Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Verordening Wet inburgering gemeente Smallingerland 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Smallingerland 2009
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Smallingerland 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wet inburgering gemeente Smallingerland 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet inburgering, art. 8, 19, 23 en 35

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-11-200901-01-2009Nieuwe regeling

03-11-2009

Breeduit, 26-11-2009

03-11-2009, volgnr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE SMALLINGERLAND 2009

De raad van de gemeente Smallingerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2009,

gelet op de artikelen 8, 19 lid 4, 23 lid 3 en 35 van de Wet Inburgering

overwegende

dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, alsmede over inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen en over rechten en plichten van de inburgeringsplichtige vanwege een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende: VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE SMALLINGERLAND 2009

HOOFDSTUK 1

Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

a.

college

:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

b.

c.

de wet

Inburgeraar

:

:

de Wet inburgering.

de vrijwillige inburgeraar en de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de wet;

d.

inburgeringsvoorziening

:

een voorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II

e.

Staatsexamen Nederlands als tweede taal

:

Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II , bedoeld in artikel 7.3.1 lid 1 WEB

f.

taalkennisvoorziening

:

een voorziening gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 lid 1 onderdelen a en b WEB

g.

WEB

:

wet educatie en beroepsonderwijs

2.De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen onder meer gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      publieksbalie gemeentehuis;

    • b.

      gemeentepagina in een lokale krant;

    • c.

      gemeentelijke website;

    • d.

      één of meerdere folders of brochures;

    • e.

      het beschikbaar stellen van relevante informatie aan intermediaire organisaties.

HOOFDSTUK 2

Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3

Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij een

Inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    motivatie om in te burgeren;

  • b.

    de afstand tot de eindtermen van het inburgeringsexamen zoals aangegeven in de Regeling tot uitvoering van de Wet inburgering (Regeling inburgering);

  • c.

    de mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien;

  • d.

    het hebben van een opvoedingstaak;

  • e.

    een bijdrage leveren aan participatie in de wijk.

Artikel 4

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoroziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening of taal-kennisvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op re-integratie op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Asielgerechtigde inburgeringsplichtigen ontvangen maatschappelijke begeleiding.

  • 4.

    Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      opvoedingsondersteuning;

    • b.

      trajectbegeleiding;

    • c.

      maatschappelijke redzaamheid;

    • d.

      deelname aan participatieactiviteiten

    • e.

      voortgangsgesprekken.

Artikel 5

De inning van de eigen bijdrage en deelnamebonus

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer betaald.

  • 2.

    Het innen van de eigen bijdrage vangt niet eerder aan dan drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject of de taalkennisvoorziening.

  • 3.

    Indien de inburgeraar heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject, komt de inburgeraar in aanmerking voor een deelnamebonus.

  • 4.

    Indien de inburgeraar aan wie een taalkennisvoorziening is toegekend heeft deelgenomen aan het MBO-examen niveau 1 of 2 , komt de inburgeraar in aanmerking voor de deelnamebonus.

  • 5.

    De hoogte van de deelnamebonus komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 tweede lid van de wet.

  • 6.

    De deelnamebonus wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet.

  • 7.

    Indien de inburgeraar niet heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen en dit is de inburgeraar niet te verwijten, dan bestaat er ook recht op de deelnamebonus.

Artikel 6

Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen strekkende tot het succesvol deelnemen aan en afronden van de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

HOOFDSTUK 3

Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 7

De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, in overeenstemming met het gedane aanbod.

Artikel 8

De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    wijze van betaling van de verplichte eigen bijdrage;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt; en

  • f.

    de voorwaarden waaronder een premie deelname bonus wordt toegekend.

HOOFDSTUK 4

De bestuurlijke boete

Artikel 9

De hoogte van de bestuurlijke boetes

voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10

Verhoging van de bestuurlijke boete

bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 125,-- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 250,-- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11

Afstemming van de bestuurlijke boete en nadere regels

  • 1.

