Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Venlo |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Venlo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2006 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 31-05-2006 E3-journaal, 07-06-2006 | onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Awb: Algemene wet bestuursrecht.
Raad: de raad van de gemeente Venlo.
College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo.
Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten.
Beleidsregel: een bij besluit door het college vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, waarin in operationele zin het subsidiebeleid voor een specifiek beleidsveld wordt uitgewerkt.
Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten; in beleidsregels kan dit nader worden bepaald.
Artikel 5 Administratie, onderzoek, risico’s
De subsidieontvanger, die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van meer dan 50% van de baten van deze instellingen bijdraagt of die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van minder dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt en waarbij een gerechtvaardigd belang voor onderzoek bestaat, verleent medewerking aan onderzoeken die de raad, het college of de rekenkamercommissie (artikel 81o van de Gemeentewet) uitvoert.
Het college is bevoegd om bij subsidieverlening voorwaarden te stellen ten aanzien van het eigen vermogen.
Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen, worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:
Het college treedt in overleg met de organisatie over de activiteiten, de prestaties en de door het college voorgenomen aanvullende subsidievoorwaarden, een en ander binnen het financiële kader.
In de beschikking wordt tevens bepaald op basis waarvan achteraf de definitieve vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden. Als de jaarlijkse productiecyclus mede wordt bepaald door het ritme van het schooljaar kan het college aangepaste data bepalen ten aanzien van vraag, aanbod en beschikking. De subsidiënt wordt hierover geïnformeerd.
Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidie
Een waarderingssubsidie heeft als doel de instandhouding van een organisatie vanwege het belang dat door het college wordt gehecht aan de inhoud en de doelgroep van de activiteiten. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van kengetallen. Ook kan voor het geheel of voor bepaalde onderdelen een vast bedrag worden bepaald. Subsidieverlening- en vaststelling vallen samen en hebben in principe betrekking op een vierjarige periode.
Hoofdstuk 6 Investeringssubsidie
Een investeringssubsidie is bedoeld voor een investering in onroerende goederen die door het college van belang wordt geacht en waarvan de kapitaalslasten redelijkerwijs niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.
Een subsidieaanvraag moet vergezeld gaan van een begroting en een inhoudelijke motivatie van de voorgenomen investering.
De Algemene Wet Bestuursrecht (de Awb) regelt reeds veel aspecten van de subsidiëring. Wat in de Awb is geregeld hoeft niet in de verordening te worden opgenomen, maar soms is dat toch gedaan om de leesbaarheid van de verordening te bevorderen. Bij een conflict zal altijd de Awb naast de verordening worden gelegd.
In de Awb is ondermeer de mogelijkheid van bezwaar tegen een subsidiebeschikking geregeld. Bij een negatief besluit op een bezwaarschrift is vervolgens beroep mogelijk. In beschikkingen wordt steeds de mogelijkheid van bezwaar en beroep vermeld.
In de subsidieverordening wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidieverlening (Awb 4:23) en subsidievaststelling (Awb 4:25). Als op basis van de aanvraag het subsidiebedrag definitief wordt vastgelegd, vallen verlening en vaststelling samen. We spreken dan van directe vaststelling.
Artikel 3 Bevoegdheden raad en college
De verordening stoelt op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de gemeenteraad en het college zoals deze voortvloeit uit de wet Dualisering. De raad stelt de gemeentebegroting vast en bepaalt de beleidskaders waarbinnen subsidiëring plaatsvindt. Binnen die grenzen neemt het college besluiten over subsidies. Een belangrijk instrument hierbij zijn de beleidsregels die worden gehanteerd voor groepen van gelijksoortige organisaties en bij eenmalige subsidies.
Artikel 4-1 Rechtspersoonlijkheid
Onder rechtspersonen zonder winstoogmerk vallen zowel verenigingen als stichtingen.
Artikel 7-3 Godsdienstige en politieke activiteiten
Deze activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit heeft echter niet betrekking op activiteiten met een brede en informatieve strekking. Denk bijvoorbeeld aan een informatie- en discussiebijeenkomst van een jongerenorganisatie over politieke thema’s, gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren. Verder wordt evenmin uitgesloten het sociaal-maatschappelijk werk dat vanuit een bepaalde levensovertuiging wordt verricht.
