Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening financieringsstatuut gemeente Ridderkerk 2001 |
Citeertitel | Financieringsstatuut 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen |
Op het tijdstip van inwerkingtreding worden de delegatiebesluiten nummers 9, 10 en 11 uit het delegatieregister 1998.1 ingetrokken.
Gemeentewet, art. 212, lid 3
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-06-2009 | 12-06-2009 | intrekking | 28-05-2009 gemeentejournaal, 11-06-2009 | Gemeentestukken 2009-234 |
De raad van de gemeente Ridderkerk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 juni 2001,
In dit statuut wordt verstaan onder:
Derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden kunnen reële producten zijn, zoals grondstoffen of financiële producten (bijvoorbeeld effecten). Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en rente- risico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Bij de uitoefening van de financieringsfunctie moet rekening worden gehouden met de volgende richtlijnen en limieten:
De taken met betrekking tot de uitvoering van de financieringsfunctie zijn als volgt verdeeld:
Draagt zorg voor de uitvoering van het financieringsbeleid.
Houdt toezicht op de financieringsactiviteiten.
Legt verantwoording af aan de gemeenteraad over de financieringsactiviteiten.
1.Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot:
2.De in het kader van dit artikel genomen besluiten worden ter kennisneming voorgelegd aan de raadscommissie belast met het financieringsbeleid.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel: Financieringsstatuut 2001.
MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ DE VERORDENING FINANCIERINGSSTATUUT 2001
3.2 Doeleinden, richtlijnen en limieten
3.2.2 Richtlijnen en limieten algemeen
3.3.4 Intern liquiditeitsrisicobeheer
3.5 Gemeentefinanciering (corporate finance)
4. ORGANISATIE FINANCIERINGSFUNCTIE
7 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE
De financiering (treasury) bij de gemeenten heeft de laatste jaren sterk aan betekenis gewonnen. Belangrijke redenen daarvoor zijn met name de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten die bovendien een Europese dimensie hebben gekregen, de introductie van
nieuwe financieringsinstrumenten, de verzelfstandiging van diensten van de decentrale overheden en de voortschrijdende professionalisering die voor de financiering in het algemeen wordt geëist. Financiering is een belangrijk aandachtsveld geworden en krijgt daardoor steeds meer bestuurlijke betekenis. De gemeenteraad zal als primaathouder zorg moeten dragen voor een verantwoordelijke en professionele inrichting van de financieringsfunctie, alsmede voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren. De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft daarvoor een belangrijk kader. Om de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad vorm te kunnen geven wordt voorgesteld het Financieringsstatuut 2001 vast te stellen. De Memorie van Toelichting beoogt meer inzicht te verschaffen in de doelstellingen van het Financieringsstatuut 2001.
Financiering lijkt in de praktijk door zijn aard vaak een technische activiteit, die bovendien betrekkelijk afgezonderd uitgevoerd kan worden. Niets is minder waar. Zoals bij praktisch alle gemeentelijke activiteiten gaat het ook hier om een terrein dat bestuurlijk relevant is. Kenmerkend voor de financieringsfunctie is dat de (uiteindelijk budgettaire) risico's aanmerkelijk kunnen zijn.
In de Wet fido wordt de financieringsfunctie als volgt gedefinieerd:
Financiering (treasury) is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
Deze definitie kan als volgt worden toegelicht:
Sturen is het proces waarbij het college van B&W richting geeft aan het realiseren van de (beleid)doelstellingen voor de financieringsfunctie die de raad heeft vastgesteld.
Beheersen betreft het stelsel van maatregelen, systemen en processen waardoor het college zorgdraagt voor het blijvend realiseren van de vastgestelde financieringsdoelen.
Verantwoorden houdt in dat het college rekenschap aflegt over de uitkomsten van de opgedragen financieringstaken en over het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden ervan.
Toezicht houden is de controlerende activiteit die de gemeenteraad uitvoert om de resultaten van het financieringsbeleid te kunnen beoordelen.
Uit de definitie blijkt dat financiering ook een bestuurlijk proces is. De gemeenteraad dient daarbij het primaat te hebben en geeft de financieringsfunctie een beleidsmatige inkadering door het vaststellen van een financieringsstatuut. De Wet FIDO is daarbij een bepalend kader.