    Er wordt geen bestuurlijke boete, zoals bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

  • 2.

    De hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

  • 3.

    Bij de afstemming bedoeld in het tweede lid wordt zo nodig rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Het college kan over de hoogte van de boetes nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK 5

Slotbepalingen

Artikel 12

Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien strikte toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 13

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 27 november 2009 en de bepalingen kennen terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009.

  • 2.

    De Verordening Wet Inburgering gemeente Smallingerland, vastgesteld op 8 mei 2007, wordt ingetrokken per 27 november 2009.

Artikel 14

Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Smallingerland 2009.

Aldus vastgesteld door de raad voornoemd in zijn vergadering van 3 november 2009

secretaris, voorzitter,

Toelichting op de wijziging van de Wet inburgering

 

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet Inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • -

    Het college krijgt de bevoegdheid aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden (met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2007);

  • -

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsvoorziening aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2008);

  • -

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te beiden aan een inburgeringsplichtige die een MBO- opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen (met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2008); en

  • -

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan.

 

Aanbodsysteem of vaststellingssysteem

 

Op grond van het artikel 19a eerste lid van de WI kan de gemeenteraad bij verordening bepalen dat het college inburgeringvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen niet kan aanbieden maar direct kan vaststellen. Indien ervoor wordt gekozen om dit op te nemen in de verordering kan het college niet besluiten om een inburgeringsplichtige een voorziening aan te bieden, maar is het verplicht om ten behoeve van die inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vast te stellen. De inburgeringsplichtige is direct verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde inburgeringsvoorziening.

De gemeente kan er echter ook voor kiezen om het huidige aanbodstelstel te blijven hanteren. In deze verordening wordt er voor gekozen het huidige aanbodstelsel te blijven hanteren Gezien de ervaringen van de afgelopen 2 jaren wordt ervoor gekozen om het huidige aanbodstelsel te blijven handhaven. Door het doen van een aanbod zijn de inburgeringsplichtigen gemotiveerd om aan het inburgeringstraject deel te nemen en het examen te behalen, tevens is er niet gebleken dat dwang hierbij noodzakelijk is.

In het vervolg van deze toelichting is het hanteren van het aanbodsysteem uitgangspunt.

 

Algemene toelichting op de Wet inburgering

 

Op grond van de Wet inburgering ( WI) hebben de gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt de inburgeringsplichtigen toe naar het inbugerings-examen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. In plaats van een inburge-ringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

Daarnaast moet het college een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter

    zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van

    en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een

    taalkennisvoorziening en over rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie

    een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vierde lid en artikel

    23, derde lid WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende

    overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

 

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Om verschillende redenen is het van groot belang om te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige informatievoorziening. Een goede wegwijzer en adviseur aan het begin kan ervoor zorgen dat inburgeringsplichtigen over voldoende kennis beschikken om een afgewogen keuze te maken voor de meest passende inburgeringactiviteiten. Tevens kan een goede informatievoorziening ervoor zorgen dat inburgeringsplichtigen ook die ondersteuning ontvangen waar zij recht op hebben. In de tweede plaats is een goede informatievoorziening noodzakelijk om te wijzen op rechten en plichten die horen bij de inburgering. Een goede informatievoorziening geldt uiteraard ook voor de vrijwillige inburgeraar.

 

Het aanbieden van inburgerings- en taalkennisvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgerings-plichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Aanvankelijk konden gemeenten uitsluitend een aanbod doen aan bepaalde categorieën inburgeringsplichtigen. Met ingang van 1 november 2007 (de wetswijziging heeft terugwerkende kracht) kunnen gemeenten aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen.

 

Gemeenten zijn dus verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en een speciale landelijk vastgestelde inburgeringsvoorziening aan te bieden aan oud- en nieuwkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar (artikel 19, eerste lid, onderdeel b, WI). Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, tweede lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of een taalkennisvoorziening.In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

-De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan

inburgeringsplichtigen (artikel 19, vierde lid, onderdeel a, WI).

