Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de markten van Zaanstad |
Citeertitel | Verordening op de markten van Zaanstad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | economische aangelegenheden |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 31-12-2014 | nieuwe regeling | 29-11-2007 Gemeenteblad/2007/64933 | Z/2007/64933 |
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
ieder aan wie door het college een vergunning is afgegeven om gedurende een markt een standplaats in te nemen;
Artikel 2 Tijdelijk andere plaats of dag
Het college kan bij het samenvallen van een marktdag met een dag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Winkeltijdenwet, een andere marktdag vaststellen of de markt afgelasten. Zij brengen hun besluit dienaangaande tijdig ter kennis van belanghebbenden. Van dit besluit wordt openbaar kennis gegeven conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK II. TOEWIJZING EN BEZETTING VAN STANDPLAATSEN
Een ieder, die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient zich tegenover het college te kunnen legitimeren door middel van een door een officiële instantie afgegeven, van een goedgelijkende foto voorzien, identiteitsbewijs. Dit identiteitsbewijs wordt op het eerste verzoek aan de daartoe aangewezen ambtenaar getoond.
Artikel 8 Inschrijving gegadigden voor een dagplaats (meelopers)
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 9 Toewijzing dagplaatsen
Om voor een dagplaats in aanmerking te komen, dient aanvrager op de meeloperslijst te zijn ingeschreven. Toewijzing van dagplaatsen geschiedt bij door het college af te geven vergunning op het in artikel 22, eerste lid, genoemde tijdstip, in volgorde van de datum van inschrijving op deze lijst.
Artikel 10 Vereisten ingeschrevenen
Om voor een vaste plaats in aanmerking te komen is vereist dat:
Artikel 11 Vergunning vaste plaats
Anciënniteitlijst van vergunninghouders vaste plaats
Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren anciënniteitlijst ingeschreven. Bij deze inschrijving worden tevens de artikelen of de groep van artikelen als bedoeld in het eerste lid onder d, vermeld.
Artikel 12 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Artikel 14 Overschrijving vaste standplaatsvergunning
Bij het overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder wordt de vergunning voor de vaste plaats overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot of daarmee gelijkgestelde, indien een daartoe strekkend schriftelijk verzoek binnen negen weken na het overlijden of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld bij het college wordt ingediend.
In het geval er sprake is van hetgeen gesteld is in artikel 13, eerste lid onder a of b, en het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing, kan als eerste een meerderjarig kind van de vergunninghouder die de laatste drie jaren op de markt bij de vergunninghouder op de loonlijst heeft gestaan, als tweede een wettig kind van de vergunninghouder en als derde een vaste medewerker die de laatste drie jaren op de markt bij de vergunninghouder op de loonlijst heeft gestaan, binnen negen weken schriftelijk aan het college verzoeken een standplaats te mogen overnemen, waarbij moet worden voldaan aan de eisen gesteld onder artikel 10, eerste lid.
Artikel 15 Doorhalen inschrijving lijst van gegadigden
De inschrijving op de meeloperslijst wordt doorgehaald:
Artikel 16 Regels standwerkers
Tot de loting voor een vergunning voor een standwerkersplaats kunnen slechts worden toegelaten standwerkers die handelingsbekwaam zijn en aantonen dat zij persoonlijk voldoen aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie en waarvan onomstotelijk vaststaat dat zij als standwerker optreden.
Standwerkers die gezamenlijk willen optreden, kunnen slechts gezamenlijk voor een vergunning voor een standwerkersplaats loten en gezamenlijk slechts één soort artikel op de voor standwerkers geboden wijze ten verkoop aanbieden. Zij dienen vóór de loting aan het college kenbaar te maken dat zij gezamenlijk willen optreden met vermelding van het te verhandelen artikel.
Artikel 19 Regeling bij ziekte
Vergunninghouders van vaste plaatsen, die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, alsmede degenen die op de meeloperslijst staan ingeschreven en die zich om dezelfde reden niet ter markt kunnen melden, dienen het college daarvan schriftelijk in kennis te stellen. Deze schriftelijke mededeling wordt tijdig vóór de betreffende marktdag ingezonden.
