Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nuth

Algemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNuth
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening welzijn Nuth 2000.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Wet Bestuursrecht, art. 4.2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-01-200501-01-200501-08-2020Nieuwe regeling

21-12-2004

Nuth & Omstreken, 12-01-2005

WEBU/2004/7218

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005

 

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeente: de gemeente Nuth;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Nuth;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuth;

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • e.

    subsidiebeschikking: de beschikking als bedoeld in artikel 11 van deze verordening;

  • f.

    activiteit: een door de instelling uitgevoerde activiteit die van sociaal-maatschappelijk belang is, en waarvoor op grond van deze verordening subsidie kan worden verkregen;

  • g.

    instelling: een in de gemeente Nuth werkzame rechtspersoon naar burgerlijk recht, die krachtens deze verordening subsidie ontvangt of wenst te ontvangen ten behoeve van het uitvoeren van activiteiten;

  • h.

    aanvrager: een instelling die conform deze verordening verzoekt om subsidie;

  • i.

    activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, de daarmee nagestreefde doelstellingen en per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;

  • j.

    begroting: een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • k.

    boekjaar: onder het boekjaar wordt hetzelfde verstaan als een kalenderjaar;

  • l.

    beleid: Het beleid zoals neergelegd in de door de raad, c.q. het college van B&W, vastgestelde beleidsnota’s;

  • m.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies, op grond van de in de beleidsnota’s vastgelegde subsidiegrondslagen;

Artikel 2: Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door de gemeente Nuth worden verstrekt aan instellingen die binnen de gemeente hun activiteiten ontplooien.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidieverzoeken van niet in de gemeente Nuth gevestigde dan wel werkzame instellingen, neemt het college afzonderlijke besluiten. Hierbij worden de in deze verordening opgenomen bepalingen als uitgangspunt genomen.

Artikel 3: Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan jaarlijks, al dan niet per beleidsterrein, besluiten om een subsidieplafond in te stellen.

  • 2.

    In het geval dat een subsidieplafond wordt ingesteld, stelt het college aan de hand van het te volgen beleid verdeelregels op voor het beschikbare budget.

Artikel 4: Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverstrekking kan geweigerd worden indien een verstrekking zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    De subsidieverstrekking kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De subsidieverstrekking kan bovendien geweigerd worden indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surcéance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 4.

    Een subsidieverstrekking kan ook om andere dan de in de lid 1, 2 en 3 genoemde redenen geweigerd worden. Dit kan indien er reden bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente en haar ingezetenen, dan wel niet ten goede komen aan de gemeente en haar ingezetenen;

    • b.

      een verstrekte subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel waarvoor deze beschikbaar is gesteld;

    • c.

      de activiteiten een partijpolitiek karakter hebben, of gericht zijn op de uitoefening van een godsdienst of levensbeschouwing;

    • d.

      de activiteiten in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de activiteiten niet in het gemeentelijk beleid passen;

    • g.

      in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op een andere wijze in belangrijke mate is voorzien, of kan worden voorzien.

Hoofdstuk 2: Subsidieverstrekking

2.1 Algemene bepalingen

Artikel 5 Algemene criteria voor subsidieverstrekking

Een gemeentelijke subsidie ten behoeve van de organisatie van activiteiten wordt slechts verstrekt indien, naar de mening van het college, aan de volgende criteria is of wordt voldaan:

  • a.

    ondersteuning van de activiteit behoort tot de kerntaken van de gemeente. Dit betekent dat door de gemeente Nuth aan de activiteit een belangrijke sociaal-culturele of maatschappelijke functie wordt toebedacht; en

  • b.

    de activiteiten zonder gemeentelijke subsidie niet kunnen worden uitgevoerd of op grond van wet- en regelgeving dan wel op grond van door de gemeente verstrekte opdrachten een verplichting tot subsidiering bestaat; en

  • c.

    de instelling haar diensten ter beschikking stelt aan alle inwoners in de gemeente, ongeacht hun afkomst, huidskleur, geaardheid, gezindheid, politieke en/of economische achtergrond, waarbij de instelling zich houdt aan wettelijke bepalingen daaromtrent.

