Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Holland

Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Holland
Officiële naam regelingVerordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009
CiteertitelVerordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVrijstellingen, Flora, Fauna

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 145
  2. Flora- en faunawet, art. 65
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-06-200910-10-2014Nieuwe regeling

12-06-2009

Provinciaal Blad, 2009, 67

2009-6876

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009.

Provinciale Staten van Noord-Holland;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten;

gelet op artikel 65 van de Flora- en faunawet;

gehoord het Faunafonds;

overwegende dat ingevolge artikel 65, vierde lid, van de Flora- en faunawet bij provinciale verordening kan worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9, 10, 11 en 12, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen ter voorkoming van dreigende schade als bedoeld in het artikel 65 tweede lid van de Flora- en faunawet, binnen de grenzen van het werkgebied van de wildbeheereenheid waarin die gronden of opstallen zijn gelegen;

gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

overwegende dat een aantal beschermde inheemse diersoorten in de provincie Noord-Holland veelvuldig belangrijke schade aan gewassen aanrichten,

overwegende dat er geen andere bevredigende oplossingen bestaan en geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort en dat het wenselijk is om voor het grondgebied van Noord-Holland soorten aan te wijzen waarvoor een vrijstelling geldt van in de Flora- en faunawet geregelde verboden handelingen;

besluiten

vast te stellen de navolgende verordening: Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Flora- en faunawet;

  • b.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • c.

    schadesoorten: beschermde inheemse diersoorten die krachtens de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 65, eerste lid, van de wet zijn aangewezen als diersoorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten;

  • d.

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken, hetzij als eigenaar, hetzij krachtens een beperkt recht, hetzij krachtens een pachtovereenkomst;

  • e.

    TBO: Terreinbeherende organisatie;

  • f.

    Wildbeheereenheid (WBE): een rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van jacht(akte)houders en anderen dat tot doel heeft te bevorderen dat jacht, beheer en schadebestrijding, al dan niet ter uitvoering van het door de faunabeheereenheid opgestelde faunabeheerplan, wordt uitgevoerd mede in samenwerking met en mede ten dienste van grondgebruikers of terreinbeheerders;

  • g.

    Faunabeheereenheid (FBE): overeenkomstig artikel 29 van de Flora- en faunawet erkend samenwerkingsverband van jachthouders;

  • h.

    Lokmiddelen: alle middelen die tot doel hebben dieren binnen schootsafstand te lokken (camouflagemiddelen vallen hier niet onder);

  • i.

    Grondgebruikersverklaring: Schriftelijke toestemming van de grondgebruiker aan een derde om op gronden beheer en schadebestrijding uit te kunnen voeren;

  • j.

    Verjaagactie: een actie die ten doel heeft dieren van een perceel te verjagen evt. met ondersteunend afschot, als de te verjagen vogels zijn verdreven, wordt een verjaagactie geacht te zijn beëindigd, bij opnieuw invallende dieren vangt een nieuwe verjaagactie aan.

  • k.

    Vogelrichtlijngebieden: Speciale beschermingszone aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn;

  • l.

    Natuurmonumenten: vanwege de natuurbeschermingswet beschermd gebied, niet zijnde vogelrichtlijngebied of habitatrichtlijngebied;

  • m.

    Wetlands: vanwege het Ramsar verdrag aangewezen beschermde gebieden;

  • n.

    Foerageergebieden: gebied dat dienst doet of mede dienst doet als foerageergebied voor ganzen.

Vrijstellingen

Artikel 2

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om de in bijlage 1 aangewezen schadesoorten opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden ter voorkoming van dreigende schade als bedoeld in het artikel 65 tweede lid van de Flora- en faunawet.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing van 1 oktober tot en met 31 maart voor grauwe gans (Anser anser), kolgans (Anser albifrons), rietgans (Anser fabalis), brandgans (Branta leucopsis) en smient (Anas penelope):

    • a.

      in foerageergebieden of in vogelrichtlijngebieden, natuurmonumenten en wetlandgebieden die vanwege of mede vanwege deze soorten zijn aangewezen;

    • b.

      in vogelrichtlijngebieden, natuur- monumenten en wetlandgebieden die niet vanwege of mede vanwege deze soorten zijn aangewezen voorzover het opzettelijk verontrusten een significant negatief effect heeft op de staat van instandhouding voor de soorten waarvoor deze gebieden wel zijn aangewezen.

Artikel 3

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikelen 11 en 12 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om voor de in bijlage 2 genoemde situaties, nesten van de daarin genoemde schadesoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen, op de door hem gebruikte gronden ter voorkoming van dreigende schade als bedoeld in het artikel 65 tweede lid van de Flora- en faunawet.

