Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening (Apv) (versie 14) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening (Apv) (versie 14) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op de artikelen 149, 154 en 174 van de Gemeentewet, artikel 6 Wet basisregistraties adressen en gebouwen en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2013 | 18-02-2014 | art. 1.3 lid 2, art. 2.4.17 lid 2, art. 2.4.4, art. 5.1.7 | 13-12-2012 Apeldoorns Stadsblad, 3 januari 2013 | 120-2012 | |
19-07-2012 | 10-01-2013 | hoofdstuk 4, afdeling 2, art. 5.1.11, art. 6.1 en art. 6.5) | 21-06-2012 Apeldoorns Stadsblad, 11 juli 2012 | 62-2012 | |
22-12-2011 | 19-07-2012 | Onbekend | 24-11-2011 Apeldoorns Stadsblad, 14 december 2011 | 116-2011 | |
28-07-2011 | 22-12-2011 | Onbekend | 30-06-2011 Apeldoorns Stadsblad, 20 juli 2011 | 32-2011 | |
23-06-2011 | 28-07-2011 | Onbekend | 26-05-2011 Apeldoorns Stadsblad, 15 juni 2011 | 32-2011 | |
12-05-2011 | 23-06-2011 | Onbekend | 14-04-2011 Apeldoorns Stadsblad, 4 mei 2011 | 32-2011 | |
21-10-2010 | 12-05-2011 | Onbekend | 23-09-2010 Apeldoorns Stadsblad, 13 oktober 2010 | 116-2010 |
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. 4 oktober 2006, nr. 99a-2006;
gelet op de artikelen 149, 154 en 174 van de Gemeentewet, artikel 6 Wet basisregistraties adressen en gebouwen en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
vast te stellen de navolgende Algemene plaatselijke verordening 2006.
HOOFDSTUK 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Beslissingstermijn
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.1, eerste lid jo. derde lid, aanhef en onder a, artikel 2.1.5.2, eerste lid jo. derde lid, aanhef en onder a, artikel 2.1.5.3 of artikel 4.5.2.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op de volgende artikelen in deze
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat het op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 2a Betaald voetbalwedstrijden
Het is verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2.2a.1 de orde te verstoren.
1.Het is verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2.2a.1 onnodig op te dringen,
door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te
Artikel 2.2a.3 Supportersstromen en bestuurlijke ophouding
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en inhet bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht om, indien sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.
Al degenen die behoren tot de supportersvereniging van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedraging of anderszins kenbaar maken zijn verplicht om, indien sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken uit de gemeente.
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig plaatsbewijs voor de wedstrijd en op een of andere wijze de openbare orde verstoren of ernstig dreigen te verstoren dan wel racistisch gedrag ver- tonen of racistische uitlatingen doen, zijn verplicht zich op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in een door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Apeldoorn.
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1.Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie terras bij een horecabedrijf
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een terras bij het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van een terras bij het horecabedrijf.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 Gemeentewet treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Artikel 2.3.1.12 Nadere regels
De burgemeester kan nadere regels stellen die strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning voor het alcoholvrije bedrijf is vereist.
Artikel 2.3.1.13 Alcoholvrij bedrijf
Bij overlijden van de vergunninghouder kan de exploitatie van het alcoholvrije bedrijf door of namens één van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot 3 maanden na het overlijden of, indien binnen die termijn terzake een nieuwe vergunning is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag onherroepelijk is beslist.
Artikel 2.3.1.15 Aanvraag vergunning alcoholvrij bedrijf
De vergunning wordt aangevraagd bij de burgemeester op een door hem vastgesteld formulier.
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2.3.3.3 Aanvraag ter verkrijging van een aanwezigheidsvergunning
Indien de aanvraag een laagdrempelige inrichting betreft, dient de ondernemer een afschrift van het inschrijfbewijs van het Bedrijfschap Horeca bij de aanvraag te overleggen.
