Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Venlo 2010 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Venlo 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De volgende regelingen worden ingetrokken:
de Algemene subsidieverordening Venlo 2009, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Venlo van 26 november 2008 en
de Algemene subsidieverordening Arcen en Velden, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Arcen en Velden van 18 december 2008.
Subsidieregel beeldende kunst en vormgeving
Subsidieregel eenmalige activiteiten en projecten cultuur
Subsidieregel sportinvesteringen
Subsidieregel sportstimuleringsactiviteiten en aanschaf materiaal
Subsidieregel sportverenigingen
Subsidieregel topsport en prestaties
Subsidieregel functieverbetering Gemeenschapsaccommodaties
Subsidieregel exploitatiesteun Gemeenschapsaccommodaties
Subsidieregel maatschappelijke participatie
Subsidieregel jeugdactiviteiten
Subsidieregel wijkoverleggen en dorpsraden
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2020 | Artt. 2, 3, 6, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16 | 30-11-2011 E3-journaal, 07-12-2011 | . | |
01-01-2010 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 04-01-2010 E3-journaal, 06-01-2010 | onbekend |
De raad van de gemeente Venlo;
gezien het voorstel van het projectcollege van 10 maart 2009;
gehoord de herindelingscommissie van 18 maart 2009;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;
mede gelet op de Wet samenvoeging gemeenten Arcen en Velden en Venlo;
vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Venlo 2010;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening
Deze verordening is van toepassing op subsidies op de volgende terreinen.
activiteiten in de sfeer van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 3 Bevoegdheden raad en college
Het college besluit over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden en over het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.
Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de Awb en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23 lid 2 van de Awb van toepassing is. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Administratie en onderzoek
De subsidieontvanger, die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van meer dan 50% van de baten van deze instellingen bijdraagt of die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van minder dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt en waarbij een gerechtvaardigd belang voor onderzoek bestaat, verleent medewerking aan onderzoeken die de raad, het college of de rekenkamercommissie (artikel 81o van de Gemeentewet) uitvoert. De medewerking houdt in dat de subsidieontvanger:
In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb, kan de gemeente aan de subsidieontvanger, de verplichting tot het betalen van een vergoeding van de vermogenswaarden opleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.
Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:
meer specifiek de activiteiten strijdig zijn met de erkende rechten van de mens zoals vastgelegd in de Grondwet en internationale verdragen;
Hoofdstuk 2 Structurele subsidie
Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.
Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8. van de Awb zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.
De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid van de Awb genoemde handelingen, althans voor zover deze handelingen leiden tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.
Artikel 4:76 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op subsidieontvangers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.
De in dit artikel genoemde activiteiten zijn in principe onderwerp van gemeentelijk beleid waarbij subsidiëring als instrument wordt gehanteerd om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. Met de subsidieverordening bestaat een wettelijke grondslag voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de vermelde activiteiten.
Naast het bepalen van subsidieplafonds, binnen het financiële kader dat door de raad is vastgesteld, is het college bevoegd om subsidieregels vast te stellen. Aan de hand van subsidieregels kan worden bepaald of activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en hoe de subsidie wordt berekend. Met name voor groepen van gelijksoortige organisaties wordt gewerkt met subsidieregels, zoals bij sportverenigingen, amateurkunst, jeugd enz.
Zie wat betreft de uitvoeringsovereenkomst, genoemd in het zesde lid, de toelichting bij artikel 13.
In het zevende lid is geregeld dat het college ook bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidie in gevallen waarin op grond van artikel 4:23 lid 3 van de Awb subsidie mag worden toegekend, ondanks het feit dat geen wettelijke grondslag aanwezig is. Het gaat hierbij met name om incidentele subsidieverlening en de verlening van subsidie in een situatie waarin de gemeentebegroting de subsidieontvanger vermeld, evenals het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.
In dit artikel staan een aantal algemene vereisten die gelden bij subsidieverlening. Om de administratieve druk op (vrijwilligers)organisaties te beperken wordt niet bij elke subsidieaanvraag verlangd dat op alle genoemde punten wordt gerapporteerd. Dit neemt niet weg dat deze zaken van belang zijn. Bij signalen en/of als van gemeentewege wordt geconstateerd dat een organisatie in strijd is of handelt met de vereisten wordt actie ondernomen. In het uiterste geval kan dit leiden tot beëindiging van de subsidie. Op advies van het Wmo-forum zullen de algemene vereisten zoals genoemd in lid 3 t/m 6 voortaan steeds in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld.
De vereiste van een ‘redelijke financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers’ geldt voor de meeste organisaties. In sommige gevallen zal deze eigen bijdrage nihil zijn vanwege de aard van de activiteiten. Te denken valt aan maatschappelijke dienstverlening, vrijwilligerswerk in de zorg, voorlichtingsactiviteiten e.d.
Op basis van dit artikel bestaat zowel voor het college als voor de raad of de rekenkamercommissie de mogelijkheid om onderzoek te doen naar een gesubsidieerde organisatie. Deze is verplicht hieraan alle medewerking te verlenen.
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om te bepalen dat de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is bij een met subsidiegelden opgebouwd vermogen. In een dergelijk geval zal rekening worden gehouden met bestemmingsreserves en de buffer die nodig is voor een gezonde exploitatie.
In artikel 4:41 lid 2 van de Awb wordt aangegeven in welke gevallen van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
Subsidieaanvragen worden in eerste instantie getoetst aan de hier vermelde weigeringsgronden alvorens een verdere behandeling plaats vindt.