-De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan i

inburgeringsplichtigen (artikel 19, vierde lid, onderdeel a, WI).

-De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of

taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van

de voorziening (artikel 19, vierde lid, onderdeel b, WI).

-De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een

- inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in

- ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de

- mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

De gemeente Smallingerland wil deinburgeringstrajecten die ze aanbiedt op basis van de nieuwe Wet inburgering zo veel mogelijk koppelen aan activiteiten die gericht zijn op begeleiding naar werk of andere maatschappelijke activiteiten zoals stages en vrijwilligerswerk. Het gaat dan om duale inburgeringstrajecten en ons aanbod is daarop afgestemd.

In aantal gevallen kan ook er ook voor gekozen worden om direct na de inburgering te starten met een re-integratietraject of een opleiding. We spreken dan van een gecombineerde inburgeringsvoorziening.

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

 

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het opleggen van een boete is onderdeel van de handhavingstaak van de gemeente.

Uitgangspunt bij de invulling van de handhavingstaak is dat handhaving moet bijdragen aan het doel van de wet, namelijk zorgen voor inburgering. De aangetoonde inzet om in te burgeren zal leidend zijn bij het al dan niet opleggen van boetes. Daarbij zullen we rekening houden met persoonlijke omstandigheden. Wat betreft de hoogte van de boetes zowel als wat betreft de werkwijze willen we zoveel mogelijk aansluiten bij het handhavingregime binnen de Wet werk en bijstand. De procedure voor het doen van een aanbod blijft hiermee gelijk.

 

Deelname bonus

De gemeente Smallingerland wil alle doelgroepen waarvoor het mogelijk is om een aanbod inburgering te doen, een aanbod doen. Op grond van artikel 23 lid 2 van de WI is de inburgeringsplichtige met een vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening een eigen bijdrage van € 270,00 verschuldigd. Dit geldt ook voor de vrijwillige inburgeraar. De eigen bijdrage kan een belemmering vormen voor het volgen van een inburgeringstraject. Om deze belemmering weg te nemen is in de verordening de deelnamebonus opgenomen.

Iedere inburgeraar die heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en de inburgeraar die een taalkennisvoorziening is toegekend en heeft deelgenomen aan het examen MBO op niveau 1 of 2 heeft recht op de deelnamebonus. Hierbij is het van belang dat het inburgeringexamen, het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het MBO examen op niveau I of II een onderdeel is van de aangeboden inburgeringsvoorziening.

Er is hier bewust geen voorwaarde gesteld aan het resultaat van het examen of aan het deelname percentage aan de lessen. Indien tijdens de inburgeringsvoorziening blijkt dat de inburgeringsplichtige verzuimt tijdens de lessen en dit is verwijtbaar, zal er worden beoordeeld of er sprake is van een boetewaardige gedraging. Dit is tevens het geval bij het niet tijdig behalen van het inburgeringsexamen inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het MBO examen op het niveau I of II , dan zal er ook een boeteonderzoek worden gedaan.

 

De deelnamebonus is gelijk aan de hoogte van de eigen bijdrage.

3 Maanden na de beëindiging van het inburgeringstraject vangt de inning van de eigen bijdrage aan. De deelnamebonus zal worden verrekend met de eigen bijdrage waardoor de inburgeraar niets hoeft te betalen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Het eerste lid bevat de omschrijving van een aantal veelvoorkomende begrippen.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 - De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Zie ook de algemene toelichting.

 

Het eerste lid geeft het algemene kader aan voor de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen.

 

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven, in eerste instantie via de balie in het gemeentehuis. Ook via folders, brochures en informatie op internet wil de gemeente invulling geven aan de informatiefunctie. Voor het bereiken van inburgerings-plichtigen, vooral oudkomers, ziet de gemeente een belangrijke rol weggelegd voor ‘intermediaire organisaties’. Deze organisaties wil de gemeente ondersteunen met relevante informatie.