1.3Kwaliteitseisen financiering
De financieringsactiviteiten staan tegenwoordig bloot aan snelle interne- en externe ontwikkelingen. Hierdoor zijn de (budgettaire) risico’s die aan de financieringsfunctie verbonden zijn aanmerkelijk groter geworden. Dit betekent dat de gemeenteraad duidelijke doelstellingen moet formuleren voor de financieringsfunctie.
Tevens moet de gemeenteraad limieten en richtlijnen vastleggen voor het uitvoeren van de financieringsactiviteiten om ongewenste risico's te voorkomen.
Een nieuw instrument is de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening. Naast algemene ontwikkelingen en concrete beleidsvoornemens worden in deze paragraaf de liquiditeitsprognose en de prognose of uitkomst van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm opgenomen.
Om aan de kwaliteitseisen te kunnen voldoen moet een beleid onder andere helderheid scheppen over de gehanteerde begrippen. Deze begrippen worden onderscheiden in vier categorieën:
In de volgende paragrafen behandelen we deze begrippen.
2.2 Algemene begrippen financiering
De financieringsfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
Het financieringsbeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de financieringsfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een financieringsstatuut.
Het financieringsbeheer is de (beleid)uitvoering van de financieringsfunctie, binnen de kaders van het financieringsstatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Deze beleidsplannen en de uitvoering daarvan komen aan de orde in de financieringsparagraaf van achtereenvolgens de begroting en de rekening.
2.3 Begrippen per financieringsdeelfunctie
De financieringsfunctie bestaat uit drie financieringsdeelfuncties:
Het risicobeheer is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico's, te weten renterisico's, kredietrisico's, koersrisico's en interne liquiditeitsrisico's.
Renterisicobeheer is het beheersen van de risico's die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de (meerjaren)begroting geraamde niveau.
Het kasbeheer is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.
Gemeentefinanciering (corporate finance) is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en het voorzien in de benodigde liquiditeiten (minimaal 1 jaar) voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van relatie met financiële instellingen.
Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden. Externe uitzettingen kunnen bestaan uit het uitzetten van financieringsmiddelen of bij financiële instellingen en andere externe partijen. Het uitzetten van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.
De begrippen van de Wet fido die voor de financieringsfunctie van belang zijn, zijn de volgende:
Openbare lichamen: provincies, gemeenten, waterschappen, regio's bedoeld in artikel 21 (eerste lid) van de Politiewet 1993, lichamen ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen.
Financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices (Wet fido, artikel 1, lid d).
In het financieringsstatuut wordt het financieringsbeleid vastgelegd. Dat geschiedt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van het financieringsbeleid en van de richtlijnen en limieten voor de dagelijkse uitvoering van het financieringsbeleid. Met name voor deze onderdelen van het financieringsstatuut heeft de Wet fido op onderdelen een bepalend en bindend karakter. Alvorens meer specifiek op de doelstellingen, richtlijnen en limieten in te gaan, komen in deze paragraaf daarom eerst een aantal hoofdpunten van de Wet fido aan de orde, die van invloed zijn op het financieringsbeleid van de gemeente.
De gemeente Ridderkerk kan uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten – zoals in de zin van aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – worden volgens de Wet fido in elk geval niet tot de publieke taak van gemeenten gerekend en zijn verboden.
Het is de gemeenteraad die in belangrijke mate het kader van de publieke taak bepaalt. De gemeentebegroting en de begrotingswijzigingen bepalen daarbij het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak. Dit zal ook de context moeten zijn voor leningen en garanties aan instellingen die bijdragen aan de publieke taak. Een voorbeeld zijn leningen aan woningbouwcorporaties voor de sociale woningbouw. In dit laatste geval wordt vanuit de Wet fido geadviseerd – ter beheersing van risico's – minimaal dezelfde eisen te stellen als het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De gemeente(raad) moet zorgen voor een duidelijke en transparante motivering van waarom iets als publieke taak wordt beschouwd.
Overigens is het beleid van de gemeente Ridderkerk om geen leningen te verstrekken aan woningbouwcorporaties, maar in plaats daarvan garant te staan voor een lening van de bank. Dit past in het kader van de Wet fido, waarbij bankieren niet is toegestaan.
In die gevallen waarbij de gemeente voorziet in de financieringsbehoefte van een derde-organisatie die naar het oordeel van de gemeenteraad de publieke zaak dient (zoals een sportvereniging of een bibliotheek) kunnen er eventueel gunstiger financieringsvoorwaarden met deze organisatie worden afgesproken dan de voorwaarden die zouden gelden op basis van het financieringsbeleid.