Artikel 20 Regeling bij vakantie
De in artikel 18, eerste lid, vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen vaste plaats teneinde de vergunning voor de vaste plaats te behouden, alsmede de in artikel 15 onder c vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige aanmelding op de markt teneinde de inschrijving op de meeloperslijst gehandhaafd te doen blijven, blijft per kalenderjaar ten hoogste zes marktdagen buiten werking, indien de rechthebbende, na te hebben voldaan aan het in het eerste lid genoemde voorschrift, wegens vakantie afwezig is.
Meelopers en vergunninghouders van een vaste standplaats kunnen op buitenwerkingstelling van de in het tweede lid aangeduide regelingen alleen dan aanspraak maken, indien zij op de marktdag, voorafgaande aan hun afwezigheid wegens vakantie, de hun toegewezen plaats hebben bezet, dan wel als de ingeschreven personen op de meeloperslijst een plaats hebben toegewezen gekregen of blijkens hun aanmelding bij de dienstdoende marktmeester getracht hebben een plaats te verkrijgen.
In bijzondere omstandigheden kan door het college aan vergunninghouders van een vaste standplaats en personen ingeschreven op de meeloperslijst, op schriftelijk verzoek, tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om zelf op hun vaste plaats aanwezig te zijn, dan wel zich bij de marktmeester aan te melden voor het verkrijgen van een dagplaats.
HOOFDSTUK III. BEPALINGEN OVER HET GEBRUIK VAN DE STANDPLAATS
Het is verboden voor de verlichting van een standplaats gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting, alsmede elektrische energie te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren van elektriciteit is aangewezen, dan wel zelf hierin te voorzien.
Vergunninghouders aan wie tevens vergunning is verleend op hun standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dienen aan de voorzijde van hun marktkraam of verkoopgelegenheid een afvalbak, of indien nodig meerdere afvalbakken, te plaatsen.
HOOFDSTUK IV. SLOT- EN STRAFBEPALINGEN
Artikel 32 Ogenblikkelijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 33 kan degene:
Artikel 33 Intrekken en schorsing vergunning
Naast de overtredingen als gesteld in het eerste lid geldt voor een standwerker, als bedoeld in artikel 16, dat het college hem voor telkens drie maanden, dan wel voor ten hoogste twaalf maanden aaneen, het recht op meeloting kunnen ontzeggen indien hij niet als standwerker optreedt, zoals omschreven in artikel 1, eerste lid onder j.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 35 Intrekking oude regeling
De Verordening op de markten van Zaanstad, vastgesteld op 16 november 1995, wordt ingetrokken gelijktijdig met het ingaan van deze verordening op 1 januari 2008.
Artikel 36 Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op de markten van Zaanstad 1996 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Toelichting op de Verordening op de markten van Zaanstad 2007
De huidige marktverordening is op 1 januari 1996 inwerking getreden. Aangezien een aantal artikelen aangepast dienen te worden is een nieuwe Marktverordening opgesteld.
De inhoud van de verordening is op een aantal plaatsen gemoderniseerd maar grotendeels inhoudelijk hetzelfde gebleven. De verordening is uiteraard wel aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de aanwijzingen voor de regelgeving, andere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de markt.
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).
De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers-)veiligheid binnen de gemeente.
Vrijhouden van het marktterrein
Gemeente Zaanstad heeft in 2002 een wegsleepverordening vastgesteld, waarbij de marktterreinen aangewezen zijn als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept. Teneinde het marktterrein ten behoeve van de markt vrij te maken van alle verkeer is op het marktterrein een parkeerverbod van kracht vanaf de avond/nacht voorafgaand aan de markt tot aan het einde van de dag waarop de markt wordt gehouden. Als er voertuigen staan geparkeerd op het terrein op het moment dat het parkeerverbod van kracht is, wordt het voertuig met toepassing van bestuursdwang van het marktterrein weggesleept door een wegsleepbedrijf. Dit gebeurt dan nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het parkeerverbod en wegsleepregeling van kracht zijn, duidelijk via bebording bij de ingang van het terrein staan aangegeven.
Kantongerecht Maastricht 1 november 1995, PG (1996) 4450, inzake schadevergoeding in verband met zorgplicht gemeente met betrekking tot het autovrij maken van het marktterrein.
Overige regelgeving ambulante handel
De regulering van andere ambulante handel is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zaanstad (APV). Artikel 2.2.2 APV. bevat een vergunningstelsel voor evenementen. Onder evenementen vallen bijvoorbeeld braderieën. Verder bevat afdeling 5.2 APV bepalingen over collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten.
