Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden |
Citeertitel | Verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | personeel en organisatie |
Datum inwerkingtreding bij benadering.
Met ingang van 1 januari 1996 wordt ingetrokken de ‘Verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden’, zoals deze luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-1996 | 01-01-1996 | 01-01-2008 | intrekking | 28-05-1996 gemeentejournaal, 03-07-2008 | RI 08/00650 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
De raad van de gemeente Ridderkerk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 6 april 1996, nr. 374; gelet op de
bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;
gelet op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (KB van 22 maart 1994, Stb.
Verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a lid van de raad: een lid van de raad, dat niet tevens lid van het college van
burgemeester en wethouders is;
b lid van een commissie: een lid van een van de hierna genoemde commissies als
bedoeld in artikel 82 van de gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of
ambtenaar die zodanig tot lid van de commissie is benoemd:
Vergoedingen aan leden van de raad
De leden van de raad ontvangen per kalenderjaar een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ten bedrage van 100% van de maximumbedragen, genoemd in tabel 1 van het Rechtspositïebesluit raads- en commissieleden.
Vergoeding aan leden van een commissie.
1 De leden van een commissie ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en haar subcommissies een vergoeding ten bedrage van 100% van het maximumbedrag, genoemd in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
a een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en
b een lid van een commissie ten aanzien van wie de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kan in de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven worden afgeweken van de bedragen, genoemd in tabel II.
3 Burgemeester en wethouders bepalen ten aanzien van welke leden van een commissie lid 2, sub a en b van dit artikel van toepassing is.
4 Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de in lid 2, sub a en b genoemde vergoedingenbedragen.
Aan de leden van de commissies vindt vergoeding van reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen binnen het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur of een gemeentelijke commissie plaats overeenkomstig het Reisbesluit binnenland (Stb. 1993, 144).
Aan de leden van de raad en de commissies, vindt vergoeding van reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur of een gemeentelijke commissie plaats overeen komstig het Reisbesluit binnenland (Stb. 1993, 144) en het Reisbesluit buitenland (Stb.
De in deze verordening bedoelde vergoedingen worden uitbetaald:
a ten behoeve van de leden van de raad per kalendermaand;
b ten behoeve van de leden van een commissie na afloop van elk kalenderkwartaal.
1 Deze verordening wordt van kracht op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 1 996.
2 Met ingang van 1 januari 1 996 wordt ingetrokken de ‘Verordening geldelijke voorziening raads- en commissieleden’, zoals deze luidde op de dag voor de in het eerste lid genoemde datum.
Ridderkerk, 28 mei 1996 De raad voornoemd,