Uitzettingen en derivaten moeten een prudent karakter hebben en mogen niet gericht zijn op het genereren van inkomsten door het aangaan van overmatige risico's. Het gaat hierbij om het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen, die niet direct ten behoeve van de publieke taak worden aangewend (uit hoofde van de financieringsfunctie).
Bij het prudent uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten zijn in ieder geval twee aspecten in het geding. Dat zijn een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting.
De waarde van de financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij dient te zijn dat minimaal de hoofdsom van de lening intact blijft. Hiervan is sprake bij de volgende (soorten) uitzettingen:
Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan. Het kopen van aandelen van ondernemingen uit hoofde van de publieke taak is wel toegestaan (bijvoorbeeld aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten).
Derivaten kunnen een waardevolle rol vervullen bij het risicomanagement, mits er voldoende deskundigheid bij de gemeente aanwezig is. De derivatenproducten en hun (risico)effecten zijn namelijk uitermate complex. Indien het gebruik van derivaten gewenst is zal per geval een voorstel worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Voor het gebruik van derivaten wordt gehandeld volgens de geldende ministeriële richtlijnen.
Prudent gebruik van derivaten houdt met name het volgende in:
3.2 Doeleinden, richtlijnen en limieten
De financieringsactiviteiten staan aan snelle interne en externe ontwikkelingen bloot. Dit betekent dat de gemeenteraad duidelijke doelstellingen moet formuleren voor de financieringsfunctie. Deze doelstellingen hebben betrekking op zowel de hele financieringsfunctie als op de speciale financieringsactiviteiten. Het financieringsstatuut bevat de richtlijnen en limieten om ongewenste risico's te voorkomen.
3.2.2 Richtlijnen en limieten algemeen
Door middel van het financieringsstatuut geeft de gemeenteraad op hoofdlijnen aan volgens welke richtlijnen en binnen welke limieten de geformuleerde doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft.
Een belangrijk deel van de richtlijnen en limieten is bepaald door de Wet fido. De wettelijke voorschriften van de Wet fido komen daarom herkenbaar als richtlijnen in het financieringsstatuut naar voren. Een voorbeeld hiervan is de kasgeldlimiet. Ter verdere invulling van de Wet fido worden in het Financieringsstatuut de richtlijnen en limieten vastgelegd, uiteraard binnen de wettelijke kaders die hiervoor gelden.
De richtlijnen en limieten bepalen het aanvaardbare financiële en interne risicoprofiel van de gemeente. Onder het financiële risicoprofiel worden de volgende financiële risico's verstaan: het renterisico, het koersrisico, het kredietrisico, het interne liquiditeitsrisico en het financieringsrisico. Het interne risicoprofiel heeft betrekking op de kwaliteitseisen van de gemeentelijke organisatie in het kader van de financieringsfunctie.
De richtlijnen en limieten in relatie tot het financiële risicoprofiel hebben vooral betrekking op
Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's als gevolg van onvoldoende kredietwaardigheid van tegenpartijen.
Voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden wordt onderscheid gemaakt tussen partijen die een binding hebben met de gemeente (zoals bijvoorbeeld een sportvereniging) en partijen bij wie tijdelijk overtollige geldmiddelen kunnen worden uitgezet.
Voor het verstrekken van leningen aan en het afgeven van garanties ten behoeve van partijen die een binding met de gemeente hebben is het van belang dat in overleg met de betrokken
(beleids-)afdeling een advies aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd. Het advies wordt uitgebracht door de afdeling Financiële Functie Bestuursdienst (FFBD). De betrokken beleidsafdeling is verantwoordelijk voor de aanlevering van het beleidsinhoudelijke deel van het advies. De afdeling FFBD is verantwoordelijk voor het onderdeel inzake de financiële consequenties. De concerncontroller toetst het voorstel integraal op naleving van de financiële - en beleidsmatige richtlijnen, alsmede op de volledigheid van de informatieverschaffing.Het college zal op basis van de in het advies opgenomen voorstellen een besluit nemen.
Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's als gevolg van koersschommelingen.
Koersrisico's kunnen gelopen worden op verhandelbare waardepapieren zoals aandelen en obligaties. De Wet fido sluit de aankoop van aandelen in het algemeen nadrukkelijk uit. Het aankopen van aandelen van ondernemingen uit hoofde van de publieke taak is wel toegestaan, mits voldoende en transparant onderbouwd. (bijvoorbeeld aandelen BNG).