Gemeente Zaanstad beschikt over meerdere markten. Op elke markt is deze verordening van afzonderlijke toepassing.
Hoofdstuk 1 van de verordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat regelingen die van belang zijn voor de toewijzing en bezetting van standplaatsen, zoals de procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats of standwerkerplaats alsmede de intrekking van een vergunning en de regelingen bij ziekte en vakantie. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen van de vergunninghouder genoemd die hij bij het gebruik van de standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 bevat de straf- en slotbepalingen.
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.
Artikel 2. Tijdelijk andere plaats of dag
Op grond van dit artikel kan het college tijdelijk een andere plaats aanwijzen voor het houden van de markt indien dringende redenen hiertoe noodzaken. Dringende redenen kunnen zijn situaties op de gebruikelijke marktterreinen die het houden van de markt feitelijk onmogelijk maakt dan wel situaties die voor zowel vergunninghouders of bezoekers van de markt nopen tot een tijdelijke andere plaats.
Lid 3 ziet toe op kort durende omstandigheden die, met het oog op een goede marktorde, nopen tot verplaatsing, dan wel eerder dan is vastgesteld doen eindigen van de markt of het afgelasten van de markt. Extreme weersomstandigheden kunnen daarvan een voorbeeld zijn. Een ander voorbeeld is dat tijdens vakantieperiodes veel standplaatsen niet bezet zijn. Er ontstaan dan veel ‘gaten’ op het marktterrein, wat het aanzien van de markt niet bevordert. Om dit te voorkomen kan aan de vergunninghouder een andere plaats worden toegewezen dan zijn vaste plaats.
Het college stelt het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten.
Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens. Onder f is daarom opgenomen dat er gedeelten op de markt worden aangewezen welke bestemd zijn voor verkoopwagens.
Het besluit van het college tot toevoeging van een artikelgroep of branche op de markt is een algemeen verbindend voorschrift (avv). Het betreft hier de wijziging van een gemeentelijke, bindende regeling, met externe werking en een algemeen karakter, zodat het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb aan bezwaar en beroep in de weg staat (ABRS 04-12-2002, nr. 200200350/1/H3, JG 03.00, m.nt. M. Geertsema).
De Mededingingswet is niet van toepassing op overheidshandelen dat (primair) strekt tot het behartigen van een algemeen (publiek) belang van niet-economische aard. Dat kan worden herleid tot of gerelateerd aan (andere) taken en bevoegdheden van het betrokken overheidsorgaan. De gemeente is op dit terrein geen ondernemer (Rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht – Bloemenmarkt Amsterdam – 14 augustus 2001, JG 02.0013 m.nt. H. Borburgh). De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is eveneens van mening dat gelet op de doelstelling van artikel 160, eerste lid onder h van de Gemeentewet er een overheidstaak wordt uitgevoerd te weten: het verzorgen van markten. Deze uitoefening draagt geen economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels zou kunnen rechtvaardigen. Besluit tot vaststelling van het aantal standplaatsen op de markt, opstelling, indeling en afmetingen is als algemeen verbindend voorschrift niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet een besluit waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen (ABRS 28 februari 2000, JG 00.0130 m.nt. M. Geertsema, GS 7118, 4 m.nt. H.H., JB 2000, 114 m.nt. J.M.E.D.).
De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten (ABRS 18 mei 1995, JG 95,0363 m.nt. R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).
Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen. (Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG 97.0205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan; ABRS 16 januari 1997, JG 97.0208, inzake de indeling van de markt.)
Op grond van lid 1 krijgt een particuliere kramenverhuurder van de gemeente een vergunning om de marktkramen op te bouwen op het marktterrein. Aan deze vergunning zijn voorwaarden verbonden.
Gemeente Zaanstad heeft geen marktcommissie ingesteld. Het college wordt in marktgelegenheden mede geadviseerd door de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel afdeling Zaanstad.
Het is wel mogelijk om een marktcommissie in te stellen. Belangrijke vernieuwing in het gedualiseerde bestel is dat elk bevoegd orgaan in de gemeente (raad, college en Burgemeester) zelf zijn commissies instelt. De marktcommissie is een commissie die het college kan instellen op grond van artikel 84 Gemeentewet (zoals die luidt sinds 7 maart 2002). Op grond van artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet mogen raadsleden geen deel uitmaken van collegecommissies. In het vierde lid van artikel 84 Gemeentewet is bepaald dat de instelling van een commissie op dezelfde wijze moet worden bekendgemaakt als een algemeen verbindend voorschrift.