Artikel 4

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om voor de in bijlage 3 genoemde situaties, de daarin genoemde schadesoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen, op de door hem gebruikte gronden ter voorkoming van dreigende schade als bedoelt in het artikel 65 tweede lid van de Flora- en faunawet;

  • 2. De in lid 1 genoemde handelingen mogen slechts uitgevoerd worden in aanvulling op het in werking hebben van tenminste de door het faunafonds vereiste preventieve middelen zoals voor deze situaties opgenomen in de geldende versie van het Handboek Faunaschade;

  • 3. De in bijlage 3 genoemde schadesoorten mogen op grond van deze vrijstellingen slechts worden gedood ter ondersteuning van verjaging;

Voorschriften en beperkingen

Artikel 5

  • 1. het is op grond van deze vrijstellingen niet toegestaan lokmiddelen te gebruiken;

  • 2. het is op grond van deze vrijstellingen niet toegestaan een voerplaats aan te leggen;

  • 3. van de vrijstelling tot nestbehandeling en/of doden van schadesoorten uit de bijlagen 2 en 3 mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat de gebruiker hiervan binnen iedere kalenderweek (maandag tot en met zaterdag) melding heeft gemaakt bij de provincie Noord-Holland (e-mail: meldenffw@noord-holland.nl), onder opgave van naam en telefoonnummer gebruiker(s), locatie, tijdstip(pen) en aard van de voorgenomen handelingen;

  • 4. de in lid 3 genoemde melding heeft een maximale geldigheid van 1 week;

  • 5. van de vrijstelling tot het doden van schadesoorten mag slechts gebruik gemaakt worden vanaf één uur voor zonsopkomst tot één uur na zonsondergang;

  • 6. de persoon die ingevolge deze vrijstelling aan verjaging ondersteunend afschot uitvoert, moet bij zich hebben: een jachtakte en – in geval hij niet zelf de grondgebruiker is – tevens een schriftelijke toestemming van de grondgebruiker;

  • 7. de in lid 6 genoemde bescheiden dienen op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage afgegeven te worden;

  • 8. per verjaagactie mogen per verjaagperceel niet meer dan vier vogels per ingezet geweer worden gedood. Als de te verjagen vogels zijn verdreven, wordt een verjaagactie geacht te zijn beëindigd, bij opnieuw invallende dieren vangt een nieuwe verjaagactie aan.

  • 9. Per verjaagactie mogen per perceel maximaal 5 geweerdragers worden ingezet;

  • 10. bij bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om de werking van de vrijstellingen op te schorten;

  • 11. gebruik van de vrijstellingen op basis van artikel 3 en 4 dient 1 maand na af lopen van de periode van gebruikmaking gerapporteerd te worden aan de provincie Noord-Holland met vermelding van afschotcijfers en/of aantal behandelde nesten en eieren en de data waarop acties zijn uitgevoerd, een afschrift van deze rapportage dient aan de faunabeheereenheid verzonden te worden;

  • 12. Rapportage als bedoelt in lid 11 geschiedt zoveel mogelijk per WBE of TBO;

  • 13. daar waar het gebruik van deze verordening de inzet van preventieve middelen vereist mag ten tijde van ‘aan verjaging ondersteunend afschot’ het akoestiek middel uitgeschakeld zijn, dit middel moet echter altijd aantoonbaar op of in de directe nabij- heid van het verjaagperceel aanwezig zijn;

  • 14. Het vangen zoals bedoeld in art 4 lid 1 is slechts bedoeld ter bemachtiging van aangeschoten dieren, vangacties tijdens de ruitijd zijn bij deze vrijstelling uitdrukkelijk uitgesloten.

Slotbepalingen

Artikel 6

Onverminderd het in deze verordening bepaalde zijn de bij of krachtens de wet gestelde regels voor het gebruik van middelen voor beheer en schadebestrijding, onverkort van toepassing.

Artikel 7

Gedeputeerde Staten kunnen, gehoord het Faunafonds en de desbetreffende commissie van Provinciale Staten’, de bijlagen 1, 2 en 3 van deze verordening wijzigen.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie in het provinciaal blad.

Artikel 9

Met het inwerking treden van deze verordening vervalt de Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2002.

Artikel 10

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009.

Ondertekening

Haarlem, 12 juni 2009

Provinciale staten voornoemd,

H.C.J.L. Borghouts, voorzitter.

I.J.M. Speekenbrink, griffier.