Paragraaf 4 Speelautomatenhallen
Artikel 2.3.4.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen;
Artikel 2.3.4.2 Exploitatievergunning speelautomatenhallen
Artikel 2.3.4.3 Aanvraag exploitatievergunning
De ondernemer dient de vergunning schriftelijk aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2.3.4.6 Vervallen vergunning
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden, dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen 26 weken na verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 5 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.5.2 Exploitatie speelgelegenheid
Het eerste lid is niet van toepassing op:
gelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen of waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten;
Artikel 2.3.5.4 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
Artikel 2.3.5.7 Sluitingsuur en tijdelijke sluiting
Het in de artikelen 2.3.1.4, 2.3.1.5, 2.3.1.6, 2.3.1.7 en 2.3.1.8 van deze verordening bepaalde
is onverminderd van toepassing op speelgelegenheden die niet tevens als horecabedrijf als
bedoeld in artikel 2.3.1.1 van deze verordening zijn aan te merken.
Artikel 2.3.5.8 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning, als bedoeld in
artikel 2.3.5.2, eerste lid, intrekken indien:
Artikel 2.3.5.9 Beëindiging exploitatie
De vergunning vervalt zodra de schriftelijke mededeling als bedoeld in het eerste lid is ontvangen, tenzij daarbij is aangegeven dat de exploitatie van de speelgelegenheid door een andere exploitant wordt voortgezet en een aanvraag om vergunning voor die speelgelegenheid binnen twee weken na ontvangstdatum van de in het eerste lid gedane mededeling wordt ingediend.
Artikel 2.3.6.1. Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van wat in het maatschappelijke verkeer wordt aangeduid als een grow- , smart- of headshop;
Artikel 2.3.6.3 Maximumstelsel
Vergunning kan slechts worden verleend voor een beperkt aantal inrichtingen, waarbij het maximum wordt bepaald door het aantal inrichtingen dat op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf wordt geëxploiteerd, welk aantal door de burgemeester wordt vastgesteld
Een exploitant en de leidinggevende:
a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke
Artikel 2.3.6.5 Weigeringsgronden
Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en van de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal komen te liggen;
c. de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting;
d. de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;
e. de wijze van bedrijfsvoering van een leidinggevende van de inrichting f. in deze of in andere inrichtingen;
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde duur, gesloten verklaren:
a. indien die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;
b. indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
c. indien de burgemeester oordeelt dat een van de in artikel 2.3.6.9 genoemde situaties waarbij intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.
Artikel 2.3.6.9 Aanwezigheid in een gesloten inrichting
Het is bezoekers van een inrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting krachtens artikel 2.3.6.7 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.6.8 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2.3.6.10 Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6. kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
a. aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
b. een leidinggevende van de inrichting toestaat dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd;
c. zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
d. is gehandeld in strijd met het bij of krachtens het artikel 2.3.6.11 bepaalde;
e. een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met betrekking tot de inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;
Artikel 2.3.6.11 Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is.
Artikel 2.3.6.12 Vervallen vergunning
De vergunning vervalt, indien:
a. de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan twee maanden is of wordt onderbroken;
b. er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd;
c. een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend.
Artikel 2.3.6.13 Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen de eerste vier weken van bovengenoemde termijn van drie maanden een ingevolge artikel 2.3.6.2, eerste lid, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Bezit van inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling, schoolplein, winkelcentrum of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor deze is bestemd.
Artikel 2.4.10a Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die, hetzij alleen, hetzij in groepsverband, de openbare orde ernstig verstoort door het plegen van strafbare feiten, anderszins personen lastig valt of schade toebrengt, of bij ernstige vrees daarvoor, het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij bevel gegeven plaats of gebied gedurende de in het bevel genoemde tijd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2.4.17 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
Het in het tweede lid bepaalde geldt, voor wat betreft door het college aangewezen plaatsen, niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond doet begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke en blaffende honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Verbod begeven op de weg om drugs te verhandelen
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.7.2 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet e gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van het gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 8 Preventief fouilleren
Artikel 2.8.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 9 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.9.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen
is bevoegd om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij deze verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn;
HOOFDSTUK 3 Seksinrichtingen, straatprostitutie
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotisch café of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 454,= of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid en verlichting
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het college kan maximaal 12 dagen per kalenderjaar vaststellen waarop het een inrichting is toegestaan een incidentele festiviteit te houden, waarbij de voorschriften 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting op een door het college te bepalen termijn voor de aanvang van de incidentele festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het college houdt hierbij rekening met het aantal aangewezen collectieve festiviteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.
