Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs |
Citeertitel | Afvloeiingsregeling openbaar basisonderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | onderwijs |
Met ingang van 1 augustus 1998 wordt ingetrokken de Afvloeiingsregeling openbaar onderwijs van 21 oktober 1985, inclusief de drie wijzigingen.
Wet op het primair onderwijs
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-1999 | 22-02-1999 | nieuwe regeling | 22-02-1999 Onbekend. | Gemeentestukken 1999-136 |
De raad van de gemeente Ridderkerk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 januari 1999, nummer 136;
gelet op de bepalingen van de Wet op het primair onderwijs;
I.vast te stellen de navolgende
Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend
Deze verordening verstaat onder:
diensttijd : de totale diensttijd doorgebracht:
aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lageronderwijswet 1920 van toepassing was, de Wet op het basisonderwijs of de lnterimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor januari 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs meetelt indien daaruit inkomsten werden genoten;
aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie Academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijk Instituut van de Marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire school en de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van die instelling voor tenminste 51 % door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in Limburg voorzover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft;
aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, dan wel;
bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de minister van Onderwijs en Wetenschappen is geschied, danwel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door het Rijk plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
10 a. aan een instelling voor MO-opleidingen in de zin van de wet op de MOopleidingen;
10 b. aan een instelling waarop de Wet op het hoger beroepsonderwijs van toepassing is;
10 c. bij een instelling als bedoeld in de Rijksregeling Basiseducatie;
10 d. bij een instelling als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging; alsmede de tijd gedurende welke
de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, het ministerie van Landbouw en Visserij of, voor wat betreft de vakonderwijzer, vanwege de gemeente:
afvloeiing : tussentijds ontslag uit een tijdelijk dienstverband dan wel ontslag uit een vast dienstverband van belanghebbende op grond van opheffing van de school of van een betrekking aan de school of wegens zodanige veranderingen in de inrichting van het onderwijs, dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden.
Afvloeiing vindt overeenkomstig de in artikel 2 genoemde volgorde voor de volgende categorieën afzonderlijk plaats:
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de overeenkomstig de artikelen 2 en 3 bepaalde volgorde worden afgeweken, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.
Indien de oorzaak van het formatieve probleem zich voordoet op een of enkele scholen, dat wil zeggen voor minimaal 120 fre's per school en zou leiden tot kennelijke onbillijkheid, vindt, in afwijking van bovenstaande, afvloeiing plaats - binnen de bestuurslijst - uit het personeelsbestand van de betreffende school/scholen.
Aan het bepaalde in de voorgaande leden wordt voorzover het omvangrijke afwijkingen betreft slechts uitvoering gegeven na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad (gemeenschappelijke medezeggenschapsraad) te hebben gehoord.
Artikel 5 Wijziging verordening
Burgemeester en wethouders leggen elk wijzigingsvoorstel van deze verordening voor overleg voor aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en ter advies en instemming aan de betrokken medezeggenschapsraad danwel gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alvorens zij dit voorstel ter vaststelling aan de gemeenteraad voorleggen.