Organisatie | Bedum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Werkleeraanbod WIJ gemeente Bedum |
Citeertitel | Beleidsregels Werkleeraanbod WIJ gemeente Bedum |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet investeren in jongeren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 13-07-2010 Gemeenteblad, 14-7-2010 | Onbekend |
Voor u liggen de beleidsregels re-integratie in het kader van de Wet investeren in Jongeren (WIJ) van ons college. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de Verordening Werkleeraanbod WIJ 2010.
De volgende uitgangspunten waren leidend bij het formuleren van de beleidsregels:
In overeenstemming met de re-integratieverordening wordt aandacht besteed aan:
Het UWV WERKbedrijf heeft voor personen (ook jongeren tot 27 jaar), die een uitkering van het UWV ontvangen, een re-integratieverplichting. Als deze jongeren voor het verstrijken van de maximale uitkeringstermijn nog niet naar duurzame arbeid zijn uitgestroomd, komen zij mogelijk in aanmerking voor een werkleeraanbod op grond van de WIJ. In sommige gevallen kan het voortijdig aanbieden van een re-integratievoorziening door het college, instroom in de WIJ voorkomen.
Conform artikel 11 lid 3 van de WIJ werkt het college samen met het UWV. Hierover kunnen afspraken tussen het UWV en het college worden gemaakt. Omdat het UWV een verplichting tot re-integratie heeft en hiervoor middelen uit het re-integratiefonds kan inzetten, ligt het voor de hand om ook financiële afspraken hierover te maken. De uiteindelijke bijdrage van het UWV is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van belanghebbende, reeds ingezette
re-integratievoorzieningen en de maximale uitkeringsduur. Er zullen daarom op individueel niveau afspraken moeten worden gemaakt.
Het UWV en het college kunnen beiden klanten van het UWV voordragen voor het overnemen van een werkleeraanbod door het college. Het UWV neemt (een deel van) de kosten voor de re-integratievoorziening voor haar rekening, afhankelijk van de resterende uitkeringsduur. Met het UWV worden op klantniveau afspraken gemaakt met de
re-integratiecoach UWV voor deze kosten. Doel is proactief de instroom in de WIJ te beperken.
Belanghebbenden, jonger dan 27 jaar, kunnen op grond van de WIJ een werkleeraanbod aanvragen bij het UWV WERKbedrijf.
De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Jongeren die werk accepteren krijgen salaris van de werkgever. Indien het werkleeraanbod (bijvoorbeeld stage en scholing) geen of onvoldoende inkomen oplevert kan de gemeente een (aanvullende) inkomensvoorziening verstrekken.
Loonkostensubsidies zijn langlopende verplichtingen met hoge financiële consequenties. Om een groot financieel risico te voorkomen wordt het aantal lopende subsidie trajecten gemaximaliseerd op tien trajecten. Dit betekent dat wanneer er voor tien belanghebbenden (zowel WIJ als WWB) loonkostensubsidies worden verstrekt eerst een loonkostensubsidie beëindigd dient te zijn alvorens een nieuwe subsidie wordt verstrekt.
Belanghebbenden zijn jongeren als genoemd in artikel 2 van de wet WIJ
Belanghebbende, die een werkleeraanbod aanvraagt, wordt een voorziening aangeboden als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Werkleeraanbod WIJ.
De kosten van een werkleeraanbod voor jongeren is in beginsel begrensd tot € 7500,00. In individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken als het goed gemotiveerd is. Het college zal bij het inzetten van instrumenten altijd de kosten en de verbetering ten opzichte van de arbeidsmarkt realistisch afwegen.
Per jaar geldt het voor dat jaar beschikbare Participatiebudget inclusief een mogelijke overheveling in het kader van de reserveringsregeling van het voorgaande kalenderjaar als budgetplafond voor de aangeboden voorzieningen.
De kosten van een traject worden in principe begrensd tot € 7.500,00 per persoon, exclusief loonkostensubsidie.
Het budgetplafond van enig jaar is gekoppeld aan het Participatiebudget.