 

Artikel 3 - Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening moet aanbieden:

Het college is verplicht een inburgerings- of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren.

 

Het college kan voorts aan alle andere inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening.

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vierde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel worden de criteria benoemd op grond waarvan het college kiest wie hij een inburgeringsaanbod wil doen.

Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

De genoemde criteria zijn alle even belangrijk. Het criterium genoemd onder a gaat niet vóór het criterium genoemd onder b. We streven naar een mix van de doelgroepen aan de hand van de criteria aan wie wij een aanbod willen doen.

 

Hierna staan we kort stil bij deze criteria.

 

Motivatie om in te burgeren

Degenen die ons vragen om een inburgeringsaanbod, willen we bij voorrang een aanbod doen (voor zover ze vallen onder de groepen aan wie de gemeente een aanbod mag doen). Dit kan zowel gaan om mensen die onder de inburgeringplicht vallen als om vrijwillige inburgeraars (burgers die genaturaliseerd zijn) als er sprake is van een inburgeringsachterstand. Onder de gemotiveerden vallen ook degenen die vóór inwerkingtreding van de WI al hebben deelgenomen aan een inburgeringstraject, maar nog niet voldoen aan de eisen van het inburgeringexamen van de WI.

 

De afstand tot de eindtermen van het inburgeringsexamen zoals aangegeven in de Regeling tot uitvoering van de Wet inburgering (Regeling inburgering)

Degenen met de grootste achterstand wil de gemeente bij voorrang een inburgeringaanbod doen. Het criterium zoals hier geformuleerd is daar een vertaling van. De gemeente vindt het van belang om ondersteuning te bieden aan diegenen die dit het hardst nodig hebben. Dat zijn in de eerste plaats inburgeraars die niet kunnen lezen en schrijven, of geen kennis hebben van Latijns schrift.

 

De mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien Werk is een belangrijk onderdeel van het integratieproces. Dat betekent dat we als gemeente prioriteit willen geven aan personen die nog niet op de arbeidsmarkt actief zijn. We zullen dus uitkeringsgerechtigde oudkomers actief ondersteunen bij hun voorbereiding op het vinden van werk én het behalen van het inburgeringsexamen. Voor de uitkeringsgerechtigden met een arbeidsplicht zal het aanbod een gecombineerd aanbod zijn van inburgering én reïntegratie. Uitkeringsgerechtigde inburgeraars kunnen een bijstandsuitkering ontvangen maar ook een uitkering van het UWV of van een eigenrisicodrager.

 

Het hebben van een opvoedingstaak

De gemeente wil inzetten op de toekomst van de jeugd. Allochtone vrouwen spelen via de opvoeding een belangrijke rol bij de integratie van de volgende generatie. Het is van belang dat opgroeiende kinderen zo snel mogelijk volwaardig onderdeel uitmaken van de Nederlandse samenleving. De eigen ontwikkeling van vrouwen op het gebied van participatie en zo mogelijk werk is daarbij belangrijk. Dat betekent dat wij als gemeente prioriteit willen geven aan inburgeraars die een minderjarig kind opvoeden.

 

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgerings- of taalkennisvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

 

Artikel 4 - De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vierde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening samen te stellen.

 

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid de voorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, derde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

 

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als die voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI).

 

Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente daarom geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Omdat deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of - regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of - regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, WI).

 

Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgerinsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Een taalkennisvoorziening is een cursus gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding op MBO niveau 1 of 2 (artikel 19, tweede lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

 

Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5 -De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270.- Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd ( artikel 23, tweede lid ,WI )

 

In het eerste en tweede lid is geregeld dat met de inning van de eigen bijdrage pas na drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject of taalkennisvoorziening wordt. wordt aangevangen, maar dat de eigen bijdrage dan in beginsel in een keer moet worden voldaan. De inburgeringsplichtige heeft op dat moment namelijk al minimaal een jaar de tijd gehad om hiervoor te reserveren.

