Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

verordening op het bewaren van houtopstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingverordening op het bewaren van houtopstand
CiteertitelBomenverordening 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Inwerkingtreding opgenomen in regeling

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

15 van de Boswet, de artikelen 174 en 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-11-201001-10-201026-07-2012Onbekend

21-10-2010

Informeer 11-11-10

31-8-2010/2010.0029358

Tekst van de regeling

Intitulé

verordening op het bewaren van houtopstand

 

De raad van de gemeente Haarlemmermeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2010 gelet op artikel 15 van de Boswet, de artikelen 174 en 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende

verordening op het bewaren van houtopstand (Bomenverordening gemeente Haarlemmermeer 2010)

 

Begripsomschrijving

Artikel 1
  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 2.

    boom: houtachtige, overblijvende gewassen met een dwarsdoorsnede van de stam minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • 3.

    hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • 4.

    houtopstand: hakhout, op houtwal, heesters en struiken in een bosplantsoen of één of meer bomen;

  • 5.

    dunning: velling, die uitsluitend als voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;e. knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • 6.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

  • 7.

    boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

    • a.

      de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1.3 meter boven het maaiveld;

    • b.

      de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

    • c.

      de standplaatswaarde;

    • d.

      de conditiewaarde;

    • e.

      de waarde van de plantwijze;

  • 8.

    monumentale boom: een boom die als zodanig is aangewezen op de door het college vastgestelde bomenlijst;

  • 9.

    waardevolle toekomst boom: een boom die als zodanig is aangewezen op de door het college vastgestelde bomenlijst;

  • 10.

    gemeentelijke boom: een boom welke op grond staat in eigendom van de gemeente;

  • 11.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 12.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

  • 13.

    vergunning: een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 14.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 15.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de door of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Kapverbod

Artikel 2
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand bestaande uit monumentale bomen, waardevolle toekomstbomen en gemeentelijke bomen, die voldoen aan de begripsomschrijving van artikel 1, te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

  • a.

    wegbeplantingen en éénrijïge beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fijnsparren en andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • c.

    kweekgoed;

  • d.

    een houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bossschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor:

  • a.

    houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld indien er sprake is van een gemeentelijk boom (voor zover wordt voldaan aan de begripsomschrijving van artikel 1, lid 1 sub a);

  • b.

    het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van reguliere onderhoud;

  • c.

    het periodiek knotten als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte bomen;

  • d.

    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.

Artikel 3

In geval van ernstige gevaarzetting is het bevoegd gezag bevoegd een aanschrijving of last tot het vellen van houtopstand uit te vaardigen. Het in het eerste lid vervatte verbod is in zodanig geval niet van toepassing, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.

Weigeringsgronden

Artikel 4
  • 1.

    De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    natuur- en milieuwaarden;

  • b.

    landschappelijke waarden;

  • c.

    cultuurhistorische waarden;

  • d.

    waarden van stads- en dorpsschoon;

  • e.

    waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • f.

    de beeldbepalende waarde van de houtopstand.

  • 2.

    Het bevoegd gezag betrekt bij haar beslissing de toepasselijke gemeentelijke bestemmings-, groen-, groenstructuur- of landschapsplannen.

    Bomenrooilijst

     

Artikel 5  

 

    • 1.

      Indien de aanvrager meer dan 20 bomen wil vellen die niet allen op één kadastraal perceel zijn gelegen, kan de aanvraag worden ingediend in de vorm van een bomenrooilijst. Als de aanvrager de gemeente zelf is, is de indiening van een bomenrooilijst in dit geval verplicht. De bomenrooilijst geldt als aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • 2.

      De bomenrooilijst omvat in ieder geval een voor ieder goed herkenbare omschrijving en standplaats per boom.

      Vervaltermijn bomenrooilijst

Artikel 6
  • 1.

    De beslissing betreffende de bomenrooilijst vervalt, indien en voor zover hiervan binnen een jaar nadat de bomenrooilijst onherroepelijk is geworden geen of niet volledig gebruik is gemaakt;

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college de in lid 1 bedoelde termijn op verzoek van de aanvrager met een jaar verlengen.

Voorschriften

Artikel 7
  • 1.

    Aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (waaronder de beslissing betreffende de bomenrooilijst) kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorwaarden mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan in elk geval aan een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant. Als sprake is van een monumentale boom of een beeldbepalende boom wordt altijd een herplantplicht opgelegd.

  • 3.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het tweede lid aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst verbonden, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze een niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Aan een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden, waaronder de bomenrooilijst wordt altijd het voorschrift verbonden dat van de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst pas gebruik mag worden gemaakt:

    • a.

      nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6.7 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken zonder dat een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8.81 van die wet is ingediend; dan wel

    • b.

      nadat binnen de onder a. bedoelde termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend en op dit verzoek afwijzend is beslist.

  • 5.

    In het kader van een herplant of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 20 centimeter dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan, indien er sprake is van een spoedeisend belang, afwijken van het bepaalde in het vierde lid.

Herplant-/instandhoudingsplicht

Artikel 8
  • 1.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het gevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegde gezag te geven aanwijzingen binnen een daarbij te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 3.

    Indien een houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 4.

    Wordt een verplichting als bedoeld in dit artikel opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn een niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Maatregelen in verband met iepziekte

Artikel 9
  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door schimmel Ophi-ostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolscolytus (F.), Scolytusmultistratius (Marsh) en Scolytus pygmaeus).

  • 2.

    Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college opleveren voor verspreiding van de iepziekte of vermeerdering van iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen twee weken:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen en/of

    • c.

      de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 4.

    Het lid 3 gestelde verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

Schadevergoeding

Artikel 10

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

Inwerkingtreding

Artikel 11
  • 1.

    Deze verordening treedt op 1 oktober 2010 in werking.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Bomenverordening gemeente Haarlemmermeer 2007, vastgesteld bij raadsbesluit d.d.19 april 2007 en alle nadien vastgestelde wijzigingsverordeningen.

Overgangsbepaling

Artikel 12
  • 1.

    Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 11, tweede lid, blijven – indien en voor zover het verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorwaarden en verplichtingen opgelegd krachtens de verordening als bedoeld in artikel 15, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen bedoeld in het eerste lid en voorwaarden en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, voorwaarden en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 15, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, zijn de bepalingen van de verordening bedoeld in artikel 15, tweede lid, van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

  • 5.

    De aanwijzing van monumentale bomen op basis van artikel 11, tweede lid, blijven van kracht.

Slotbepaling

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bomenverordening gemeente Haarlemmermeer 2010".