Artikel 6. Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden en de regels uit de Marktverordening naleven. De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor worden bevorderd. Vermelding bij de standplaats van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, niet wenselijk geacht.
Artikel 8. Inschrijving gegadigden voor een dagplaats (meelopers)
Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. Een gegadigde voor een dagplaats wordt een ‘meeloper’ genoemd.
De meeloperslijst is bedoeld voor die personen (meelopers) die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen vaste standplaats kan worden toegewezen. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. Wat wordt verstaan onder ‘publiekrechtelijke verplichtingen’ wordt toegelicht onder artikel 10.
Financieel belang van een gegadigde voor een vaste standplaats noopt niet tot afwijking van beleid ten aanzien van de wachtlijst (ABRS 25 november 1999, JB 2000, 10).
ABRS 15 oktober 1997, jbMarkten bladzijde 41, inzake bepalendheid datum van inschrijving; ABRS 27 april 1992, AB (1992) 446, inzake verloting van vrijgekomen standplaats bij gering verschil in data van inschrijving.
Artikel 9. Toewijzing dagplaatsen
De marktmeester geeft een meeloper toestemming voor het innemen van een standplaats. Er wordt geen vergunning afgegeven. De marktmeester houdt wel een registratie bij met betrekking tot de meelopers welke op een dag een standplaats innemen en welke waren zij verkopen.
Artikel 10. Vereisten ingeschrevenen
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Artikel 11. Vergunning vaste plaats
In onderdeel a is expliciet opgenomen dat de vergunning naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. De afmetingen van de standplaatsen worden door de afdeling Markten, Kermissen en Evenementen bijgehouden op een plattegrond/tekening van het marktterrein. Ingevolge het vermelde onder c wordt in de vergunning opgenomen van welke verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats gebruik mag maken. Ingevolge het vermelde onder d wordt in de vergunning opgenomen welke artikelen of groep van artikelen door de vergunninghouder mogen worden verkocht.
Het hanteren van een anciënniteitlijst is van belang aangezien de vergunninghouder welke het langst op deze lijst staat ingeschreven, de eerste keuze heeft bij het kiezen van een standplaats als de markt opnieuw wordt ingedeeld. (Dit is bijvoorbeeld het geval als de markt wordt verplaatst naar een andere locatie.)
Artikel 12. Volgorde toewijzing vaste standplaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de meeloperslijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de meeloperslijst van deze personen is hierbij bepalend. In het Uitvoeringsreglement op de Marktverordening zal worden bepaald hoe vaak deze toewijzing zal geschieden. De door het college ingestelde branche-indeling wordt bij de toewijzing van vaste standplaatsen in acht genomen.
Artikel 13. Intrekking vergunning vaste plaats
Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.
Bij dagplaatsen en standwerkerplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkerplaatsen zal eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 32.
Hoewel wettelijke grondslag ontbreekt voor intrekking van de standplaatsvergunning, mag het college deze vergunning intrekken wegens een administratieve fout, mits hierbij algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen. In casu was de intrekking niet in strijd met deze beginselen (ABRS 12 december 2001, JB 2002, 27 m.nt. C.L.G.F.H.).
Artikel 14. Overschrijving vaste standplaatsvergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het uit sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot of een daarmee gelijkgestelde, kan worden overgeschreven. Een daarmee gelijkgestelde is bijvoorbeeld de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek).
Het wordt redelijk geacht dat bij het overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder de achterblijvende echtgenoot of daarmee gelijkgestelde van de vergunninghouder dezelfde standplaats op de markt behoudt als de vergunninghouder. Indien er sprake is van hetgeen zoals gesteld in lid 3 heeft degene die de vergunning heeft overgenomen, de ‘nieuwe’ vergunninghouder, niet automatisch recht op dezelfde standplaats op de markt als de ‘oude’ vergunninghouder. Het college kan besluiten dat de ‘nieuwe’ vergunninghouder een andere standplaats op de markt krijgt toegewezen bijvoorbeeld omdat de standplaats een populaire standplaats op de markt is waar ook andere vergunninghouders aanspraak op willen maken. Indien het door de afmetingen van de marktkraam fysiek niet mogelijk is om de ‘nieuwe’ vergunninghouder een andere standplaats aan te bieden, dan behoudt de ‘nieuwe’ vergunninghouder dezelfde standplaats als de ‘oude’ vergunninghouder.
