Organisatie | Huizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen |
Citeertitel | inspraak- en participatieverordening Huizen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
gemeentewet, art. 150
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-11-2010 | nieuwe regeling | 11-11-2010 Nieuwsblad voor Huizen, 18 november | Onbekend |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 oktober 2010;
gelet op artikel150 van de Gemeentewet
inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen
Verordening over de wijze waarop ingezetenen van Huizen en belanghebbenden worden betrokken bij beleidsvorming van de gemeente. Verder te omschrijven als de ‘Inspraak- en participatieverordening Huizen’.
Artikelsgewijze toelichting Inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen
Artikelsgewijze toelichting Inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingenmogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid (informatie, communicatie, inspraak, interactieve beleidsvorming etc.). Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen inspraak en participatie. Bij de in dit artikel opgenomen formulering van de begrippen-inspraak en participatie is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak en participatie maken onderdeel uit van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en hebben een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belangheb-benden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over de wijze waarop bij de
voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Artikel 7, tweede lid geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester.
Dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak of participatie af te bakenen, om
bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak of participatie
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegd-heden besluit of inspraak of participatie (of geen van beide) wordt verleend bij de voorbe-reiding van beleid van de gemeente. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemen aan inspraak of participatie onderwerpen.
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak /participatie geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij commissievergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoor-nemens een andere wijze van inspraak/participatie wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak of participatie te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is opgenomen dat inspraak altijd wordt verleend, indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan nu bijvoorbeeld bij:
De plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42).
Artikel 3 Inspraak- of participatiegerechtigden
De omschrijving van inspraak- of participatie gerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie geldt ook voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel 3 legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij inspraak of participatie te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. De participatievisie is hiervoor uitgangspunt.
In het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikelen 3:10 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
Artikel 5 Verslaglegging inspraak
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb, waarin slechts wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd etc.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid over de communicatie te verschaffen.
Artikel 6 Participatieprocedure
Ondanks het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval onderwerp, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven, en - voor zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is -de overige elementen, zoals bedoeld in lid 3.
Uit het vijfde lid volgt dat ook het bestuursorgaan de procedure, indien noodzakelijk, kan wijzigen. Belanghebbenden worden hierover geïnformeerd.
Artikel 7 Voorbereiding participatie
In dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. Voor participatie is geen minimale voorbereidingstijd van vier weken opgenomen om de flexibi-liteit van participatie niet te beperken. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.
Artikel 8 Verslaglegging van participatie
De verslaglegging van de resultaten van het participatieproces is uitermate belangrijk. Van de te houden bijeenkomsten wordt een verslag gemaakt. De verslaglegging is afhankelijk van het gekozen traject; een workshop is bijvoorbeeld niet altijd in een schriftelijk verslag vast te leggen.
Het is aan te bevelen om tijdens het proces al duidelijkheid over de communicatie te verschaffen.