld dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, verlenen zij de onttrekkingsvergunning, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden en overigens aan de door het College gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, dient de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het desbetreffende besluit van het college een waarborgsom te betalen, die gelijk is aan het bedrag dat hij had moeten betalen, indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.
Het college kan beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie, waarbij het de volgende richtlijnen hanteert:
gehele of gedeeltelijke vrijstelling wordt verleend, indien de woonruimte niet voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet (Stbl. 1991, 439) gestelde eisen en het College van burgemeester en wethouders, gelet op de daarmee voor de eigenaar gepaard gaande kosten geen aanleiding ziet om een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen of tot het aanbrengen van verbeteringen te doen uitgaan, een en ander voor zover de slechte toestand waarin de woonruimte verkeert, niet aan de eigenaar of anderszins rechthebbende op die woonruimte dan wel hun rechtsvoorgangers is toe te rekenen.
Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kan het college de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
Hoofdstuk 4 VERDERE BEPALINGEN
Het college kan met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Met de opsporing van de bij artikel 84 van de wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College van burgemeester en wethouders, waarbij het zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 4.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling en de volkshuisvesting werkzaam zijn.
Hoofdstuk 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.
Woningzoekenden van de gemeente, die als doorstromers andere woonruimte vragen, krijgen boven de punten, die zij op grond van artikel 2.5.3, vierde lid, sub b ontvangen, 15 punten per maand voor elke maand die zij in hun huidige woning wonen, te rekenen vanaf het tijdstip waarop zij de woning volgens het persoonsregister hebben betrokken tot 1 juli 1994.