Artikel 6 Criteria voor incidentele subsidies

Incidentele subsidies kunnen worden verstrekt door het college in verband met:

  • 1.

    experimenten, eenmalige activiteiten, extra steun aan noodlijdende instellingen, en andere niet nader aan te geven activiteiten voor welke op grond van deze verordening subsidie kan worden aangevraagd.

  • 2.

    geleverde zeer bijzondere prestaties door de instelling op regionaal, provinciaal, landelijk of internationaal niveau georganiseerde concoursen, wedstrijden of competities.

  • 3.

    De viering van een jubileum van een instelling.

2.2 De aanvraag

Artikel 7 Indienen van een subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor structurele subsidie dient bij het college te worden ingediend vóór 1 april.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient minimaal 12 weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend bij het college.

  • 3.

    Indien een aanvraag te laat wordt ingediend, kan in de daarvoor geschikte gevallen door het college besloten worden om de aanvraag toch in behandeling te nemen.

  • 4.

    Een subsidieaanvraag, die ingediend wordt nadat de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd heeft plaatsgevonden, wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 8 Eisen m.b.t. de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      een dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

    • d.

      een activiteitenplan;

    • e.

      een begroting.

  • 2.

    Indien voor het eerst subsidie wordt aangevraagd, dient de aanvrager tevens de volgende stukken te overleggen:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte / stichtingsakte;

    • b.

      een afschrift van de statuten;

    • c.

      het huishoudelijk reglement;

    • d.

      een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, bij voorkeur in de vorm van een jaarrekening.

  • 3.

    Het college kan gemotiveerd verlangen dat andere stukken of informatie als bedoeld in lid 1 of 2 worden ingediend, indien het college dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat een of meer van de in dit artikel genoemde stukken niet overgelegd hoeft te worden, indien daarmee geen aantoonbaar belang gediend is, of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Artikel 9 Hersteltermijn

Indien een aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zou bevatten, stelt het college de aanvrager in staat om binnen een termijn van vier weken deze gegevens te corrigeren, dan wel aan te vullen.

2.3 De subsidieverlening/vaststelling

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    De termijn die het college heeft om een beschikking af te geven, wordt gesteld op 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Indien het college niet in staat is om binnen de in lid 1 genoemde termijn een beslissing te nemen, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld, en vermeld daarbij tevens een termijn waarbinnen de aanvrager de beschikking wel tegemoet kan zien.

Artikel 11 De subsidiebeschikking

  • 1.

    In de subsidiebeschikking wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie verstrekt is;

    • b.

      het subsidiebedrag;

    • c.

      de periode waarover de subsidie verleend wordt;

    • d.

      eventuele voorschotten;

    • e.

      de bezwaarmogelijkheden.

  • 2.

    Het college kan een instelling een beschikking tot subsidievaststelling of een beschikking tot subsidieverlening verstrekken.

  • 3.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde subsidiebedrag.

  • 4.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, waarin hij aantoont dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Voor zover van belang legt de subsidieontvanger rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 5.

    Op basis van de gegevens van de subsidieontvanger als bedoeld in lid 4 stelt het college de subsidie binnen acht weken, nadat de gegevens zijn ontvangen, vast.

  • 6.

    Het college kan de termijn van lid 5 verlengen als van het college in redelijkheid niet kan worden verlangd dat het binnen deze termijn een beslissing neemt dan wel wanneer het college de subsidie-ontvanger om aanvullende gegevens heeft gevraagd.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Aan het verstrekken van subsidies, kunnen door het college bepaalde verplichtingen verbonden worden. Het gaat hier om verplichtingen op het gebied van:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van de subsidie;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • 2.

    Indien tijdens het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, moet de subsidieontvanger dit direct mededelen aan het college onder vermelding van de oorzaak.