Artikel 4:25 regelt dat een subsidie ook kan worden geweigerd als toekenning zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 4:35 noemt nog meer gevallen, zoals het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of als een organisatie failliet is verklaard.
Afdeling 4.2.8 van de Awb geeft in zijn algemeenheid regels voor het gehele proces van per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Door hiernaar te verwijzen verklaren we deze regels van toepassing op al deze subsidies.
Omdat deze verordening moet kunnen dienen als een handvat voor subsidieaanvragers zijn de belangrijkste elementen van het genoemde hoofdstuk van de Awb verwerkt in de artikelen 13 t/m 16: aanvraag, verlening, meerjarige subsidies, vaststelling.
Volgens artikel 4:66 van de Awb wordt subsidie slechts verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Uitzonderingen zijn mogelijk. Het vierde lid van ons artikel 12 is met name van toepassing op organisaties die in oprichting zijn en nog niet over volledige rechtspersoonlijkheid beschikken. Een uitzondering betreft ook de subsidie aan een topsporter cf. de betreffende subsidieregel.
Artikel 4:71 van de Awb noemt een aantal juridische handelingen, zoals het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van statuten, het verwerven van eigendom, het vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van geldleningen of kredietovereenkomsten, enz. Toestemming van het college is nodig als dit leidt tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.
Met een verwijzing naar de Awb biedt het derde lid de mogelijkheid van een egalisatiereserve bij de gesubsidieerde instellingen. Zeker bij grote instellingen is het van belang dat enige buffer aanwezig is om tekorten van het ene jaar te kunnen opvangen met overschotten van een ander jaar. Hiermee kan een doelmatige besteding en doelmatig beheer van subsidiegelden wordt bevorderd. Artikel 4:72 van de Awb bevat nog enkele nadere voorschriften over de vorming van een egalisatiereserve.
Artikel 4:76 bevat een aantal normen ten aanzien van de financiële verslaglegging door organisaties die volledig van subsidie afhankelijk zijn. Het vijfde lid van ons artikel 6 regelt dat dit ook van toepassing is op organisaties die slechts voor een deel van subsidie afhankelijk is. Volgens de Awb kan ‘in overwegende mate’ gelezen worden als meer dan de helft, maar in specifieke gevallen zal de jurisprudentie moeten worden geraadpleegd.
Een subsidieaanvraag moet voor 1 oktober worden ingediend. Dit houdt in dat vóór 1 oktober de gemeente de aanvraag in bezit moet hebben. Het college kan voor een specifieke organisatie de indieningstermijn van een subsidieaanvraag vervroegen. Te denken valt aan professionele organisaties, als vanwege de complexiteit meer ruimte gewenst is voor de behandeling van de subsidieaanvraag.
In zijn algemeenheid moet zowel bij een structurele als bij een incidentele subsidieaanvraag expliciet worden vermeld welk subsidie wordt aangevraagd. Uitzonderingen gelden slechts als de van toepassing zijnde subsidieregel een grondslag kent op basis van het aantal leden.
Wat betreft activiteitenplan en beoogde prestaties gelden bij vrijwilligersorganisaties andere normen dan bij professionele organisaties. Zo zullen verenigingen vaak kunnen volstaan met vermelding van de aard van de activiteiten en het aantal leden. De subsidieregels geven hierover nadere informatie.
Bij professionele organisaties kan gekozen worden voor een uitvoeringsovereenkomst op maat. Artikel 4:36 van de Awb biedt hiertoe de mogelijkheid. In ons artikel 3 lid 6 wordt hiernaar verwezen. In een dergelijke overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verleend. In overleg tussen gemeente en instelling wordt geregeld op welke manier de activiteiten en de voorgenomen prestaties worden vastgelegd.
Subsidieaanvragers moeten voorafgaand aan het subsidiejaar weten of en hoeveel subsidie wordt verleend. Uitzonderingen zijn denkbaar als zich in het voortraject complicaties hebben voorgedaan. In dergelijke gevallen zal steeds goed worden gecommuniceerd met de subsidieaanvrager.
Als sprake is van activiteiten die met grote continuïteit worden uitgevoerd, wordt de voorkeur gegeven aan een meerjarige subsidiebeschikking. Zowel voor de betreffende organisatie als voor de gemeente ontstaat hierdoor eenvoud in de procedure.
Zoals uit de definitie in artikel 1 blijkt heeft het hoofdstuk ‘eenmalige subsidies’ betrekking op uiteenlopende zaken: van een kleine bijzondere activiteit, aanschaf van materialen, tot een investering of een groot project. Het is de eenmaligheid die maakt dat toch dezelfde basisregels kunnen gelden. De verordening biedt de mogelijkheid om onderdelen van de regeling op maat aan te passen. De beoordeling van een investering kan bijvoorbeeld meer tijd in beslag nemen dan 8 weken. De ruimte bestaat om een afwijkende termijn te bepalen (artikel 20).
De bevoegdheid om besluiten te nemen over eenmalige subsidieaanvragen kan worden gedelegeerd aan het afdelingshoofd. De uitvoering van deze bevoegdheid geschiedt vervolgens in overleg met de portefeuillehouder.
De subsidieverordening betreft een algemene regeling. Het college is bevoegd hiervan af te wijken als toepassing van bepaalde regels voor bv. een belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met deze verordening worden beoogd (zie Awb, artikel 4:84).
Als het gaat om afwijking van termijnen kan het betreffende afdelingshoofd worden gemandateerd om hiertoe namens het college te besluiten.