Het college kan maximaal 12 dagen per kalenderjaar vaststellen waarop het een inrichting is toegestaan een incidentele festiviteit te houden, waarbij het voorschrift 4.113 van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting op een door het college te bepalen termijn voorafgaand aan de aanvang van de incidentele festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het college houdt hierbij rekening met het aantal aangewezen collectieve festiviteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 (Geluids)hinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden zich met een motorvoertuig, een scooter, een bromfiets of een snorfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.
Artikel 4.1.7 Overige geluidshinder
Het verbod geldt eveneens niet als sprake is van (onderhouds) werkzaamheden aan (spoor)wegen en andere infrastructurele werken, welke in het algemeen belang noodzakelijk zijn, mits de opdrachtgever het college ten minste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk daarvan in kennis heeft gesteld. Het schriftelijk in kennis stellen kan achterwege blijven als sprake is van werkzaamheden met een spoedeisend karakter die worden uitgevoerd om een onveilige (verkeers)situatie te beëindigen.
Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.3 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
1. De inzameling kan plaatsvinden door middel van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen.
2. Het college kan bepalen door middel van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met gebruikmaking van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt
3. Het college kan regels stellen omtrent de inzamelmiddelen en -voorzieningen en omtrent de verstrekking of beschikbaarstelling ervan.
4. In afwijking van artikel 10.21 van de wet (inzameling bij elk perceel) kan op grond van artikel 10.26, eerste lid 1, sub a van de wet inzameling nabij elk perceel c.q. percelen plaatsvinden in het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en mits de maximale afstand van de perceelsgrens tot de plaats van inzameling niet meer bedraagt dan 75 meter.
5. Het college kan nadere regels stellen omtrent het bepaalde in het vierde lid. Daarbij kan worden bepaald dat in uitzonderlijke situaties de afstand van 75 meter mag worden verruimd tot maximaal 125 meter.
Artikel 4.2.2.4 Frequentie van inzameling
1. Huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval worden ten minste eenmaal per week bij elk perceel ingezameld.
2. Het college kan besluiten deze inzamelingen in regelmatige afwisseling te doen plaatsvinden.
3. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
4. Het college kan vanwege voortschrijdend inzicht of nieuwe ontwikkelingen besluiten om bij wijze van proef af te wijken van het tweede en derde lid.
5. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld alsmede afwijkingen daarvan in verband met feestdagen en dergelijke.
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Behoudens het bepaalde in artikel 4.2.4.2, tweede lid is het verboden andere categorieën afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.
Artikel 4.2.3.2 Aanbiedverbod anderen dan gebruikers van percelen
1. Het is anderen dan de gebruiker van een perceel verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.
2. Het is aan personen die geen woon- of verblijfplaats in de gemeente Apeldoorn hebben, verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of achter te laten.
3. Het is anderen dan hen aan wie een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is toegewezen, verboden hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden door middel van dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening.
Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk aanbieden
1. Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals genoemd in artikel 4.2.2.2, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.
2. Het verbod geldt niet voor categorieën van personen die zijn aangewezen in door het college te stellen regels.
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden
1. Behoudens het gebruik van inzamelvoorzieningen zoals een wijkcontainer of een brengdepot is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid een inza-melmiddel of een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan met gebruikmaking van het betreffende inzamelmiddel of de betref-fende inzamelvoorziening.
2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen met gebruikmaking van een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamel-middel of deze inzamelvoorziening is bestemd.
3. Het college kan regels stellen omtrent het gebruik van inzamelmiddelen en -voorzieningen.
4. Het college kan regels stellen omtrent de plaats waar en de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
5. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.
6. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op een andere plaats en wijze ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens dit artikel is bepaald.