Artikel 13 Liquidatie, faillissement of surséance van betaling

  • 1.

    De instelling doet van voorgenomen liquidatie onverwijld mededeling aan het college.

  • 2.

    In geval van (voorgenomen) faillissement of surséance van betaling, wordt dit ook door de instelling medegedeeld aan het college, dat vervolgens ook door de instelling van alle ontwikkelingen tot en met de rechterlijke beslissing op de hoogte wordt gehouden.

  • 3.

    In geval van een gebeurtenis als bedoeld in lid 1, krijgt het batig saldo van de liquidatierekening voor zover daarbij subsidie is inbegrepen een bestemming die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en de werkzaamheden van de instelling. Deze bestemming zal goedgekeurd moeten worden door het college.

  • 4.

    In geval van een gebeurtenis als bedoeld in lid 1 of 2 is het college bevoegd om het vastgesteld subsidiebedrag geheel dan wel gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 14 Overige verplichtingen

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger kunnen ook andere verplichtingen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van datgene waarvoor de subsidie verstrekt is.

  • 2.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, kunnen slechts worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald, en indien deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 15 Opschorting, wijziging of beëindiging van subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college kan besluiten tot opschorten, wijzigen of beëindigen van het verstrekken van subsidie in de onderstaande gevallen

    • a.

      de instelling heeft gegevens verstrekt waarvan zij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben, dan wel heeft geleid;

    • b.

      de instelling haar activiteiten niet meer voor inwoners van Nuth ontplooit;

    • c.

      de instelling heeft niet voldaan aan de verplichtingen die bij het verstrekken van de subsidie overeengekomen zijn;

    • d.

      als veranderde omstandigheden of inzichten zich tegen het verder verstrekken van subsidie verzetten;

    • e.

      indien de subsidieverlening op een andere manier onjuist zou zijn, en de aanvrager dit behoorde te weten.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidieverstrekking kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de aanvrager worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop deze bekend is gemaakt, of een handeling als bedoeld in het eerste lid heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    In geval van intrekking of wijziging ten nadele, dient een redelijke overgangstermijn in acht te worden genomen, waarin de subsidieontvanger de tijd krijgt om zich tegen de nadelige gevolgen van de beslissing te wapenen.

2.4 Voorschotten, uitbetaling, terugvordering, verrekening

Artikel 16 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan besluiten de subsidie in de vorm van voorschotten te verstrekken. In dat geval vermeldt de subsidiebeschikking de hoogte van de voorschotten.

  • 2.

    De voorschotten voor één boekjaar mogen in totaliteit minder bedragen dan 100% van het toegekende subsidiebedrag, doch niet minder dan 80%.

Artikel 17 Uitbetaling

  • 1.

    Uitbetaling van de subsidie vindt plaats overeenkomstig de subsidiebeschikking, met verrekening van eventueel gegeven voorschotten.

  • 2.

    Het vastgestelde bedrag wordt binnen 4 weken volledig betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 18 Terugvordering

Indien daartoe reden zou bestaan, kan het college besluiten tot terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten, mits sinds het vaststellen van de subsidie nog geen 5 jaren verstreken zijn.

Artikel 19 Verrekening

  • 1.

    Nadat de beschikking tot subsidievaststelling is afgegeven, betaalt het college het subsidiebedrag uit, onder verrekening van reeds verstrekte voorschotten, die voor het boekjaar, waarop de beschikking tot subsidievaststelling betrekking heeft, zijn verstrekt.

  • 2.

    Overige verrekening is alleen mogelijk wanneer daartoe een wettelijke grond bestaat of de subsidie-ontvanger met verrekening schriftelijk instemt.

Hoofdstuk 3: Slotbepalingen

Artikel 20: Uitzonderingen

Indien het college dit nodig acht, kunnen voor instellingen of groepen instellingen één of meerdere bepalingen in deze verordening niet van toepassing verklaard worden. Dit geschiedt slechts wanneer deze afwijking geen strijd met de beschikbare budgetten en/of het gestelde beleid tot gevolg heeft.