3.3.4Intern liquiditeitsrisicobeheer
Het beheersen van de risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en middellange investeringsplanning.
Het kasbeheer omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.
Renterisico's op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet fido (per 1-1-2001: 8,2% van de jaarbegroting)
Geldstromenbeheer omvat alle activiteiten die nodig zijn om het interne en externe betalingsverkeer te beheersen. Het gaat dan vooral om het verplaatsen van geldstromen binnen de gemeentelijke organisatie en tussen de organisatie en derden.
Geldstromenbeheer heeft tot doel:
Onder liquiditeitenbeheer verstaan we het financieren en uitzetten van middelen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar. De treasurer moet er onder meer voor zorgen dat te allen tijde over voldoende dagelijks opvraagbare liquiditeiten kan worden beschikt om te garanderen dat de organisatie haar korte termijnverplichtingen kan nakomen.
Het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt door de treasurer voor de gehele gemeentelijke organisatie. Overwegingen om geldmiddelen gedurende een periode tot één jaar uit te zetten worden gemaakt op het moment dat er sprake is van overliquiditeit voor langer dan één maand en op het moment dat er een deposito afloopt. Per geval dient bekeken te worden op welke wijze en voor welke termijn geldmiddelen kunnen worden weggezet.
3.5Gemeentefinanciering (Corporate finance)
Financiering omvat het aantrekken van de benodigde financiële middelen met een rentetypische looptijd vanaf één jaar. Onder de financiering valt ook de inzet van eigen vermogen.
De doelstelling van deze deelfunctie kan als volgt worden geformuleerd:
Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen met een rentetypische looptijd vanaf één jaar. Het uitzetten van financiële middelen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.
Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële instellingen. Hierbij stelt de gemeente zich als doel om de positie, naamsbekendheid en financiële betrouwbaarheid als klant (in de ogen van de geldgevers) te behouden en indien mogelijk te verbeteren, gericht op:
4 ORGANISATIE FINANCIERINGSFUNCTIE
In Ridderkerk is ervoor gekozen de financieringsfunctie onder te brengen bij de afdeling Financiële Functie Bestuursdienst (FFBD). De wijze waarop de financieringsfunctie is ingericht wordt in de beschrijving van de administratieve organisatie vastgelegd.
Jaarlijks wordt in de (meerjaren)begroting en in de gemeenterekening een financieringsparagraaf opgenomen. De planning & control voor de financieringsfunctie hangt nauw samen met die van de “normale” planning- & controlcyclus.
De kernelementen bij de financieringsfunctie zijn zoals eerder aangegeven sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden. Bij de eerste twee elementen gaat het met name om de operationele informatie passend bij het systeem van planning & control. Bij de elementen van verantwoorden en toezicht houden staat de verantwoordingsinformatie centraal.
De voorziening van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's. De administratieve organisatie en de interne controle dienen de adequate informatie te waarborgen.
De beleidsmatige informatie bestaat vooral uit de concrete beleidsplannen en de uitvoering ervan zoals opgenomen in de financieringsparagraaf. De beleidsmatige informatie beoogt een transparant besluitvormingsproces mogelijk te maken.
De verantwoordingsinformatie is met name de informatie die aangeeft of de gestelde doelen gerealiseerd zijn en of de uitvoering van de financieringsfunctie heeft plaatsgevonden binnen de kaders van het financieringsstatuut. In het laatste geval is ook de rechtmatigheid van de uitvoering van de financieringsfunctie aan de orde. De verantwoordingsinformatie speelt op elk niveau van de organisatie.
De verantwoordingsinformatie voor de raad zal met name zijn weerslag vinden in de financieringsparagraaf van de gemeenterekening.
7 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE
In de administratieve organisatie komt praktisch de gehele financieringsfunctie aan de orde. De richtlijnen en limieten, de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de delegatie en mandateringen, al deze zaken vinden hun vastlegging en neerslag in de administratieve organisatie. In relatie daarmee zal de administratieve organisatie ook de adequate beleids-, operationele- en verantwoordingsinformatie moeten kunnen leveren aan de betrokkenen.
De administratie bevat daarnaast als kernonderdeel ook de maatregelen voor de interne controle om daarmee te bewerkstelligen en te bevestigen dat de uitvoering van de financieringsfunctie conform de gestelde regels geschiedt. Daartoe dienen interne controles plaats te vinden op:
Een en ander betekent dat de administratieve organisatie en de interne controle moeten waarborgen dat:
de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is.