Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Venlo / APV Venlo |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Venlo / APV Venlo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
In het wijzigingsbesluit van 28 september 2010 zijn nieuwe danwel gewijzigde strafbepalingen opgenomen die niet met terugwerkende kracht in werking kunnen treden. Per abuis is dit niet opgenomen in de overgangsbepalingen. Derhalve is voor de strafbepalingen art. 142 van de Gemeentewet van toepassing waarin is geregeld dat inwerkingtreding plaatsvindt met ingang van de 8e dag na bekendmaking. Dit betekent dat voor de artikelen 2:1, 2:44, 2:48, 2:56d, 2:74b, 4:12, 4:12b, 4:12d 5:12 en 5:18 geldt dat deze in werking treden ingaande 14 oktober 2010.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10, 2:11, 2:12, 4:11 en 4:15 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
I. te bepalen dat deze wijziging in werking treedt op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
Nadere regels passantenhavens (1.1:CVDR56540_1)
Besluit meldingsplicht evenementen 2010(1.1:CVDR56125_1)
Beleidsregels aanwezigheid leidinggevenden in horecabedrijven(1.1:CVDR55315_1)
Beleidsregels sluitingstijden horecabedrijven gemeente Venlo 2014(1.1:CVDR326996_1)
Beleidsregels toegangscontrole horecabedrijven en direct aan horecabedrijven te relateren overlast gemeente Venlo (1.1:CVDR56013_1)
Beleidsregels ten aanzien van horeca in aaangewezen gebieden (1.1:CVDR56008_1)
Nadere regels vergunningvrije inrichtingen ex art. 2:29a APV (1.1:CVDR56537_1)
Nadere regels terrassen 2014 (1.1:CVDR338491_1)
Gebiedsaanwijzing, mandaat en gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen Venlo-Zuid (1.1:CVDR103755_3)
Mandaat en beleidsregels/gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen drugsoverlast Venlo-Centrum (1.1:CVDR189912_2)
Mandaat/beleidsregels/gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen overlast Vastenavondkamp (1.1:CVDR165050_2)
Mandaat en beleidsregels/gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen uitgaansoverlast in de binnenstad van Venlo (1.1:CVDR189915_2)
Aanwijzingsbesluit (brom)fietsstallingsgebied (1.1:CVDR54796_1)
Aanwijzingsbesluit overlast (brom)fietsen (1.1:CVDR54926_1)
Gebiedsaanwijzing hinderlijk drankgebruik (1.1:CVDR440652_1)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-12-2018 | 20-12-2019 | 11e wijziging | 28-11-2018 | crm 1371584 | |
02-05-2018 | 11-12-2018 | 25-04-2018 | crm 1288819 | ||
01-01-2018 | 02-05-2018 | 9e wijziging: artt. 2:11 en 5:24 | 27-09-2017 | crm 1219518 | |
04-07-2017 | 01-01-2018 | 8e wijziging: art. 2:49a (nieuw) | 28-06-2017 | crm 1138064 | |
07-03-2017 | 04-07-2017 | 7e wijziging: Hoofdstuk 4, Afdeling 3, artikelen 4:10 t/m 4:12d | 22-02-2017 | crm 1063024 | |
01-01-2017 | 07-03-2017 | 6e wijziging: artikel 1:3 (vervallen); artikel 1:8; artikel 2:10a; artikel 2:24; artikel 2:25; artikel 2:29; artikel 2:30; artikel 2:38; artikel 2:39; Afdeling 10a (vervallen); artikel 2:48; artikel 2:59; artikel 2:77; artikel 2:80; artikel 2:81; artikel 4:1; artikel 4:3; artikel 4:4a (nieuw); artikel 4:15; artikel 5:24; artikel 6:2. | 21-12-2016 | crm 1040753 | |
01-01-2014 | 01-01-2017 | 5e wijziging: art. 2:27 (wijziging), art. 2:29 (wijziging) art. 2:29c t/m 2:29g (wijziging), art. 2:29ee (nieuw), 2:29h (wijziging),2:34 a t/m b ( nieuw), art. 2:40 (wijziging), art. 2:44 (wijziging), 2:49 (wijziging), art. 2:50 (wijziging), art. 2:58 (wijziging), art. 2:78 (wijziging), art. 2:80 (wijziging), art. 2:85 (wijziging), art. 5:12 (wijziging), Afdeling 6 (wijziging). | 18-12-2013 E3-journaal/de Trompetter d.d. 31-12-2013 | Gemeenteblad jaargang 2013, nummer 65 | |
07-11-2013 | 01-01-2014 | 4:2 lid 5 (nieuw), 4:3 lid 7 (nieuw) | 30-10-2013 E3-journaal/de Trompetter d.d. 06-11-2013 | Gemeenteblad jaargang 2013, nummer 43 | |
01-01-2012 | 07-11-2013 | Artt. 1:9, 1:10, 2:25, 2:28, 2:39, 3:4 | 30-11-2011 E3-journaal, 07-12-2011 | onbekend | |
01-10-2010 | 01-01-2012 | Artt. 1:1, 1:2, 1:8, 2:1, 2:10 t/m 2:12, 2:44, 2:48, 2:65d (nieuw), 2:74b, 4:11, 4:12, 4:12b, 4:12c, 4:12d, 4:15, 5:12, 5:18. | 28-09-2010 E3-journaal, 06-10-2010 | onbekend | |
01-04-2010 | 01-10-2010 | Artt. 1:9, 2:1, lid 2, 2:24, onder a, 2:26, lid 4, 2:26a, 2:57, lid 1, 2:58, lid 1, 2:74a, lid 4, 2:83, 3:9, lid 4, 4:10, 4:11, lid 2, 4:12b, 4:12c | 24-03-2010 E3-journaal, 31-03-2010 | ||
01-01-2010 | 01-04-2010 | nieuwe regeling | 04-01-2010 E3-journaal, 06-01-2010 | onbekend |
De raad van de gemeente Venlo;