Artikel 21: Verantwoording

  • 1.

    Jaarlijks stelt het college een verantwoording op met betrekking tot de tot dan toe verleende en lopende subsidies.

  • 2.

    Het college legt deze verantwoording ter goedkeuring voor aan de raad.

  • 3.

    Indien nodig kan besloten worden een verantwoording als bedoeld in lid 1 eerder op te stellen.

Artikel 22: Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijkheden bevat, neemt het college een beslissing.

Artikel 23: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005”.

Artikel 24: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005

Artikel 25: Intrekking vigerende verordening

  • 1.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bij raadsbesluit d.d. 4 april 2000 vastgestelde “Algemene subsidieverordening welzijn Nuth 2000”.

  • 2.

    Alle bepalingen van de in lid 1 genoemde subsidieverordening blijven, voor zover dat noodzakelijk is, van kracht voor de subsidies die in de voorgaande jaren op grond van die verordening verstrekt zijn.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nuth op 21 december 2004.

w.g. de voorzitter w.g. de griffier

Toelichting Algemene Subsidieverordening gemeente Nuth 2005  

Algemene toelichting

 

De algemene subsidieverordening gemeente Nuth 2005 geldt voor alle gemeentelijke beleidsterreinen. Iedereen die het gemeentebestuur verzoekt om een bijdrage in de vorm van subsidie, kan ervan op aan dat de aanvraag wordt behandeld conform de bepalingen van deze verordening. In feite is het dus een handleiding voor het gemeentebestuur om subsidieaanvragen te beoordelen. Dat geldt echter alleen voor de procedurele kant. Deze verordening bevat géén inhoudelijke afwegingen voor het verstrekken van subsidie. Daartoe dienen afzonderlijke nota’s die per beleidsterrein worden vastgesteld. Omdat de verordening voor alle beleidsterreinen van de gemeente geldt, bevat deze geen subsidiegrondslagen voor welzijnsinstellingen meer. Ook deze grondslagen maken na vaststelling van deze verordening onderdeel uit van de afzonderlijke beleidsnota’s.

 

De verordening is geënt op de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) en dan met name titel 4:2 die handelt over subsidies. Deels zijn bepalingen uit de AWB opgenomen in de verordening. Dit is gedaan om de leesbaarheid te bevorderen en een compleet procedureel kader te schetsen waarbinnen subsidieaanvragen in de gemeente Nuth worden afgehandeld. Voor het andere deel gelden de bepalingen van de AWB. De verordening bevat ook aanvullingen op de AWB. Zo hebben wij bijvoorbeeld een termijn opgenomen waarbinnen een beslissing op een subsidieaanvraag moet worden genomen. Op deze manier is de eerdergenoemde handleiding ontstaan.

 

Het beleid

Binnen de beleidsterreinen van welzijn is enige jaren gestart met het opstellen van een zogenoemd dekkend beleidskader. Per beleidsterrein worden nota’s opgesteld, waarin is aangegeven welke doelen wij in de gemeente Nuth nastreven en binnen welke kaders wij activiteiten van instellingen ondersteunen. Subsidie is in die optiek een instrument om beleidsdoelen te verwezenlijken. De verordening biedt de nodige rechtszekerheid aan de aanvragers.

Dit houdt ook in dat aanvragers van subsidie niet alleen kunnen volstaan met een beroep op de subsidieverordening. De beleidsnota waaronder de inhoud van de aanvraag is te rangschikken is minstens even belangrijk om te bepalen of subsidie kan of zal worden verstrekt. Subsidie is geen recht. Het college kan op basis van de beschikbare beoordelingskaders van mening zijn dat ondersteuning van een activiteit wenselijk of zinvol is. Subsidieverstrekking behoort dan tot de ondersteuningsmogelijkheden van het college.