 

Om deelname aan een inburgeringstraject- of taalkennisvoorziening zoveel mogelijk te stimuleren wordt een deelnamebonus ingesteld. De inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar heeft recht op een bonus indien (nadat) hij heeft deelgenomen aan het inburgerings- of staatsexamen dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject. De inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar aar die heeft deelgenomen aan het mbo-examen niveau 1 of 2 en aan wie een taalkennisvoorziening is toegekend, heeft eveneens recht op een bonus.

Om voor een bonus in aanmerking te komen hoeft men niet geslaagd te zijn voor het examen of en hoeft men niet een bepaald percentage aanwezig te zijn geweest tijdens het inburgeringstraject. Indien tijdens het traject blijkt dat de inburgeringsplichtige ongeoorloofd afwezig is tijdens het inburgeringstraject zal er een boeteonderzoek plaatsvinden Dit zal ook gebeuren als uiteindelijk blijkt dat de inburgeringsplichtige het examen niet binnen de gestelde termijn behaald. Hierdoor wordt de inburgeringsplichtige al benadeeld als gevolg van eigen gedragingen. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

De deelnamebonus heeft dezelfde hoogte als de te betalen eigen bijdrage. Omdat de bonus met de nog te betalen eigen bijdrage wordt verrekend (derde lid), is het effect daarvan dat in dat geval feitelijk geen eigen bijdrage meer hoeft te worden betaald.

 

Artikel 6 -Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgerings- of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgerings- of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgerings- of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van deze inburgerings- of taalkennisvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

 

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

In de leden 3 en 4 worden termijnen vastgelegd. In lid 3 is de termijn genoemd waarbinnen de inburgeringsplichtige aan het college laat weten of hij het aanbod al dan niet aanvaardt. In lid 4 staat de termijn aangegeven waarbinnen het college bij aanvaarding van het aanbod, het besluit tot toekenning van de inburgerings- of taalkennisvoorziening neemt. In beide situaties gaat het om een termijn van 4 weken.

Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het college deze handelwijze vastlegt in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

 

Artikel 8 -De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende inburgerings- of taalkennisvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Dit betreft de uiterste datum waarop het examen moet zijn behaald.

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de betaling van de eigen bijdrage plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop een inburgerings- of taalkennisvoorziening van start gaat).

De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend.

Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Onderdeel f heeft betrekking op de deelnamebonus.

 

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

Wat betreft de hoogte van de boetes sluiten we aan bij het handhavingsregime zoals dat geldt binnen de Wet werk en bijstand en zoals dat is neergelegd in de afstemmingsverordening

Wet werk en bijstand. De hier genoemde bedragen zijn ongeveer even hoog als de bedragen die het resultaat zijn van de percentages zoals genoemd in de afstemmingsverordening en ze corresponderen met de soort overtreding.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 10 -Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

De in dit artikel genoemde bedragen zijn een verdubbeling van de bedragen genoemd in artikel 9. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, daarvoor is een termijn van 12 maanden vastgelegd in de verordening. Wederom in overeenstemming met de Afstemmingsverordening WWB. In het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen legt het college een boete op van € 500. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 10.

 

Artikel 11 -Afstemming van de bestuurlijke boete

De in de artikelen 9 en 10 van de verordening opgenomen bedragen zijn geen gefixeerde bedragen, in de zin dat ze altijd zullen worden opgelegd. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien zal het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Wanneer de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten leggen we geen bestuurlijke boete op. Bijvoorbeeld als blijkt dat het niet slagen voor het inburgeringsexamen niet aan de inburgeringsplichtige kan worden verweten. In de wet is dit aangegeven in artikel 38. Voor de duidelijkheid en de volledigheid is wat in artikel 38 WI staat, opgenomen in artikel 11 van de Verordening.

 

Artikel 12 - Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13 - Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14 - Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.