Indien een situatie van artikel 13, eerste lid onder a of b, zich voordoet dan kan de vergunning worden overschreven op een derde, in het geval de echtgenoot van de vergunninghouder geen aanspraak wil maken op de vergunning. Als eerste komt hiervoor in aanmerking het meewerkende kind dat de laatste drie jaren op de markt bij de vergunninghouder op de loonlijst heeft gestaan. Vervolgens een wettige kind van de vergunninghouder en als derde een vaste medewerker die de laatste drie jaren op de markt bij de vergunninghouder op de loonlijst heeft gestaan.
Artikel 15. Doorhalen inschrijving lijst van gegadigden
In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats (meeloper) van de meeloperslijst dient te worden gehaald.
ABRS 17 augustus 1995, GS (1996) 7037, 5 m.nt. C.P.J. Goorden, inzake onbevoegde doorhaling van de wachtlijst.
Artikel 16. Regels standwerkers
Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkerplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.
Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenoemde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.
Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Een standwerker komt op de markten in Zaanstad nooit in aanmerking voor een vergunning voor een vaste (standwerkers)plaats. Ook al staat een standwerker weken achtereen op dezelfde markt, er ontstaat geen recht op een vaste vergunning. Er wordt steeds per marktdag dat de standwerker op de markt aanwezig is, een vergunning voor die dag verstrekt.
Standwerkers die artikelen verkopen waarvoor op de markt een branchestop geldt, worden één keer per vier weken op de markt toegelaten. Dit ter voorkoming dat er wekelijks artikelen worden aangeboden waarvoor een branchestop geldt.
Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde standplaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen – in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden – niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt dat zij hieraan nimmer enig recht op de desbetreffende standplaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke standplaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde standplaatsen meer beschikbaar zijn.
Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt.
ARRS 26 juli 1991, JG 92.0124 m.nt. van L.J.J. Rogier, inzake sanctioneren van een standwerker.
Artikel 17. Persoonlijk innemen standplaats
In artikel 17 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 10 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. (Vz ARRvS, 2 juli 1993, JG 1994/206, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon; Rechtbank Almelo 18 augustus 1995, GS (1995) 7022,3 m.nt. van E. Brederveld, inzake aanschrijving om standplaats persoonlijk in te nemen.) De vergunninghouder kan zich wel doen bijstaan op grond van het tweede lid.
Eis dat vaste standplaats persoonlijk wordt ingenomen, valt binnen de verordende bevoegdheid van de raad (ABRS 20 juni 2001, JG 01.0199 m.nt. M. Geertsema).
Artikel 18. Aantal keren innemen vaste standplaats
De minimale innameplicht van een vaste standplaats op een van de markten in Zaanstad is noodzakelijk om de continuiteit in de bezetting van de markt te waarborgen. Indien een vergunninghouder niet eenmaal per twee weken of minimaal negen maal per kwartaal zijn standplaats inneemt, bevinden zich op vele marktdagen lege stallen op de markt. Dit maakt de markt voor het publiek onaantrekkelijk, wat ook gevolgen heeft voor de andere marktkooplieden.
Artikel 19 en 20. Regeling bij ziekte en vakantie
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld onder opgave van reden.
Indien er zich bijzondere omstandigheden voordoen kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 10 voldoet. Een tijdelijke ontheffing als bedoeld in lid 1 en een vergunning zoals bedoeld in lid 2, worden afgegeven voor een bepaalde tijdsduur. Afhankelijk van de omstandigheden waarvoor de ontheffing of vergunning wordt aangevraagd, verleent het college een ontheffing of vergunning voor de tijdsduur welke naar het oordeel van het college redelijk is.
Vz ABRS 29 maart 1994, jbMarkten bladzijde 11, inzake weigering vervanging door niet-gezinslid. ABRS 23 september 1991, JG 92.0005 m.nt. L.J.J. Rogier, inzake ongeoorloofde vervanging.
Artikel 22. Tijdstip aan- en afvoer van goederen
Dit artikel ziet toe op dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.