 

Procedure voor een subsidie

Een aanvrager voor subsidie in de gemeente Nuth kan ervan op aan dat de aanvraag wordt behandeld conform de bepalingen van de verordening. Het maakt niet uit bij welke afdeling de aanvraag inhoudelijk wordt behandeld. Uiteindelijk neemt het college een beslissing, waarbij het de formele vereisten van de verordening volgt en de aanvraag toetst aan het betreffende beleidskader. Op grond van de delegatie – en mandaatregeling is het mogelijk dat niet het college maar een ambtenaar de beslissing neemt. Het spreekt voor zicht dat dit niet afdoet aan de in deze verordening vastgelegde wijze van afhandeling.

 

  • - De aanvraag tot subsidie

De subsidieaanvrager dient een aanvraag tot subsidie in, en neemt daarbij de juiste termijn in acht: in geval van structurele subsidie voor 1 april, gaat het om een incidentele subsidie dan is de termijn uiterlijk 12 weken voor aanvang van de activiteit. Eisen met betrekking tot de aanvraag zijn vermeld in artikel 7 t/m 9.

 

  • - Behandeling van de aanvraag

Na het ontvangen van de aanvraag neemt het college binnen de daarvoor gestelde termijn een gemotiveerde beslissing. Doorgaans wordt hier een termijn van 8 weken aangehouden, maar deze kan indien nodig worden verlengd.

 

  • - Het afgeven van de subsidiebeschikking

Het spreekt voor zich dat een beschikking gemotiveerd moet worden afgegeven. De beschikking kan inhouden dat het subsidiebedrag meteen is vastgesteld, maar het kan ook dat besloten wordt tot subsidieverlening op basis van voorschotten en aan de hand van bijvoorbeeld een jaarrekening de subsidie wordt vastgesteld en afgerekend.

 

  • - Uitbetalen van de subsidie

Uiterlijk 4 weken na het vaststellen van de subsidie, wordt het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidiebeschikking uitbetaald. Het is mogelijk om subsidies te verrekenen, wijzigen, op te schorten of terug te vorderen.

 

Rechtsbescherming

Wanneer een subsidievrager het niet eens met de beslissing of een onderdeel daarvan, staat hem uiteraard de mogelijke tot indienen van bezwaar of beroep ter beschikking. Daartoe gelden de bepalingen van de AWB.

De aanvrager die een beschikking tot subsidieverlening krijgt, heeft twee momenten waarop hij bezwaar kan aantekenen. De eerste keer bij de afgifte van de beschikking tot subsidieverlening en de tweede keer bij de afgifte van de beschikking tot subsidievaststelling. Dit is inherent aan de mogelijkheid tot het subsidieverstrekking middels voorschotten. Een instelling die subsidie ontvangt op grond van een ingediende begroting zal een beschikking tot subsidieverlening krijgen, waarin het voorlopige subsidiebedrag is opgenomen en de bepaling dat voorschotten worden betaald. Het totaal van de voorschotten kan minder zijn dan het totaal toegekende subsidiebedrag. Het restant van het totale subsidie krijgt de subsidie-ontvanger pas als hij bijvoorbeeld een jaarrekening heeft ingediend en op grond daarvan een beschikking tot subsidievaststelling krijgt. Het spreekt voor zich dat het niet mogelijk is om twee maal bezwaar aan te tekenen tegen hetzelfde besluit. Wanneer de subsidieaanvrager bij de beschikking tot subsidieverlening al bezwaar heeft gemaakt tegen bijvoorbeeld de hoogte van het subsidiebedrag, kan hij dat niet nog een keer tegen de beschikking tot subsidievaststelling als het bedrag hetzelfde is. In dat geval zal hij niet ontvankelijk worden verklaard.

 

Het indienen van bezwaar of beroep schort volgens art. 6:16 AWB de werking van het besluit waartegen het gericht is niet, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit betekent dat een bezwaarschrift tegen een besluit om subsidieverlening te beëindiging niet leidt tot continuering van de subsidieverlening. De subsidieverlening wordt beëindigd en zal pas weer worden hervat, als er een onherroepelijk ander besluit ligt (bijvoorbeeld een uitspraak van de Raad van State).