Bijlage 1 behorend bij artikel 2 Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2009: Scahdesoorten binnen Noord-Holland: Vrijstelling van verboden van artikel 10 van de wet:

Nederlandse naamWetenschappelijke naam
Brandgans Branta leucopsis
EksterPica pica
FazantPhasianus colchicus
Grauwe gansAnser anser
HaasLepus europaeus
Holenduif Columba oenas
Knobbelzwaan Cygnus olor
KolgansAnser albifrons
Meerkoet Fulica atra
RietgansAnser fabalis
RotgansBranta bernicla
SmientAnas penelope
SpreeuwSturnus vulgaris
Wilde eendAnas platyrhynchos
WoelratArvicola terrestris

Bijlage 2 behorend bij artikel 3 Verordening vrijstelling Flora- faunawet Noord-Holland 2009: Vrijstelling van verboden van artikel 11 en 12 van de wet:

Nestbehandeling van nesten van de brandgans, grauwe gans, knobbelzwaan, kolgans en rietgans ter voorkoming van belangrijke schade aan bedrijfsmatige teelt van landbouwgewassen.

Bijlage 3 behorend bij artikel 4 Verordening vrijstelling Flora- faunawet Noord-Holland 2009: Vrijstelling van verboden artikel 9 van de wet:

  • -

    Spreeuw ter voorkoming van belangrijke schade aan fruitbomen in bedrijfsmatige teelt van 1 juli tot 1 november.

  • -

    Wilde eend ter voorkoming van belangrijke schade aan granen in bedrijfsmatige teelt tussen 1 juli en 15 augustus.

Toelichting

Algemeen:

In de Beleidsnota Flora- en faunawet Noord-Holland (GS d.d 2007) zijn de bevoegdheden, voortvloeiend uit de Flora- en faunawet, beschreven en is aangegeven hoe Gedeputeerde Staten van Noord-Holland deze bevoegdheden zullen uitoefenen. De Flora- en faunawet geeft in artikel 65, lid 4, de provincie de bevoegdheid om voor haar grondgebied een nadere uitvoeringsregeling te maken ten aanzien van de aan haar toekomende bevoegdheden. In die uitvoeringsregeling kan een vrijstelling worden gegeven voor een aantal in de wet verboden handelingen, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren en schade aan fauna. Heel in het kort betreft het de verboden om de dieren te verontrusten of te doden of om hun verblijfplaatsen of eieren te beschadigen of weg te nemen.

Zo’n vrijstelling kan worden gegeven voor beschermde inheemse diersoorten, waarvan bekend is dat deze in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Deze soorten worden bij Algemene

maatregel van bestuur aangewezen.

Met het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: het besluit) zijn de soorten aangewezen die in het gehele land en in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. In bijlage1 van het besluit staan de soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (landelijke lijst) en in bijlage 2 van het besluit staan de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (provinciale lijst).

De vrijstelling kan voorts alleen worden gegeven wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen af breuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, aldus uitdrukkelijk artikel 65, lid 5 van de wet.

Van de hiervoor genoemde bevoegdheid wordt in onderhavige verordening gebruik gemaakt. Volgens artikel 65, lid 6 van de wet kan de grondgebruiker bij schriftelijke toestemming het hem ingevolge deze verordening toekomende recht door anderen doen uitoefenen.

Welke dieren en welke handelingen

In bijlage 1, behorend bij artikel 2 van de verordening zijn uit de lijst met beschermde inheemse diersoorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (bijlage 2 van het besluit), soorten aangewezen die in de provincie Noord-Holland veelvuldig belangrijke schade aanrichten. De huismus, kleine rietgans, ringmus en roek zijn niet aangewezen, want deze veroorzaken in Noord-Holland slechts op beperkte

schaal schade. Deze vrijstelling geldt voor het verbod van artikel 10 van de wet, om alle, via artikel 2 aangewezen soorten, opzettelijk te verontrusten. Het opzettelijk verontrusten van dieren in foerageergebieden (van 1 oktober tot en met 31 maart) of in vogelrichtlijngebieden, natuurmonumenten en wetlandgebieden is niet toegestaan als hierbij dieren verstoord worden waarvoor deze gebieden zijn aangewezen. Het plaatsen van werende middelen in dergelijke gevallen is dus niet toegestaan

In de bijlage 2, behorend bij artikel 3 van de veror- dening, kiest Noord-Holland voor een algemene vrijstelling van het verbod van artikelen 11 en 12 van de wet: om nesten van de daarin genoemde schadesoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Deze vrijstelling geldt voor de nestbehandeling van brandgans, grauwe gans, knobbelzwaan, kolgans en rietgans.

In de bijlage 3, behorend bij artikel 4 van de verordening, wordt een vrijstelling gegeven van het verbod van artikel 9 van de wet: om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Deze algemene vrijstelling geldt slechts voor het doden ter ondersteuning van verjaging van belangrijke schadesoorten genoemd in bijlage 3.