Artikel 7-4 Verteer en vertier niet subsidiabel
Kosten van consumpties, etenswaren en kosten van activiteiten die enkel betrekking hebben op vertier (uitstapjes, feesten e.d.) worden niet gerekend tot subsidiabele kosten. Deze algemene regel heeft niet betrekking op kosten die in redelijkheid gemaakt worden ten bate van vrijwilligers die zich belangloos inzetten voor de organisatie van activiteiten. Ook in redelijkheid gemaakte kosten voor representatie of personeel worden hier uitgezonderd.
Verder bedoelen we met ‘vertier’ niet de activiteiten waarbij de sociale doelstelling voorop staat, zoals het voorkomen van isolement van ouderen of het bieden van een zinvolle vrijetijdsbesteding aan jongeren. Wat dit betreft is het wel aan de subsidieaanvrager om aan te geven wat de relatie is van de voorgenomen activiteiten met de doelstelling van de organisatie c.q. met de beleidsdoelen van de gemeente.
In verband met het streven naar administratieve vereenvoudiging wordt enkel een regeling over het eigen vermogen getroffen als het college daartoe aanleiding ziet.
Artikel 11 Accountantsverklaring
Bij budgetsubsidiëring hechten we belang aan een objectieve toets van de geleverde producten c.q. prestaties. Een dergelijke toets stelt eisen aan zowel de wijze waarop de gewenste output wordt geformuleerd als aan de manier waarop door de instelling wordt geregistreerd en verantwoording wordt afgelegd. De outputsubsidiëring van de professionele instellingen bevindt zich in verschillende stadia van ontwikkeling. Afhankelijk daarvan wordt - na overleg met de subsidieaanvrager - de concretisering van de objectieve toets door het college bepaald en in de subsidiebeschikking vastgelegd.
Artikel 12 Weigering / verlaging / intrekking
De Algemene wet bestuursrecht bepaalt wanneer subsidie kan worden geweigerd. Hiermee kan ondermeer misbruik van subsidie worden voorkomen. Deels aanvullend op de Awb worden in artikel 12 situaties genoemd waarin tot weigering kan worden overgegaan.
Artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt uitputtend wanneer een subsidie lager kan worden vastgesteld.
Artikel 13 Subsidiesoorten en meerjarige subsidies
Er wordt een beperkt aantal subsidiesoorten onderscheiden. Elke subsidiesoort kent zijn eigen toepassingsgebied en procedure. Daarom zijn hiervoor aparte hoofdstukken ingeruimd.
Lid 2 van dit artikel biedt de mogelijkheid om voor meerdere jaren een beschikking af te geven. Waar mogelijk zal hiervan gebruik worden gemaakt. Het leidt tot een beperking van administratieve handelingen en het biedt organisaties meer zekerheid voor de langere termijn. Bij een meerjarige subsidie moeten organisaties nog wel jaarlijks hun financieel en inhoudelijk verslag indienen. Op deze manier blijft de gemeente op de hoogte van ontwikkelingen en kan worden getoetst of organisaties nog steeds voldoen aan de voorwaarden die in de beschikking c.q. beleidsregel zijn opgenomen.
Budgetsubsidies worden met name toegepast bij professionele organisaties. De gemeente wil hierbij sturen op ‘output’, op resultaat. Het gaat er om dat de gesubsidieerde activiteiten bijdragen aan de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelen. Wat dit betreft is een ontwikkelproces gaande. In grote lijnen gaat het steeds om het volgende traject:
vraag gemeente > aanbod instelling > overleg > beschikking > uitvoering > verantwoording.
