Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998 |
Citeertitel | Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Met de inwerkingtreding van de verordening worden de Verordening Kinderopvang Ridderkerk, vastgesteld op 20 december 1993, en de hierop gebaseerde besluiten, zijnde Uitvoeringsbesluit Kindercentra en Uitvoeringsbesluit Gastouderbureaus, beiden vastgesteld op 1 maart 1993, ingetrokken.
1.Nadere regels kindercentra
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-12-2004 | 26-12-2004 | intrekking | 20-12-2004 Gemeentejournaal, 23-12-2004 | Gemeentestukken 2004-16408 |
De raad van de gemeente Ridderkerk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 augustus 1998, nr. 73;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 20 van de Welzijnswet 1994;
gelet op het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang van 23 november 1995;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
naschoolse opvang: buitenschoolse opvang gedurende de periodes na schooltijd en in de vakanties.
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat door hen, een beslissing is genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig art. 40 en art. 44 van de Woningwet, alsmede de aanvraag voor een gebruiksvergunning overeenkomstig art. 6.1.2 tot en met 6.1.4. van de bouwverordening van de gemeente Ridderkerk.
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 nemen burgemeester en wethouders, voorzover de aanhouding, bedoeld in het eerste lid, langer duurt dan de in artikel 5 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 5 bedoelde termijnen.
Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing wordt geacht telkens stilzwijgend voor 1 jaar te worden verlengd, mede op basis van de door burgemeester en wethouders gehouden controle op naleving van deze verordening. Als burgemeester en wethouders reden hebben de vergunning of ontheffing niet te verlengen, dan doen zij hiervan uiterlijk 12 weken voor de afloop van de termijn de houder schriftelijk bericht. Dit bericht is met redenen omkleed.
paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang
Artikel 13 Informatie aan en medezeggenschap van ouders/verzorgers
De houder van een kindercentrum of gastouderbureau stelt een reglement voor medezeggenschap van ouders/verzorgers op, waarin tenminste geregeld wordt:
de procedures voor de adviserende taak van de bedoelde raad op het terrein van:
* het opheffen, fuseren, verhuizen en veranderen van de organisatie;
* het benoemen van de eerst verantwoordelijke leidinggevende functionaris;
* het vaststellen van de procedures voor plaatsing van kinderen in het kinder- centrum of het gastgezin of op de wachtlijst;
* het vaststellen van de openingstijden en sluitingstijden;
* het beleid inzake de veiligheid en gezondheid van de kinderen en de
In de in het tweede lid bedoelde procedures voor de adviserende taak van de ouderraad wordt vastgelegd, dat van een advies van die raad inzake het pedagogische beleid en het beleid inzake de veiligheid en gezondheid van de kinderen, uitsluitend kan worden afgeweken na schriftelijke rapportage over de afweging van de belangen van de betrokkenen.
paragraaf 2 Specifieke kwaliteitsregels voor kindercentra
Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten
Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:
enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;
HOOFDSTUK 3 UITZONDERINGS-, STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en 9 en het bepaalde in hoofdstuk 2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 22 Toezicht en opsporing
De opsporing van de in artikel 21 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen, die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.
Artikel 23 Betreden dan wel binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen
Personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, die voorzover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de hygiënische toestand en veiligheid of inrichtingseisen of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang Ridderkerk van 23 november 1993 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Onverminderd het gestelde in art. 26 lid 2 worden de Verordening Kinderopvang Ridderkerk, vastgesteld op 20 december 1993, en de hierop gebaseerde besluiten, zijnde Uitvoeringsbesluit Kindercentra en Uitvoeringsbesluit Gastouderbureaus, beiden vastgesteld op 1 maart 1993, ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum.
De verordening is van toepassing op alle georganiseerde kinderopvang: formeel geregelde kinderopvang waarop een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon kan worden aangesproken. Bijna altijd zal het gaan om kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst. Opvang die door ouders zelf op informele basis wordt geregeld, bijvoorbeeld oppas door buren, familie, valt niet onder deze verordening. Wanneer dit echter gebeurt op een dusdanige wijze dat tegelijkertijd vijf of meer kinderen uit andere huishoudens worden opgevangen, valt de opvang wel onder deze verordening.
De functionaris onderscheidt zich van de begeleider doordat zij voldoet aan bepaalde opleidingseisen. De meeste functionarissen zullen dan ook een arbeidsovereenkomst hebben op grond van de CAO-welzijn.
In een kindercentrum of gastouderbureau kunnen ook mensen werkzaam zijn die niet direct betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. Deze personen behoren niet tot de functionarissen in de zin van deze verordening. Te denken valt aan functies in de administratie, het beheer of staffunctionarissen.
Tot de begeleiders worden gerekend vrijwilligers, stagiaires of ouders die bij de begeleiding van de kinderen worden ingezet. Ook personen met een Melkert-baan worden tot de begeleiders gerekend. Zij hebben weliswaar een arbeidsovereenkomst gebaseerd op de CAO-welzijn, maar zij behoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen opleidingseisen.