Het maximum aantal actuele loonkostensubsidies (voor WWB en WIJ) is vastgesteld op tien.
Indien de jongere een werkleeraanbod aanvraagt zal als onderdeel van het aanbod een goede diagnose van zijn/haar arbeidsmarktpositie worden gemaakt. Is de opleiding adequaat en toereikend, dan zal de focus liggen op het vinden van regulier werk. Anders wordt de jongere bij voorkeur terug naar een opleiding geleidt.
Voor het vaststellen van de diagnose wordt in de volgende volgorde gewerkt
Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een traject, waarbij zo nodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. De ondersteuning kan bestaan uit:
Bij de inzet van het werkleeraanbod wordt gekozen voor dat instrument dat adequaat en toereikend is voor arbeidsinschakeling.
Focus bij het inzetten van voorzieningen in het kader van het werkleeraanbod
Het werkleeraanbod wordt vastgelegd in een trajectplan. Het trajectplan moet worden opgesteld en getekend, voordat het plan wordt uitgevoerd.
De voorzieningen die worden ingezet, worden vastgelegd in een trajectplan.
In het trajectplan worden de volgende zaken genoemd:
De jongere dient deze overeenkomst binnen twee weken na ontvangst ervan ondertekend aan het college te retourneren. Indien de jongere de overeenkomst niet binnen de bedoelde termijn heeft geretourneerd, wordt de jongere geacht het aanbod niet te hebben aanvaard en vervalt het aanbod. Hiermee vervalt ook het recht op een (aanvullende) inkomensvoorziening.
Jongeren als bedoeld in de WIJ kunnen problemen hebben waardoor hun re-integratie wordt belemmerd. Hierbij kan gedacht worden aan verslavingsproblematiek, het hebben van schulden en psychische problemen. Ook kunnen meerdere problemen bij één persoon voorkomen. In dit soort gevallen zal het college doorverwijzen naar hulpverleningsinstellingen of voorzieningen in het kader van de AWBZ.
Indien de belemmering van dien aard is, dat een werkleeraanbod gericht op re-integratie niet mogelijk is kan de verwijzing naar hulpverleningsinstellingen worden beschouwd als werkleeraanbod. Hierbij geldt dan tevens, dat het afwijzen van de hulpverlening wordt beschouwd als het afwijzen van een werkleeraanbod.
Gemeente kan in het kader van een werkleeraanbod het inschakelen van hulpverleningsinstellingen verplicht stellen.
Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten als voorbereiding op een traject gericht op werk of gericht op het voorkomen van sociaal isolement. Het is een middel om de kansen van jongeren op participatie in de samenleving te bevorderen. Soms kan door middel van sociale activering een eerste voorzichtige stap richting arbeidsmarkt worden gemaakt. Dat hoeft echter niet altijd het primaire doel van sociale activering te zijn.
Bij sociale activering dient men aan de volgende activiteiten te denken:
Sociale activering wordt ingezet voor jongeren met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt, waarbij het terugleiden naar scholing – op korte termijn – geen reële optie is. Sociale activering is bedoeld om een (dreigend) sociaal isolement te doorbreken. Sociale activering kan ook een middel zijn om de kansen op werk te verbeteren
De loonkostensubsidie is een tijdelijke voorziening, die tot doel heeft de persoon op korte termijn door te laten stromen naar regulier werk. Door subsidie aan de werkgever te verlenen wordt beoogd de arbeidsmarktpositie van de werkloze persoon te verbeteren met als doel volledige uitstroom uit de WIJ. Met loonkostensubsidie kan een werkgever worden gecompenseerd voor de eventuele meerkosten aan begeleiding, of loonkosten in verband met verminderde arbeidsproductiviteit. Door het toepassen van loonkostensubsidie zal een werkgever eerder geneigd zijn een belanghebbende zonder recente arbeidsmarktervaring in dienst te nemen.
Voorwaarden loonkostensubsidie
Aan de verstrekking van de loonkostensubsidie zijn voorwaarden verbonden, te weten
Hiermee wordt de inspanningsverplichting van de werkgever benadrukt.