gezien het projectcollegevoorstel van 3 november 2009;
gehoord de herindelingscommissie van 9 november 2009;
gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;
mede gelet op de Wet samenvoeging gemeenten Arcen en Velden en Venlo;
vast te stellen de navolgende Algemene plaatselijke verordening Venlo.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de grenzen zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, artikel 2:11 of artikel 4:11.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
door de burgemeester, indien de weg of een weggedeelte een voor het publiek toegankelijke plaats als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet is;
Artikel 2:10a Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:10b Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 niet geldt.
Het verbod in eerste lid van artikel 2:10 geldt niet voor het door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen categorieën van gebruik, al dan niet tot een bepaald gebied beperkt, voor zover de gebruiker voldoet aan de door het college bij of krachtens dat besluit gestelde voorschriften, welke betrekking hebben op de in artikelen 1:8 en 2:10, tweede lid, genoemde belangen.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Venlo 2018.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of de Wegenverordening provincie Limburg van toepassing is.
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat.
Het in eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 5 van de Wegenverkeerswet van toepassing is.
Artikel 2.20 Gevaarlijke voorwerpen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde en veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrechtof de Provinciale vaarwegenverordening.
Afdeling 7 Toezicht op evenementen
Artikel 2:24 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in de Marktverordening Venlo;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
verrichtingen van vermaak, voor zover die plaatsvinden in een inrichting, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel in artikel 2:28 is verleend, en niet zijnde:
b. verrichtingen, die niet behoren tot de normale bedrijfsvoering van de inrichting en/of waarop de betreffende inrichting niet is ingericht.
Artikel 2:25 Vergunning evenementen
Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten, die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, is tijdens de duur van het evenement geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten vermeld zijn in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
De burgemeester weigert de vergunning in ieder geval indien naar zijn oordeel noch door het stellen van voorschriften, noch door de zijdens de organisator voorgestelde maatregelen, onevenredige schade aan de belangen genoemd in het eerste lid kan worden voorkomen, dan wel indien de ter handhaving van openbare orde en veiligheid noodzakelijke politiecapaciteit een zijns inziens onevenredig beroep op de beschikbare formatie doet.
Het verbod, vervat in artikel 2:25, eerste lid, geldt niet voor het organiseren of houden van door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen categorieën evenementen, al dan niet tot een bepaald gebied beperkt, voor zover de organisator voldoet aan de door het college bij of krachtens dat besluit gestelde voorschriften, welke betrekking hebben op de in artikel 2:26, eerste lid, genoemde belangen.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
alle voor het publiek toegankelijke lokaliteiten open plaatsen, tuinen of ge-deelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) wor-den gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eet- en drinkwaren te verkrijgen en / of te verbruiken en zwak-alcoholische drank te verkrijgen;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren (exploitatievergunning).
Artikel 2:29 Eisen leidinggevende
1. Een leidinggevende voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 8, eerste lid van de Drank- en Horecawet.
2. In afwijking van het eerste lid, voor wat betreft de daarin bedoelde leeftijdseis, dient de leidinggevende van een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2:27, onder a, sub 2 en 3, niet zijnde een coffeeshop, de leeftijd van achttien jaar bereikt te hebben.
Het college kan bij openbare bekendmaking:
Artikel 2:29b Vergunningaanvraag
Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend aan de hand van een door de burgemeester vast te stellen formulier. Met een zodanige aanvraag wordt gelijkgesteld een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf.