Artikel 14 lid 3 (begripsbepaling)
”Producten zijn organisatiespecifieke teleenheden”. Afhankelijk van de organisatie kan het hierbij gaan om bv.: aantal hulpverleningsgesprekken, begeleidingsuren, bijeenkomsten, voorstellingen, lesuren e.d. Als besloten wordt om de subsidie te koppelen aan gerealiseerde aantallen producten, zal in de subsidiebeschikking worden vastgelegd welke afwijking van de in de subsidieaanvraag vermelde aantallen leidt tot een bijstelling van het budget. Vanwege nog lopende discussies kan deze systematiek niet in de verordening worden vastgelegd. Ondermeer op dit onderdeel is nog sprake van een ontwikkelproces, waarbij van gemeentezijde wordt gezocht naar een toetsbare relatie tussen het budget en de mate waarin beleidsdoelen worden gerealiseerd.
Artikel 16 lid 2 (subsidieaanvraag)
Bij de stichting Wel.kom gaat het meer specifiek om de volgende stukken:
Artikel 19 lid 1 (rapportages)
In rapportages worden in ieder geval vermeld:
Artikel 21-24 Waarderingssubsidie
De gemeente subsidieert een groot aantal verenigingen en stichtingen vanuit een waardering voor hun bijdrage aan het sociaal-maatschappelijk leven in de gemeente, sport en cultuur hierbij inbegrepen. Waar mogelijk is de hoogte van de financiële bijdrage gekoppeld aan het bereik van de doelgroep. Voor de gemeente is het aantal leden of deelnemers een belangrijke indicatie voor de maatschappelijke betekenis van de organisatie. Soms wordt een vast jaarlijks bedrag bepaald om de instandhouding van een organisatie te faciliteren. In andere gevallen wordt gekozen voor een combinatie van een vast bedrag plus een bedrag dat afhangt van het aantal leden of deelnemers. In beleidsregels of specifieke beschikkingen wordt een en ander verder uitgewerkt.
De uitvoering van artikel 22 lid 3 geschiedt als volgt: als meer dan een kwart van het aantal leden bestaat uit niet in Venlo ingeschreven personen wordt een korting op het volgens de beleidsregel berekende subsidie toegepast gelijk aan het percentage niet-Venlose leden dat de 25% overschrijdt. Met andere woorden: als bv. 30% bestaat uit niet-Venlose leden wordt een korting van 5% toegepast.
Artikel 25-28 Exploitatiesubsidie
Met de toekenning van een exploitatiesubsidie wordt eveneens een waardering voor een organisatie en de activiteiten tot uiting gebracht. Het nadeel van exploitatiesubsidies betreft de administratieve rompslomp, zowel voor organisaties als voor de gemeente. Op termijn zal deze subsidiesoort naar verwachting verdwijnen.
Artikel 29-32 Eenmalige subsidie
Voor elk van de sectoren welzijn, sport en cultuur zijn door het college afzonderlijke beleidsregels voor eenmalige subsidies vastgesteld. Hiermee worden bijzondere eenmalige activiteiten of aanschaffingen mogelijk gemaakt, evenals experimenten die een bron kunnen zijn voor vernieuwing. Ook voor projecten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen is een eenmalige subsidie mogelijk. Om procedures te versnellen en te vereenvoudigen is, bij aanwezigheid van een beleidsregel, de besluitvorming gedelegeerd aan het betreffende afdelingshoofd die hierover werkafspraken maakt met de portefeuillehouder.
Artikel 33-36 Investeringssubsidie
Deze subsidievorm wordt met name toegepast bij sportorganisaties. Het is evident dat de mogelijkheden strekken voor zover budgetten hiervoor zijn gereserveerd.
Investeringen in onderwijsaccommodaties vallen buiten het kader van deze verordening. Op dat gebied bestaat een specifieke verordening onderwijshuisvesting.
De bevoegdheid tot ontheffing van indieningstermijnen is gedelegeerd aan het betreffende afdelingshoofd, ervan uitgaande dat hiervan spaarzaam gebruik wordt gemaakt. Op deze manier kan binnen de grenzen van rechtmatigheid snel op bijzondere situaties worden gereageerd.
Vooraf, achteraf en tussendoor gaat het telkens om de vraag of de inzet van de organisatie bijdraagt aan de realisering van de beleidsdoelen. Het antwoord hierop kan tussendoor leiden tot een bijstelling van de inzet van de organisatie of tot een aanpassing van de vraag van de gemeente.