Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoeterwoude

Maatregelenverordening in het kader van de Wet investeren in jongeren 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoeterwoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening in het kader van de Wet investeren in jongeren 2010
CiteertitelMaatregelenverordening WIJ 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet investeren in jongeren, art. 12, lid 1
  3. Wet investeren in jongeren, art. 41, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-11-201001-01-2015nieuwe regeling

28-10-2010

Leids Nieuwsblad, 17-11-2010

SvE/10-76

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening in het kader van de Wet investeren in jongeren 2010

Besluit van de Raad

 

Registernummer: SvE/10- b

 

De raad van de gemeente Zoeterwoude,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010,

 

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet en de artikelen 12, eerste lid onderdeel b en 41, eerste lid van de Wet investeren in jongeren (WIJ),

 

overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen,

 

Besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

MAATREGELENVERORDENING IN HET KADER VAN DE WET INVESTEREN IN JONGEREN 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      de WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

    • c.

      belanghebbende: de jongere die in het kader van de wet een werkleeraanbod heeft aangevraagd en een inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen; indien het gehuwden betreft, wordt onder belanghebbende ieder van de echtgenoten verstaan;

    • d.

      maatregel: het verlagen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste van de wet;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude;

    • f.

      het benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening en/of werkleeraanbod op grond van de wet.

  • 2.

    In deze verordening wordt mede verstaan onder benadelingsbedrag: de kosten van het werkleeraanbod.

Artikel 2 Afstemming

  • 1.

    Onverminderd artikel 42 van de wet verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

  • 1.

    In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een op grond van in deze verordening genormeerde maatregel.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de misdragingen die leiden tot het besluit het werkleeraanbod in te trekken in plaats van het besluit een maatregel op te leggen.

  • 3.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 4.

    Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de jongere al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn mening te geven en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 41, tweede lid van de wet ziet het college af van het opleggen van een maatregel ingeval:

    • a.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan bij beschikking mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 7 Samenloop

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 8 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 44 van de wet

  • 1.

    Indien de jongere zich schuldig maakt aan het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet, wordt de inkomensvoorziening met 10 procent verlaagd.

  • 2.

    Indien het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, kan op grond van artikel 2, tweede lid worden afgezien van een verlaging als bedoeld in het eerste lid en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij de gedraging heeft plaatsgevonden binnen een periode van twaalf maanden vanaf de datum van het besluit waarbij eerder een waarschuwing aan de jongere is gegeven. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op één maand.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 9 Recidive

  • 1.

    Indien de jongere binnen twaalf maanden na de datum van het op artikel 8, eerste lid gebaseerde besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet wederom niet voldoet aan de inlichtingenplicht, wordt de inkomensvoorziening voor de duur van één maand met 20 procent verlaagd.

  • 2.

    Indien de jongere binnen twaalf maanden na de datum van het op artikel 8, tweede lid gebaseerde besluit tot het afgeven van een schriftelijke waarschuwing wederom niet voldoet aan de inlichtingenplicht, wordt de inkomensvoorziening voor de duur van één maand met 10 procent verlaagd.

  • 3.

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 3 Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet.

Artikel 10 Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    eerste categorie:

    • 1)

      het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • 2)

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;

    • 3)

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen;

  • b.

    tweede categorie:

    • 1)

      het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • 2

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • 3

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling en

    • 4

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 11 De hoogte en duur van de maatrege

  • 1.

    De maatregel wordt vastgesteld op:

  • a. procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie en

    b. 50 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan op grond van artikel 2, tweede lid van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 12 Recidive

  • 1.

    Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 10 onder a (eerste categorie) wederom schuldig maakt aan eenzelfde of andere gedraging uit de eerste categorie, wordt de inkomensvoorziening voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

  • 2.

    Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 10 onder b (tweede categorie) wederom schuldig maakt aan eenzelfde of andere gedraging uit de tweede categorie, wordt de inkomensvoorziening voor de duur van één maand met 100% verlaagd.

  • 3.

    Conform artikel 41, derde lid van de wet heroverweegt het college een besluit op grond van het tweede lid binnen een maand.

  • 4.

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd van 50% van de WIJ-norm.

  • 2.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op één maand.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, bijvoorbeeld als sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij bijvoorbeeld het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

  • 4

    Indien het college heeft besloten de jongere op grond van artikel 22, eerste lid van de wet

    uit te sluiten van het recht op een werkleeraanbod, wordt de duur van de maatregel in

    afwijking van het tweede lid vastgesteld op de periode dat de jongere van het recht op een

    werkleeraanbod is uitgesloten.

  • 5.

    Conform artikel 41, derde lid van de wet heroverweegt het college een besluit op grond van artikel 22, tweede lid van de wet binnen een maand.

Artikel 14 Recidive

  • 1.

    Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 13, eerste lid wederom zeer ernstig misdraagt, wordt de inkomensvoorziening voor de duur van één maand met 100% verlaagd.

  • 2.

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na de datum van bekendmaking.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de “Maatregelenverordening WIJ 2010”.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 28 oktober 2010,

de griffier,

G.J. Schouten-Buijs

de voorzitter,

E.G.E.M. Bloemen