 

De inspraak

Inspraak maakt geen onderdeel uit van deze verordening. Enerzijds omdat de gemeente Nuth een aparte inspraakverordening kent. Anderzijds omdat de gemeente processen van interactieve beleidsvorming hanteert. Dit betekent dat de beleidsnota’s waaraan het college inhoudelijk de subsidieaanvraag toetst in samenspraak met de actoren van het beleid tot stand komen. In zoverre is dus voorzien in inspraak en participatie.

 

 

Artikelgewijze toelichting

 

De niet aangehaalde artikelen behoeven geen toelichting.

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

Artikel 2: Reikwijdte

In beginsel verstrekken wij alleen subsidie aan instellingen die hun zetel hebben in de gemeente Nuth. Er zijn echter instellingen waarvan wij niet kunnen verlangen dat zij de gemeente Nuth als vestigingsgemeente hebben, maar die wel voorzien in een behoefte van de inwoners van onze gemeente. Subsidiëring van een dergelijke instelling is dan ook mogelijk, maar alleen als de instelling is opgenomen in een beleidsnota.

 

Artikel 3: Subsidieplafond

In de verordening is expliciet de mogelijkheid opgenomen om een subsidieplafond vast te stellen. Daarbij is te denken aan een bepaald bedrag dat beschikbaar is voor subsidiëring. Als dat bedrag is besteed, kunnen geen subsidies meer worden verstrekt. Het is in zo’n geval wel wenselijk om vast te leggen welke instellingen subsidie krijgen en welke niet (bijvoorbeeld ‘wie het eerst komt wie het eerst maalt’ of ‘eerst instellingen uit de gemeente en dan pas andere’).

Er bestaat echter ook een andere mogelijkheid voor toepassing van een subsidieplafond. Daartoe kennen wij subsidiegrondslagen. Instellingen die met toepassing van de grondslagen subsidie krijgen (dat zijn hoofdzakelijk verenigingen), moeten erop kunnen vertrouwen dat zij ook subsidie blijven ontvangen met toepassing van deze grondslagen, zolang het gemeentelijk beleid niet verandert. Jaarlijks staat in de gemeentebegroting een raming voor te verstrekken subsidie, gebaseerd op deze grondslagen. In jaar t-1 wordt echter voor jaar t een raming gemaakt. De verenigingen dienen hun aanvraag pas in jaar t in. Het exacte totale subsidiebedrag is dan ook pas in jaar t bekend. Het is natuurlijk niet de bedoeling van een subsidieplafond om een zodanig strikt budget te bepalen, dat verenigingen niet conform de grondslagen subsidie kunnen krijgen. Eén van de grondslagen is bijvoorbeeld aantal leden. Als dit ledenaantal wijzigt ten opzichte van het jaar ervoor, klopt de raming voor de gemeentebegroting niet. Het kan niet zo zijn dat de vereniging dan minder subsidie krijgt of dat alle verenigingen minder krijgen, omdat het budget onvoldoende is. In dit geval moet het subsidieplafond dan ook worden gezien als de som van de subsidiebedragen die verenigingen krijgen als de grondslagen worden toegepast. Het gaat dus om de verenigingen die structureel subsidie krijgen. Als er een nieuwe vereniging bijkomt, zal het budget en daarmee het plafond structureel moeten worden bijgeraamd. De beslissing daartoe is aan de raad.

