Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen
Artikel 1. begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
bevoegd
gezag:
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- b.
monument:
- 1.
alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun
schoonheid, betekenis voor de wetenschap,ecologische of
cultuurhistorische waarde of;
- 2.
terreinen die van algemeen belang zijn wegens de daar
aanwezige zaken als bedoeld onder 1.;
- c.
gemeentelijk
groenmonument:
monument, bedoeld onderdeel b onder 1.;
- d.
gemeentelijk
archeologisch
monument:
monument, bedoeld in onderdeel b onder 2;
- e.
beschermd
gemeentelijk
monument:
monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening
als zodanig is aangewezen;
- f.
gemeentelijke
monumentenlijst:
de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze
verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken
en terreinen;
- g.
beschermd
rijksmonument:
onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de
Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
- h.
kerkelijk
monument:
monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke
gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat
tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt
voor de uitoefening van de eredienst;
- i.
stads-
en
dorpsgezicht:
groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens
haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele
samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische
waarde;
- j.
lijst van beschermde
gemeentelijke stads- en dorpsgezichten:
de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze
verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
aangewezen gebieden;
- k.
Commissie Monumenten en
Binnenstad:
de door de gemeenteraad ingestelde commissie, met als taak het
bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over
onder andere de toepassing van de Monumen- tenwet 1988 en de
monumentenverordening en de uitvoering van het
monumentenbeleid.
- l.
omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2. Gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het
gebruik - als bedoeld in artikel 2.15 van de Wabo - van het
monument.
Hoofdstuk 2 . Beschermde gemeentelijke monumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing
Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op
verzoek van een belanghebbende, een monument aanwijzen als
beschermd gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat het college van burgemeester en wethouders over de
aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Commissie
Monumenten en Binnenstad. In spoedeisende gevallen kan het
college hiervan afwijken.
- 3.
Voordat het college van burgemeester en wethouders een kerkelijk
monument aanwijst, voert het tevens overleg met de
eigenaar.
- 4.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de
kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd
gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie
als bedoeld in het negende lid plaatsvindt, dan wel vaststaat
dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 6
tot en met 10 van overeenkomstige toepassing.
- 5.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op
grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
- 6.
De Commissie Monumenten en Binnenstad adviseert binnen acht
weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het bevoegd
gezag.
- 7.
Het college van burgemeester en wethoudersbeslist binnen acht
weken na de datum van ontvangst van het advies van de Commissie
Monumenten en Binnenstad, maar in ieder geval binnen zestien
weken na de adviesaanvraag aan de commissie.
- 8.
De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt medegedeeld
aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale
legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire
schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de
verzoeker.
- 9.
Het college van burgemeester en wethouders registreert het
beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke
monumentenlijst.
- 10.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke
aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale
aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het
beschermd gemeentelijk monument.
Artikel 4 Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing
zelf of op verzoek van een belanghebbende wijzigen.
- 2.
Artikel 2, tweede, derde, zesde en zevende lid, is van
overeenkomstige toepassing op de wijziging.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is,
blijft overeenkomstige toepassing van artikel 2 achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de
gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 5 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing
intrekken.
- 2.
Artikel 2, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige
toepassing op de intrekking.
- 3.
De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien
toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet
1988.
- 4.
De datum van intrekking wordt op de gemeentelijke
monumentenlijst aangetekend.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde
gemeentelijke monumenten
Artikel 6 Verbodsbepaling
- 1.
Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te
beschadigen of te vernielen.
- 2.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag
een handeling te verrichten als is beschreven in artikel 2.2,
eerste lid, sub b van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
Artikel 7 Weigeringsgronden
Een vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de
monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt
het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 8 Aanvraag om vergunning
- 1.
Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Commissie Monumenten en
Binnenstad voordat het beslist op de aanvraag.
- 2.
De Commissie Monumenten en Binnenstad adviseert binnen vier
weken na het verzoek om advies van het bevoegd gezag.
- 3.
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn
wordt de Commissie Monumenten en Binnenstad geacht geadviseerd
te hebben.
- 4.
Het bevoegde gezag kan aan een vergunning voorschriften
verbinden in het belang van de monumentenzorg.
- 5.
De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.
Artikel 9 Kerkelijk monument
Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk
monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6,
tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor
zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van
de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 10 Intrekken van de vergunning
- 1.
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken
indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige opgave is verleend;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als
bedoeld in artikel 6, tweede lid, niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder
zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het
monument zwaarder dient te wegen;
- d.
niet binnen twee jaar na het verlenen van de vergunning
hiervan gebruik wordt gemaakt.
- 2.
De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de
Commissie Monumenten en Binnenstad.
Hoofdstuk 5. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 13 Strafbepaling
Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening, wordt
gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 14 Opsporingsbevoegdheid
De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de
in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde
opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd
gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast,
ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn
vermeld.
Artikel 15 Binnentreden
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist,
wordt hierbij machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en
plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de
rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor
zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de
naleving van deze verordening.
Artikel 16 Inwerkingtreding
- 1.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
gemeentelijke monumenten, gemeentelijke en beschermde gemeentelijke
stads- en dorpsgezichten treedt zij in werking acht dagen na
publicatie.
- 2.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde
in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988.
- 3.
De Monumentenverordening Vianen 1993, vastgesteld bij besluit van de
gemeenteraad van 28 januari 1993, wordt op de datum waarop het
eerste lid toepassing vindt ingetrokken.
- 4.
De op grond van het ingevolge het derde lid ingetrokken verordening
aangewezen en geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten
worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de
bepalingen van deze verordening.
- 5.
Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding
van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van “De
monumentenverordening Vianen 1993”.
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Vianen
2010.