In de Flora- en faunawet en de uitvoeringsbesluiten, met name in het Besluit

beheer en schadebestrijding, staan vele bepalingen over de schadebestrijding en de middelen die daarbij zijn toegestaan; op welke momenten er geen schadebestrijding plaats mag vinden en onder welke voorwaarden de middelen mogen worden gebruikt. In artikel 5 van deze verordening wordt nadrukkelijk bepaald dat deze wettelijke vereisten ook gelden ingeval gebruik gemaakt wordt van artikel 4 van de vrijstelling. Met name het wettelijke verbod van artikel 74 van de wet tot het doden van dieren met een geweer of jachtvogel in een veld dat niet voldoet aan de krachtens artikel 49 gestelde eisen, is van belang. Eén van de eisen luidt dat een jachtveld minimaal 40 ha groot moet zijn.

Bij de keuze voor de vrijstellingen zijn, conform de opdracht die de wetgever in artikel 65, lid 5 van de wet geeft, als leidende beginselen gehanteerd dat een vrijstelling slechts afgegeven kan worden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan fauna, ‘dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat’ en dat ‘geen af breuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort’.

Hoewel de wet geen onderscheid maakt in de voorwaarden voor vrijstelling of ontheffing van de verschillende verboden, zijn wij van mening dat voor alle andere dan de ingevolge de artikelen 2, 3 en 4 aangewezen beschermde inheemse diersoorten een individuele beoordeling moet

plaatsvinden via ontheffingverlening op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet.

Dan moet per geval (bij individuele ontheffingverlening) of per gebied (bij ontheffingverlening aan TBO, WBE of FBE) een onderbouwing van de ‘belangrijke schade’ plaatsvinden en ook moet per geval worden aangetoond ‘dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat’ (zoals het opzettelijk verontrusten).

Dit systeem verdient uit oogpunt van de bescherming van de soort de voorkeur omdat per geval de afweging gemaakt kan worden of het doden van dieren echt onvermijdelijk is. Deze afweging is bovendien toetsbaar en inzichtelijk. Immers, elk individueel ontheffingsbesluit wordt gepubliceerd en staat open voor bezwaar en beroep.

Bijzondere situaties

In gedooggebieden voor ganzen worden, veelal op basis van Programma Beheer, afspraken met grondgebruikers gemaakt over het handhaven van de rust. Het mag bijna vanzelf spreken dat deze afspraken waar nodig ook inhouden dat geen gebruik gemaakt zal worden van de vrijstelling om ganzen te verontrusten, het plaatsen van werende en verjagende middelen is op deze plaatsen niet toegestaan.

Verdere procedure

Het Faunafonds, dat ingevolge artikel 65 van de wet moet worden geraadpleegd over de verordening, heeft d.d. 12 februari 2009 hierover geadviseerd.

Het Fonds adviseerde de vrijstellingsverordening overeenkomstig het aan het bestuur voorgelegde concept vast te stellen. De vrijstellingsverordening wordt gepubliceerd in het provinciaal blad.

Rapportageplicht:

Ter controle op de gunstige staat van instandhouding van de soort en in verband met de evaluatie van de toegepaste werkwijze bij het Beleidskader Faunabeheer is het van belang dat de grondgebruiker, aan het einde van de periode van afschot en nestbehandeling rapporteert.

Deze –bestuursrechtelijk afdwingbare – verplichting kan hem worden opgelegd, op grond van artikel 79 van de wet. Gebruik van deze vrijstelling op basis van artikel 3 en 4 dient 1 maand na aflopen van de periode van gebruikmaking gerapporteerd te worden aan de provincie Noord-Holland met vermelding van afschotcijfers en/of aantal behandelde nesten en eieren. Voor de nestbehandeling activiteiten dient er gerapporteerd te worden op of voor 1 juli voor het doden ter ondersteuning van verjaging op of voor 1 november. De rapportages, gekoppeld aan de resultaten van onderzoek en monitoring, geven inzicht in de effectiviteit van de acties op de populatieomvang. De hier bedoelde rapportage geschiet zoveel mogelijk per Wildbeheereenheid of Terreinbeherende organisatie.

In de verordening is geen horizonbepaling opgenomen, want de regeling is niet te beschouwen als een tijdelijke regeling. Wel bestaat de politieke wens om zich regelmatig op het vrijstellingsbeleid te bezinnen.

De aanwijzing van de soorten door het Rijk in het Besluit beheer en schadebestrijding geldt voor twee jaar. Het provinciaal beleid geldt in beginsel voor vijf jaar, maar na twee jaar wordt een tussentijdse evaluatie uitgevoerd.

Om na twee jaar, maar desgewenst ook eerder het vrijstellingsbeleid snel te kunnen aanpassen aan de nieuwe inzichten, is er voor gekozen de soorten en schadesituaties waarvoor de vrijstellingen gelden, op te nemen in bijlagen die door Gedeputeerde Staten kunnen worden aangepast.