Artikel 2:29c Weigeringsgronden
Artikel 2:29d Vergunning en aanhangsel
Artikel 2:29e Melding leidinggevende
Artikel 2:29ee Wijziging inrichting
Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien nog aan de ten aanzien van de inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde verguning, waarin de ingevolge artikel 2:29d vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.
Artikel 2:29f Aanwezigheid leidinggevende of barvrijwilliger
Artikel 2:29g Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende of barvrijwilliger van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
de vergunninghouder in een periode van twee jaar tenminste drie maal op grond van artikel 2:29e, eerste lid, om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 2:29e, vijfde lid.
Artikel 2:29h Vervallen vergunning
Artikel 2:29i Sluiting van inrichtingen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door De burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
a. een bij een inrichting behorend terras voor bezoekers geopend te hebben of daarop bezoekers te hebben van 02.00 uur tot 07.00 uur.
b. voor publiek toegankelijke plaatsen waarvoor een ontheffing bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet geldt voor bezoekers geopend te hebben of daarop bezoekers tehebben van 02.00 uur tot 07.00 uur.
De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd, met dien verstande dat het raamoppervlak tenminste gelijk moet zijn aan die oppervlakte die in het Bouwbesluit ten aanzien van verblijfsgebieden in woningen wordt gesteld.
In de inrichting moeten de luchtverversing, de elektriciteits- en drinkwatervoorziening voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit.
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het is verboden in een inrichting de orde te verstoren.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een inrichting geen voor het publiek toegankelijke plaats als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewetis, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.
Artikel 2:34a Schenktijden paracommerciële inrichting
Het is verboden in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken op andere tijdstippen dan van 09.00 uur tot het tijdstip waarop de inrichting bij of krachtens artikel 2:30 voor bezoekers geopend mag zijn.
Artikel 2:34b Bijeenkomsten paracommerciële inrichting
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:38a Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisadministratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester is overeenkomstig artikel 151d van de Gemeentewet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal of halte voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
Artikel 2:65d Slaapverblijf op de weg
Het is verboden op een openbare plaats, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:73 Bezigen van vuurwerk
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Artikel 2:74b Openlijk gebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de weg dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat zulks geschiedt om afstand van het voorwerp te doen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:20, 2:23, 2:26, leden 5 t/m 7, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 2:81, 2:82, 2:83, 2:84 of 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewette besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Afdeling 16 Voetbalwedstrijden
Artikel 2:78 Betaald voetbalwedstrijden
Voor de toepassing van deze Afdeling wordt onder organisator verstaan:
de betaald voetbalorganisatie VVV-Venlo, indien het betreft een voetbal-wedstrijd in het stadion als hierna vermeld, waarbij het eerste elftal van de betaald voetbalorganisatie VVV-Venlo als thuis spelende ploeg betrokken is, uitgezonderd dergelijke wedstrijden buiten enig competitie¬verband tegen een amateurvoetbalorganisatie;
Voor de toepassing van de artikelen van deze afdeling wordt onder stadion verstaan het stadion ‘De Koel’. Onder de omgeving van het stadion wordt verstaan het gebied dat wordt omsloten door de Kaldenkerkerweg (gelegen tussen Casinoweg en Postweg), het bosgebied gelegen in het verlengde van de Postweg, de spoorlijn Venlo-Kaldenkerken en het bosgebied in verlengde van de Casinoweg.
Artikel 2.79 Voetbalvergunning
Artikel 2.80 Verbod voetbalwedstrijd
Artikel 2.81 Orde in verband met voetbalwedstrijden
Al degenen die zich vanaf 48 uur voor het vastgestelde begin van een betaald voetbalwedstrijd tot 24 uur na afloop van die wedstrijd op openbare plaatsen gemaskerd, vermomd of op enige andere wijze onherkenbaar gemaakt vertonen, zijn verplicht zich op eerste vordering van een ambtenaar van politie van het masker of andere vermomming te ontdoen.
Artikel 2:82 Aangewezen routes
Het is personen die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporter, of bij de politie als zodanig geregistreerd staan in de daartoe bestemde registers, verboden op de dag waarop een voetbalwedstrijd zal worden gespeeld die door de burgemeester ingevolge artikel 2.80, derde lid, als risicowedstrijd is aangewezen, ongeacht het daarbij eventueel te bezigen middel van vervoer, zich te begeven of te bevinden buiten de door de politie aangewezen routes.
Artikel 2.83 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een opsporingsambtenaar met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.84 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van voetbalwedstrijden. Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 2 jaar.
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoelde verbod, nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een wedstrijd van de organisator wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd.