 

Artikel 4: WeigeringsgrondenZoals gezegd is het bereiken van het subsidieplafond een weigeringsgrond. De bepalingen in dit artikel zijn met opzet vrij ruim geredigeerd. Daarmee krijgt het college de mogelijkheid om per geval af te wegen of subsidie verleend kan worden of niet. Met name lid 4 is geschreven om ervoor te zorgen dat de gemeenschapsgelden van de gemeente Nuth, waaronder subsidiebedragen zijn te rekenen, ten goede komen aan inwoners van de gemeente Nuth. Daarnaast sluit de verordening subsidies ter ondersteuning van politieke motieven uit. Ook kan geen subsidie worden verstrekt voor de uitoefening van een godsdienst of een levensovertuiging. Subsidie aan een parochiebestuur is evenwel wel mogelijk, mits is aangetoond dat de subsidie wordt aangewend voor andere doeleinden dan de uitoefening van de godsdienst. Sub f. is de basis van de gemeentelijke subsidiesystematiek. Er kunnen geen subsidies worden verstrekt als daartoe een beleidstitel ontbreekt. Dit staat uiteraard nog los van rechtstitels die er moeten zijn om te kunnen subsidiëren. Subsidieverlening nadat de activiteit heeft plaatsgevonden is op grond van deze verordening niet mogelijk. Dit is opgenomen omdat subsidie een instrument is om beleidsdoelen te verwezenlijken. Daarom ook kunnen aan subsidieverlening voorwaarden worden verbonden. Een activiteit die al heeft plaatsgevonden, is niet meer te sturen en kan dus ook niet bijdragen aan beleidsdoelen. Alleen de raad kan apart en buiten de verordening om besluiten om achteraf subsidie te verstrekken (zie ook artikel 7, vierde lid).

 

Hoofdstuk 2: Subsidieverstrekking

 

2.1 Algemene bepalingen

 

Artikel 5: Algemene criteria voor subsidieverstrekking

De criteria in dit artikel gelden voor elke subsidieaanvrager. Daarnaast gelden de criteria zoals opgenomen in de beleidsnota’s. Als een aanvrager al niet voldoet aan de algemene criteria van dit artikel, komt het college niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag op grond van de beleidscriteria.

 

Artikel 6: Criteria voor incidentele subsidies

De meeste subsidies zijn structureel en/of repeterend. Het is mogelijk om daarnaast incidentele subsidies te verstrekken. Voor dit artikel zal beleid moeten worden ontwikkeld. Wanneer is bijvoorbeeld sprake van ‘geleverde zeer bijzondere prestaties’? En geldt dat ook voor het vierde elftal of alleen voor het eerste? Zolang dit beleid nog niet is ontwikkeld, gelden de criteria van de oude verordening en de praktijk tot nu toe.

Het criterium dat een instelling alleen incidentele subsidie kan krijgen als zij ook al structurele subsidie krijgt, is niet opgenomen. Het is dan ook mogelijk om elke instelling incidentele subsidie te verstrekken, mits deze voldoet aan de criteria voor subsidieverstrekking en dan met name bijdraagt aan de realisatie van de beleidsdoelen.

 

2.2 De aanvraag

 

Artikel 7: Indienen van een subsidieaanvraag

De aangegeven termijn voldoen aan de eisen van de AWB en wijken niet af van de oude verordening. Uit de praktijk is gebleken dat dit werkbaar is. Het college heeft de bevoegdheid om een aanvraag tot subsidie buiten deze termijnen in behandeling te nemen. In de beschikking moet dan wel gemotiveerd worden waarom deze afwijking van de termijnen is getolereerd.

 

Artikel 8: Eisen m.b.t. de aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen alleen worden beoordeeld, als de aanvrager voldoende informatie aanlevert. In alle redelijkheid kan het college verlangen om meer gegevens als het dat nodig acht om een goede beslissing te nemen.

 

2.3 De subsidieverlening/vaststelling

 

Artikel 10: Beslistermijn

In normale omstandigheden moet het mogelijk zijn om binnen acht weken een beslissing te nemen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen dat het college meer tijd nodig heeft. Als de instelling bijvoorbeeld nog gegevens moet aanleveren en daarmee lang wacht, kan het college niet worden gehouden aan deze termijn van acht weken.

De AWB vermeldt geen termijn waarbinnen subsidiebeschikkingen moeten worden afgegeven. Uitgangspunt van de verordening is dat het college op de kortst mogelijke termijn een beschikking afgeeft. Uitstel van de afhandeltermijn is alleen gemotiveerd mogelijk.