In lid 3 is opgenomen dat uiterlijk twee uur na het einde van de markt het marktterrein leeg moet zijn aangezien het marktterrein dan weer gebruikt kan worden als parkeerterrein.
Artikel 23. Innemen standplaats en uitstallen handelswaren tot sluitingstijd markt.
Het is mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats uiterlijk een half uur voor het begin tijdstip van de markt ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven.
Lid 3 maakt duidelijk dat het, met name voor het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.
Bij overtreding van de in dit artikel genoemde verboden kan bestuursrechtelijk worden opgetreden bijvoorbeeld in de vorm van intrekken van vergunningen of het opleggen van een last onder dwangsom dan wel toepassen van bestuursdwang teneinde een ordelijk verloop van de markt te waarborgen. Het handhavend optreden tegen overtredingen geschiedt vanzelfsprekend met inachtneming van alle waarborgen zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Op grond van dit artikel kan het college artikelen of artikelgroepen aanwijzen die om algemene redenen niet op de markt ter verkoop mogen worden aangeboden. Ter voorkoming van onduidelijkheden is het aanwezig hebben van dergelijke goederen tevens verboden.
Artikel 27. Verzorging standplaats
De verantwoordelijkheid van de verzorging van de standplaats en daarmee met het uiterlijk aanzien van de markten ligt primair bij de individuele vergunninghouders. Dit artikel beoogt tevens dat overlast van rondzwervend afval of illegaal gebruik van inzamelmiddelen wordt voorkomen.
Het geproduceerde geluid mag het publiek en de overige kooplieden niet hinderen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 30. Venten op het marktterrein
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan op grond van artikel 30 worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.
Artikel 31. Nadere regels te stellen door het college
Dit artikel biedt de mogelijkheid een uitvoeringsreglement vast te stellen waarin nadere regels kunnen worden gesteld.
Artikel 32. Ogenblikkelijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 32 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 32 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.
Artikel 33. Intrekken en schorsing vergunning
In artikel 33 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Het ontwikkelen van beleid hieromtrent verdient aanbeveling.
In onderdeel d wordt ervan uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998, vormt naar het inzicht van de VNG voldoende basis om de gewenste intrekkings- of schorsingsgrond in de Marktverordening op te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening. Het stond tussen partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening voortvloeiende betalingsverplichtingen had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken. Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor excessen.
Terechte voorwaardelijke tijdelijke schorsing van een marktstandplaats wegens overtreding van Reglement warenmarkten Den Haag. Standplaatshouder is tevoren diverse malen gewaarschuwd. Opgelegde sanctie is niet onevenredig zwaar. Schorsingsregime is niet onverbindend wegens strijd met artikel 156 Gemeentewet (ABRS 15 augustus 2001, JU 021011).
De intrekking van een standplaatsvergunning op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam voor een week is een maatregel met een punitief karakter die door de rechter op zijn evenredigheid dient te worden getoetst, doch de enkele omstandigheid dat de strafrechter betrokkene een taakstraf heeft opgelegd, leidt niet tot het oordeel dat het bestuursorgaan reeds daarom niet tot het opleggen van een maatregel mocht overgaan. De opgelegde maatregel moet zelfstandig op evenredigheid worden beoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State neemt voor dat oordeel mede in aanmerking dat het bestuursorgaan een eigen taak heeft bij het handhaven van de rust en orde op de markt. Niet kan worden gezegd dat deze maatregel niet in een redelijke verhouding staat tot het wangedrag. Het geven van slechts een waarschuwing staat niet alleen niet in verhouding tot de ernst van de overtreding, maar maakt ook de handhaving van de verordening illusoir (ABRS 30 maart 2001, AB 2001, 189 m.nt. L.D.).
De vergunning van een marktkoopman is voor vier dagen geschorst in verband met telefonische bedreiging van een medewerker van de afdeling Markten, gemeente Den Haag. De voorzieningenrechter is van oordeel dat opgelegde sanctie niet in redelijke verhouding staat tot de uitlatingen van de marktkoopman. (Vz Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 maart 2007, AWB 07/2195.)
Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb.
Ten aanzien van de in artikel 34 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 32 tot en met 34, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Artikel 35. Intrekken oude regeling
In dit artikel wordt geen datum vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is niet nodig aangezien de datum waarop de oude regeling vervalt, de datum is waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Artikel 36. Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering besluiten van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande meeloperslijst en anciënniteitlijst. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.