De duur van de subsidie bedraagt maximaal 12 maanden. Als de werkgever na het eerste jaar de werknemer voldoende heeft begeleid, en deze wil behouden voor het bedrijf, kan een extra subsidie worden verstrekt.
De subsidie bedraagt maximaal € 12.000,- bij een “fulltime” functie van minimaal 36 uur of meer. Bij een parttime arbeidsovereenkomst geldt een subsidiebedrag naar rato. Hierbij is uitgangspunt dat een fulltime arbeidsovereenkomst 36 uur per week is. De hoogte van de subsidie wordt naar rato aangepast conform geldende percentages minimumloon.
De begeleiding kan, afhankelijk van de persoonlijke situatie, mogelijk zeer intensief zijn. Aan het bedrijf wordt de eis gesteld dat de persoon tijdens zijn werk wordt begeleid. Van de voortgangsgesprekken moeten verslagen worden gemaakt en overgelegd worden aan het college. Minimaal een keer per zes maanden heeft het college contact met de werkgever en klant om de stand van zaken te horen. Ook hiervan wordt een verslag gemaakt.
De loonkostensubsidie is een generieke subsidieregeling welke beschikbaar is voor alle ondernemingen ongeacht vestigingsplaats of de plaats van de tewerkstelling van de werknemer. Bij de realisatie van een loonkostensubsidie is derhalve geen sprake van staatssteun.
Naast loonkostensubsidie bestaat er ook een werkervaringsplaats. Deze is niet (direct)
gericht op het behalen van regulier en duurzame arbeid, maar meer op het opdoen van bepaalde werkervaring en het ontwikkelen van specifieke sociale-, beroeps- en vaktechnische vaardigheden. Het inzetten van werkervaringsplaats maakt onderdeel uit van het trajectplan van betrokkene. Hierin dient ook te zijn vastgelegd wat de beoogde doelen van het inzetten van een werkervaringsplaats zijn.
De subsidie is mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen in alle organisaties.
Als de werkgever na afloop van de loonkostensubsidie de arbeidsovereenkomst met betrokkene verlengt of zorg draagt voor een arbeidsovereenkomst elders, komt hij in aanmerking voor een eenmalige subsidie van € 3.000,00. Deze arbeidsovereenkomst moet minimaal zes maanden duren.
De loonkostensubsidie wordt in het kader van deze beleidsregels alleen verstrekt voor belanghebbenden met aanspraak op een inkomensvoorziening van de WIJ. Andere belanghebbenden komen niet in aanmerking voor de loonkostensubsidie.
Werkervaringsplaatsen jongeren
Het college kan besluiten om een jongere te laten werken met behoud van (aanvullende) inkomensvoorziening, indien het een werkervaringsplaats betreft die onderdeel uitmaakt van het trajectplan van het werkleeraanbod.
De werkgever kan bij een geslaagd traject, waarbij de beoogde doelen van de werkervaringsplaats voor de klant zijn behaald, in aanmerking komen voor een premie ter hoogte van een vooraf vastgestelde begeleidingsbonus van € 250,-- per maand met een maximum van € 3.000,-- per jaar. Deze bonus wordt eenmalig uitgekeerd.
Het is mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten die de jongere moet maken in het kader van het werkleeraanbod. Hierbij gaat het om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn en die, in alle redelijkheid, niet ten laste van de persoon kunnen komen. Ook moet er voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn. Voorts moet er sprake zijn van de goedkoopste adequate oplossing.
Een jongere kan, in het kader van het werkleeraanbod, aanspraak maken op een onkostenvergoeding, waaronder reiskosten en andere te maken kosten, voor zover deze naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn .
Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak :
Reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer. Mocht het openbaar vervoer niet doelmatig worden geacht dan kan een kilometervergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer (op basis van de routeplanning) worden verstrekt. Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling in het kader van overig beleid, zoals bijvoorbeeld deze reiskosten, fiets en dergelijke, dienen net als alle voorzieningen die ingezet worden ten behoeve van re-integratie, gemotiveerd te worden.