Artikel 4.2.3.5 Dagen en tijden
Het is verboden categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens artikel 4.2.2.4, vijfde lid is bepaald.
Artikel 4.2.3.6 Bijzondere gevallen
In afwijking van hetgeen bij of krachtens deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.
Paragraaf 4 Bedrijfsafvalstoffen
Artikel 4.2.4.1 Inzameling door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 4.2.4.2 Ter inzameling aanbieden aan de inzameldienst
1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.
2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 4.2.4.1 aangewezen bedrijfsafvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belas-tingplicht op grond van de Verordening afvalstoffenheffing gemeente Apeldoorn of anderszins aan de betalingsverplichting voldoet.
3. Het college kan regels stellen omtrent de dagen en tijden, plaatsen waar en wijzen waarop de krachtens artikel 4.2.4.1 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inza-meling kunnen worden aangeboden.
4. Het is verboden de krachtens artikel 4.2.4.1 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.
Artikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden aan een ander
1. Het college kan regels stellen omtrent het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst en andere inzamelaars.
2. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.
3. Het college kan regels stellen omtrent het bewaren van bedrijfsafvalstoffen in afwachting van periodieke inzameling.
Paragraaf 5 Diffuse milieuverontreiniging
Artikel 4.2.5.1 Zwerfafval en afvaldumping
1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college aangewezen plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot nadelige gevolgen voor het milieu.
2. Het verbod is niet van toepassing op het overeenkomstig deze afdeling ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen en op het thuis compos-teren van groente-, fruit- en tuinafval.
3. Het verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Besluit Bodemkwaliteit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.
4. Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.
1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden en dergelijke.
2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in de voorgeschreven bakken, manden en dergelijke.
Artikel 4.2.5.3 Ter inzameling gereed staande afvalstoffen
1. Voor anderen dan de inzameldienst, andere inzamelaars, toezichthouders en opsporings-ambtenaren is het verboden huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen alsmede de daartoe gebruikte inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen die ter inzameling gereed staan, te doorzoeken of mee te nemen.
2. Het is verboden tegen afvalstoffen, inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of anderszins te behandelen waardoor er zwerfafva
Artikel 4.2.5.4 Afvalbakken inrichtingen voor eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
a. een afvalbak of soortgelijk inzamelmiddel in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;
b. zorg te dragen dat dit inzamelmiddel van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat dit inzamelmiddel steeds tijdig wordt geleegd;
c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting en overigens terstond op eerste aanzegging van een toezichthouder als bedoeld in artikel 4.2.7.2, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 4.2.5.5 Reclamebiljetten en ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze biljetten of dit materiaal of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze/dit in de omgeving van de plaats van verspreiding op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats worden/ wordt weggeworpen.
Artikel 4.2.5.6 Vervoeren, laden, lossen, andere werkzaamheden
1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te vervoeren, te laden, te lossen of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan.
2. Indien bij de in het eerste lid bedoelde activiteiten de weg is verontreinigd of nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan, is degene die de activiteiten verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht de weg te reinigen of te laten reinigen respectievelijk de nadelige gevolgen voor het milieu ongedaan te maken:
a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van de weg oplevert;
b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van de weg oplevert;
c. elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden indien de werkzaamheden langer dan een dag duren;
d. zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de nadelige gevolgen voor het milieu.
Paragraaf 6 Opslag afval en afgifte autowrakken
Artikel 4.2.6.1 Opslagverbod afvalstoffen
1. Het is verboden afvalstoffen en daarmee uit oogpunt van visuele hinder en andere nadelige- gevolgen voor het milieu gelijk te stellen stoffen of voorwerpen, op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.
2. Het verbod is ook van toepassing op niet voor het publiek zichtbare plaatsen indien de volksgezondheid in het geding is.
3. Het verbod is niet van toepassing op een door het college aangewezen plaats. Daarbij kunnen regels worden gesteld ter bescherming van het milieu.
Artikel 4.2.6.2 Afgifte autowrakken
Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat af-komstig is van een huishouden, anders dan overeenkomstig artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.