Houders van voorzieningen voor kinderopvang zijn verplicht bij burgemeester en wethouders een vergunning aan te vragen.
Ook houders van een gastouderbureau dienen hiervoor een vergunning aan te vragen. Gastouders zijn niet vergunningsplichtig. Dit betekent dat het gastouderbureau verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de bemiddelde gastouderopvang.
Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Deze procedure ziet er als volgt uit:
* de aanvraag wordt met de daarop betrekking hebbende stukken voor alle belanghebbende ter inzage gelegd voor een periode van ten minste vier weken;
* er wordt kennisgeving gedaan van de terinzagelegging in een of meer dag- nieuws- of huis-aan-huisbladen, dan wel op andere geschikte wijze;
* burgemeester en wethouders stellen de aanvrager van de vergunning op de hoogte van de toepassing van het geregelde in afdeling 3.4;
* belanghebbenden kunnen hun zienswijze over de aanvraag schriftelijk of mondeling naar voren brengen;
* nadat de periode van het naar voren brengen van de zienswijzen is verstreken, dient burgemeester en wethouders de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid te stellen op de zienswijzen te reageren.
Burgemeester en wethouders hebben een sluitingsbevoegdheid bij bijzondere omstandigheden. Daarnaast zijn zij bevoegd bestuursdwang uit te oefenen krachtens art. 125 van de Gemeentewet. Voordat zij daartoe overgaat, dient de houder schriftelijk te worden gewaarschuwd. Een voorbeeld van dringende omstandigheid is een disfunctionerend management van een kindercentrum.
De formulering is overgenomen uit de AMvB. Toegevoegd is 'en begeleiders', hetgeen zeker voor peuterspeelzalen van belang is.
Overigens is voor functionarissen in de CAO-welzijn en in de Wet op de ondernemingsraden de medezeggenschap van werknemers op het beleid van de werkgever geregeld.
De informatie aan ouders/verzorgers is gebaseerd op de AMvB. De toelichting zegt hierover: 'een goede informatie aan ouders/verzorgers van de kinderen die gebruik maken van een kindercentrum of gastouderopvang is één van de instrumenten die kwaliteitsbevorderend werken.' Er wordt gesteld dat in de gemeentelijke verordening de eis wordt opgenomen van een schriftelijke informatieplicht over een aantal essentiële onderwerpen.
De medezeggenschap van ouders is voor gesubsidieerde instellingen vastgelegd in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Om gelijke medezeggenschap van gesubsidieerde en ongesubsidieerde houders te bereiken, zijn de relevante bepalingen van deze wet overgenomen.
Het klachtrecht is geregeld in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.
De groepsgrootte en het aantal functionarissen is overgenomen uit de oude Ridderkerkse verordening, waarbij alleen het aantal kinderen van 4 jaar en ouder in één groep is gewijzigd, van 18 naar 20.
Het aantal functionarissen werd in de oude verordening al weergegeven, als 'het aantal kinderen in een groep staat onder leiding van ten minste twee functionarissen'. Het artikel is weergegeven in de geest van de AMvB.
Het aantal vrijgestelde managementuren wordt niet weergegeven. Dit wordt geregeld voor de diverse vormen van kinderopvang in de CAO's.
De peuterspeelzaal onderscheidt zich van andere vormen van kinderopvang in organisatie, doel van de opvang en duur van de opvang, waardoor er aan deze vorm van opvang andere eisen gesteld kunnen worden.
De peuterspeelzaal is, anders dan andere vormen van kinderopvang, primair gericht op het ontmoeten, spelen en ontwikkelen van kinderen, en minder op de opvang, opvoeding en verzorging. Ouders brengen hun kinderen gedurende enkele uren naar de peuterspeelzaal, niet vanwege werk of studie, maar vooral omdat het goed wordt gevonden voor de ontwikkeling van het kind.
De gemeente dient eisen te stellen aan de wijze waarop de relatie tussen gastouderbureau, aangesloten gastouders en vraagouders onderling geregeld is.
In een overeenkomst moet in ieder geval de bemiddeling door het gastouderbureau en de betaling van een vergoeding aan de gastouder geregeld worden. Onder de bemiddeling van het gastouderbureau wordt tevens verstaan de bevordering van deskundigheid van gastouders en het regelen van de ouderbijdrage.
Burgemeester en wethouders geven aan wie toeziet op de naleving van de bepalingen van de verordening. Tevens wordt bepaald welke bevoegdheden daarbij worden verstrekt.
Voorzieningen die niet onder deze verordening vallen zijn bijvoorbeeld een gezinsvervangend tehuis, een medisch kleuterdagverblijf en lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te doen verblijven, bijv. opvang bij kerken, warenhuizen. Babysitcentrales vallen niet onder deze verordening.