 

Artikel 11: De subsidiebeschikking

De AWB kent een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling. In deze verordening zijn deze begrippen overgenomen en met name bedoeld om onderscheid te kunnen maken in de subsidiëring op basis van begroting of anderszins. Een vereniging zal over het algemeen meteen een beschikking tot subsidievaststelling krijgen. Een instelling als bijvoorbeeld maatschappelijk werk krijgt subsidie op basis van een begroting. Door eerst een beschikking tot subsidieverlening af te geven, kan het college subsidiëren op basis van voorschotten (zie artikel 16). Afrekening en uitbetaling van het restantsubsidie geschiedt dan aan de hand van bijvoorbeeld de jaarrekening. Ook hier geldt weer een beslistermijn van acht weken, met een mogelijkheid tot verlenging.

 

Artikel 12: Verplichtingen van de subsidieontvanger

De bedoeling van dit artikel is om zekerheid te krijgen dat de subsidie ook wordt aangewend waarvoor hij bedoeld is. Het college kan voorwaarden verbinden aan de subsidieverstrekking, maar hoeft dat niet. Het is aan het college om te beoordelen wanneer het voorwaarden stelt, waarbij het redelijkheidsbeginsel in acht genomen moet worden.

Het tweede lid heeft met name tot doel om te voorkomen dat een instelling achteraf meedeelt dat het de activiteiten waarvoor subsidie is ontvangen, niet zijn uitgevoerd. Daarmee zou het subsidiebedrag immers zijn aangewend om financiële tekorten te dekken, waarvoor de subsidie niet is verstrekt. Het college kan op grond van de informatie van de instelling bijvoorbeeld besluiten om de subsidiëring te wijzigen (zie artikel 15).

 

Artikel 14: Overige verplichtingen

Verplichtingen voor subsidie-ontvangers moeten altijd strekken tot verwezenlijking van de doelen waartoe de subsidie is verstrekt. Dit is echter rekbaar en daarom zal zoveel mogelijk in het gemeentelijke beleid moeten zijn aangegeven welke verplichtingen kunnen worden opgelegd. Belangrijk is het om ervoor te waken dat verplichtingen worden opgelegd, die in redelijkheid niet kunnen worden gesteld als eis voor het verkrijgen van subsidie. Al snel wordt hier een grijs gebied betreden, waarbij een rechtsgrond wordt gebruikt om iets te verwezenlijken waarvoor hij niet geschreven is (détournement de pouvoir). Zo moet een verplichting om voorzieningen voor gehandicapten aan te brengen in beginsel worden opgelegd via de bouwvoorschriften. Tenzij het gaat om een instelling waarvan veel gehandicapten gebruik (moeten) maken en de beleidsdoelen waartoe subsidie is verstrekt niet kunnen worden verwezenlijkt, als het gebouw niet toegankelijk is voor gehandicapten.

 

Artikel 15: Opschorting, wijziging of beëindiging van subsidieverstrekking

Over het algemeen is een redelijke termijn voor intrekking of wijziging ten nadele van de subsidie drie jaren. Deze termijn is in de jurisprudentie algemeen geaccepteerd. Het zal echter van de omstandigheden afhangen welke termijn gehanteerd moet worden. Daarom ook is in de verordening geen termijn genoemd.

 

2.4 Voorschotten, uitbetaling, terugvordering, verrekening

 

Artikel 16: Voorschotten

Bevoorschotting is bedoeld om een middel achter de hand te houden in geval achteraf blijkt dat de instelling niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Als het college besluit tot wijziging van het subsidie, is het eenvoudiger om subsidie niet te hoeven uitbetalen, dan om het terug te vorderen. Gekozen is voor een minimum bevoorschotting van 80% omdat het vaak om instellingen gaat die grote bedragen subsidie ontvangen. 20% subsidie achterhouden is dan vaak al veel geld.