Organisatie | Someren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken |
Citeertitel | Algemene inspraakverordening 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-03-2008 | nieuwe regeling | 27-02-2008 't Contact, 12-03-2008 | Onbekend |
De raad van de gemeente Someren;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 januari 2008 in verband met het vervallen van artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wijziging van artikel 150 Gemeentewet en
gelet op de nieuwe afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
de Algemene inspraakverordening met inachtneming van die wijzigingen opnieuw integraal vast te stellen als volgt:
Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
de raadsgriffier,de voorzitter,
S.H.P.A. Jacobs, A.P.M. Veltman
Artikelsgewijze toelichting op de algemene inspraakverordening
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarnaar artikel 150, lid 2, Gemeentewet verwijst.
Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding van besluiten. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het de gemeenteraad een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij commissievergaderingen. Het gaat dan vaak om al vastgestelde beleidsvoornemens. Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, etc.
Het begrip beleidsvoornemen is niet gedefinieerd. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten en/of maatregelen maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het wordt aan de gemeenteraad overgelaten daaraan nadere invulling te geven.
Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het is niet mogelijk in de verordening bepaalde terreinen daarvan uit te zonderen, tenzij dit wettelijk is aangegeven.
In de verordening is in het tweede lid van dit artikel bepaald dat altijd inspraak wordt verleend wanneer een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Er is van afgezien om deze wettelijke verplichtingen in de tekst zelf op te nemen. Dit is niet praktisch, omdat bij nieuwe wettelijke voorschriften de verordening telkens moet worden aangepast en een opsomming bovendien de verordening niet overzichtelijker maakt. Dit past ook in het streven van de wetgever naar deregulering.
Een wettelijke inspraakplicht is er nu in elk geval voor:
de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan. (Artikel 4.17. lid 3, Wet milieubeheer)
de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening in afwijking van artikel 10.21 Wet milieubeheer (Artikel 10.26, lid 2, Wet Milieubeheer)
de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing (Artikel 12, lid 4, Woningwet)
de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie (Artikel 42 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 42 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers)
In het derde lid zijn de gevallen opgenomen waarin geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Subject van inspraak
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de, gewijzigde, tekst van artikel 150 Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Algemene wet bestuursrecht zijn de woorden ‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door: belanghebbenden. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd.
In de verordening is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard.
Artikel 4, lid 2, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak. Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 t/m 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. (Zie bijlage 1).
Bijlage 1. Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4
Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.