Afdeling 3 Bodem- en milieuverontreiging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.3.2 Natuurlijke behoeften doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.3.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door haar gestelde regels, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer:
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
vellen: onder vellen wordt mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, kandelaberen en knotten, tenzij dit als regulier onderhoud geschiedt, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
een alleenstaande wilg, - populier, - ceder, - douglas, - berk en - fijnspar waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 95 centimeter of minder, tenzij zodanige boom is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 4.5.5, tweede lid, of artikel 4.5.8 van deze verordening;
Artikel 4.5.5 Weigeringsgronden en vergunningsvoorschriften
Zij kunnen hierbij als criterium de boomwaarde, bedoeld in artikel 4.5.1 hanteren.
Artikel 4.5.6 Spoedeisend belang
Het bevoegd gezag kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of spoedeisend belang.
1.Een verleende vergunning voor het vellen van een houtopstand wordt in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in een lokaal dag- of weekblad;
Artikel 4.5.8 Herplant/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand, waarop het verbod tot velling als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is teniet gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand, waarop het verbod tot velling als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.10 Bijzondere bomen
Het college deelt haar besluit omtrent plaatsing op de lijst van bijzondere bomen schriftelijk mede aan de eigenaar en andere zakelijk gerechtigde en, voor zover van toepassing, aan degene die om plaatsing heeft verzocht. Besluiten met betrekking tot de lijst van bijzondere bomen worden in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in een lokaal dag- of weekblad.
HOOFDSTUK 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
weg: de verharde of onverharde rijbanen met inbegrip van de middenberm of middengeleiding, de parkeerstroken en parkeerhavens en vluchtstroken, alsmede de in de weg gelegen bruggen en de naast de rijbaan gelegen paden, bermen en zijkanten, alsmede de parkeerterreinen, een en ander voor zover zij voor het openbaar rijverkeer openstaan;
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan 72 uur achtereen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.5 Aanhangwagens, caravans e.d.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan 72 uren achtereen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben.
Het is de eigenaar, houder of bestuurder van een voertuig verboden dit te doen te laten staan of daarmede te rijden in of op openbare beplantingen, plantsoenen, grasperken of groenstroken, welke niet deel uitmaken van een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeersweg 1994.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt verstaan: het in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen: uitstallingen op de weg
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de raad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten, braderieën en overige incidentele markten
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op de in het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water: a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5.3.3, tweede lid bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Artikel 5.6.5 Gedoogplicht naamborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
HOOFDSTUK 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
De opsporing van de in het derde en vierde lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
In afwijking van het eerste lid is een gedraging in strijd met de volgende artikelen een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º van de Wet op de economische delicten: 4.2.2.5, 4.2.3.1, 4.2.3.2, 4.2.3.3, 4.2.3.4, 4.2.3.5, 4.2.4.2, 4.2.4.3, 4.2.5.1, 4.2.5.2, 4.2.5.3, 4.2.5.4, 4.2.5.5, 4.2.5.6, 4.2.6.1, 4.2.6.2.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op basis van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten blijven van kracht, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de nadere regels en aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Het college kan in afwijking van het vorige lid besluiten dat de op grond van de in het negende lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hem te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.1, derde lid, 2.1.5.2, 2.1.5.3 en 4.5.2 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Vergunningen verleend krachtens Hoofdstuk 4, Afdeling 2 zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de dertiende wijziging van deze verordening, blijven gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2.2.1, tweede lid van deze afdeling.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens Hoofdstuk 4, Afdeling 2 zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de dertiende wijziging van deze verordening, blijven, voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening, gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de dertiende wijziging van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van Hoofdstuk 4, Afdeling 2 zoals dit gold voor deze wijziging, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag om vergunning of ontheffing beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2.2.1, tweede lid van deze verordening.
Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift, betreffende een vergunning of ontheffing dan wel een voorschrift of beperking dat voor of na de inwerkingtreding van de dertiende wijziging van deze verordening is ingekomen, wordt beslist met toepassing van Hoofdstuk 4, Afdeling 2 zoals dit gold voor de inwerkingtreding van deze wijziging.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene plaatselijke verordening 2006’ en vervangt de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2001, vastgesteld d.d. 20 september 2001 en laatstelijk gewijzigd d.d. 1 december 2005.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 5 oktober 2006
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 13 oktober 2006
Inwerking getreden d.d. 21 oktober 2006
Gewijzigd bij besluit d.d. 25 januari 2007 (toegevoegd artt. 2.9.1 t/m 2.9.4)
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 26 januari 2007
Inwerking getreden d.d. 1 februari 2007
Gewijzigd bij besluit d.d. 8 maart 2007 (art. 2.9.2)
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 16 maart 2007
Inwerking getreden d.d. 24 maart 2007
Gewijzigd bij besluit d.d. 24 mei 2007 (afdeling 7, art 4.1.7)
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 29 juni 2007
Inwerking getreden d.d. 7 juli 2007
Gewijzigd bij besluit d.d. 21 juni 2007 (art. 2.4.8)
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 29 juni 2007
Inwerking getreden d.d. 7 juli 2007
Gewijzigd bij besluit d.d. 21 juni 2007 (art. 2.4.8)
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 29 juni 2007
Inwerking getreden d.d. 7 juli 2007
Gewijzigd bij besluit d.d. 29 mei 2008 (artt. 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 18 juni 2008
Inwerking getreden d.d. 27 juni 2008
Gewijzigd bij besluit d.d. 18 juni 2009 (artt. 2.1.3.1, 2.3.1.1, 2.3.2.3, 2.3.4.8 lid 2, 3.4.2 lid 3, 5.1.5, 5.1.10, 5.1.11)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 15 juli 2009
Inwerking getreden d.d. 23 juli 2009
Gewijzigd bij besluit d.d. 4 februari 2010 (artt. 2.2.1. lid 1, 2.3.1.2, lid 4, 2.4.2 lid 2, 2.4.19, lid 3 en 4, 4.4.2, 5.2.1., 5.2.2., hst. 5 afdeling 6)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 24 februari 2010
Inwerking getreden d.d. 4 maart 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 17 juni 2010 (artt. 2.4.25, 2.7.2, 2.4.7, 2.4.9, 2.4.9 lid 1, 2.4.10, 5.2.2.)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 30 juni 2010
Inwerking getreden d.d. 8 juli 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 9 september 2010 (artt. 1.1, 1.2, 2.1.1.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.6, 4.5.7, 4.5.8, 6.1, 6.2, 6.5)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 22 september 2010
Inwerking getreden d.d. 1 oktober 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 23 september 2010 (art. 1.1, hst. 5 afd. 3, hst. 5 afd. 6, art. 6.1 lid 4, art. 6.3 lid 2)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 13 oktober 2010
Inwerking getreden d.d. 21 oktober 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 14 april 2011 (art. 1.8 en 1.9)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 4 mei 2011
Inwerking getreden d.d. 12 mei 2011
Gewijzigd bij besluit d.d. 23 mei 2011 (art. 2.3.1.4, 4.1.7, 4.2.2.1)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 15 juni 2011
Inwerking getreden d.d. 23 juni 2011
Gewijzigd bij besluit d.d. 30 juni 2011 (art. 2.4.10a)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 20 juli 2011
Inwerking getreden d.d. 28 juli 2011
Gewijzigd bij besluit d.d. 30 juni 2011 (art. 2.4.10a)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 20 juli 2011
Inwerking getreden d.d. 28 juli 2011
Gewijzigd bij besluit d.d. 24 november 2011 (art. 2.1, hst.2 paragraaf 6 )
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 14 december 2011
Inwerking getreden d.d. 22 december 2011
Gewijzigd bij besluit d.d. 21 juni 2012 (hoofdstuk 4, afdeling 2, art. 5.1.11, art. 6.1 en art. 6.5)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 11 juli 2012
Inwerking getreden d.d. 19 juli 2012
Gewijzigd bij besluit d.d. 13 december 2012 (art. 1.3, art. 2.4.4, 2.4.17, 5.1.7)
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 3 januari 2013