Afdeling 17 Verblijfsontzeggingen
Artikel 2:85 Verblijfsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die de openbare orde ernstig verstoort of die één of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt, die genoemd worden in het laatste lid van dit artikel, een verbod opleggen zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste twee weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen één jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich gedraagt in strijd met het vijfde lid of de laatste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 6 weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder twee of meer verboden als bedoeld in dit artikel zijn opgelegd en ten aanzien van wie binnen één jaar na het opleggen van het laatste verbod wordt geconstateerd, dat hij zich gedraagt in strijd met het vijfde lid of de in het laatste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 12 weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3:4 Vergunning seksinrichting
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenweten de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g , 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht , maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch - pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3:16 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegd bestuursorgaan de vergunning intrekken:
indien aannemelijk is, dat de exploitant of de beheerder van de seksinrichting of het escortbedrijf betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting of het bedrijf;
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de Externe link2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 9 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste 2 weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 9 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 3.14, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 2 weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Indien door een inrichting geen gebruik wordt gemaakt van de krachtens artikel 4:2 aangewezen collectieve festiviteiten, kunnen maximaal 3 extra individuele ontheffingen worden verleend. Deze 3 extra individuele ontheffingen worden, in afwijking van artikel 4:4, eerste lid, verleend tot maximaal 23:00 uur. Een verzoek hiertoe dient uiterlijk 25 januari van ieder kalenderjaar te zijn ingediend.
Artikel 4:4 Voorwaarden festiviteiten
Het equivalente geluidsniveau, bepaald volgens de meetmethoden genoemd in het Besluit, ten gevolge van een festiviteit mag op de gevel van een woning van derden of een andere geluidgevoelige bestemming, niet meer bedragen dan:
Artikel 4:5 Geluidhinder in de openlucht en in feesttenten
Het is verboden zonder vergunning van het college in de openlucht en in feesttenten muziek of zang ten gehore te brengen dan wel een geluidsapparaat, een toestel of een bouwmachine op zodanige wijze in werking te brengen of te hebben dat naar alle redelijkheid verwacht kan worden dat hierdoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.
Het verbod, vervat in het eerste lid, geldt niet voor het ten gehore brengen van muziek of zang dan wel het in werking brengen of hebben van door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen categorieën muziek, zang, geluidsapparaten, toestellen of bouwmachines, al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, voor zover wordt voldaan aan bij of krachtens dat besluit vastgestelde voorschriften, welke betrekking hebben op het voorkomen van geluidhinder.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Artikel 4:6b Overige geluidhinder
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
Artikel 4:11 Register waardevolle bomen en houtopstanden
Artikel 4:12 Aanvraag ontheffing
De ontheffing moet worden aangevraagd door of namens de zakelijk gerechtigde.
Artikel 4:12a Criteria ontheffing
Een ontheffing voor het kappen van een beschermde boom of houtopstand, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts worden verleend indien:
Artikel 4:12b Vervaltermijn ontheffing
Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een beschermde boom of houtopstand zonder ontheffing van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde, aanwijzingen geven om te herplanten. Het college kan zich voor wat betreft de omvang van de herplant baseren op de boomwaarde van de zonder ontheffing gevelde boom of houtopstand.
De zakelijk gerechtigde is verplicht de voorschriften en de aanwijzingen als bedoeld in dit artikel op te volgen. Onder zakelijk gerechtigde wordt verstaan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, degene die anderszins bevoegd is tot het treffen van voorzieningen en eventuele rechtsopvolgers.
Artikel 4: 12dSchadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11, 4:11a of 4:12c schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 4:15 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:
opschriften en aankondigingen van tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben doch niet langer dan 4 weken, mits van het aanbrengen ervan tevoren of vanwege de rechthebbende van de onroerende zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op gedragingen voor zover in de bescherming van de door dit verbod beschermde belangen reeds wordt voorzien bij of krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Erfgoedwet, de Erfgoedverordening Venlo of artikel 2:10 van toepassing is.
Het verbod, vervat in 4:15, eerste lid, geldt niet voor het maken van door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen categorieën handelsreclame, voor zover wordt voldaan aan bij of krachtens dat besluit vastgestelde voorschriften, welke betrekking hebben op de in artikel 4:15, vierdelid , genoemde belangen.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Parkeren en overlast van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare ruimte of gezondheid aangewezen plaatsen op de weg, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:16 Uitzondering ventverbod
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet, op de plaatsen, gedurende de tijden en op de wijze zoals door het college bij openbare kennisgeving aangegeven.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Havenverordening Venlo, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Venlo 2018.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Havenverordening Venlo.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het waterl
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet;
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn, waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn, waarvoor zij werden opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de op basis van die verordeningen genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten voor het grondgebied waarvoor de betreffende verordening heeft gegolden, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de nadere regels en de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat zijn in deze verordening of vervat zijn in een niet ingetrokken deel van die verordeningen.