Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ridderkerk

Verstrekkingenboek WVG, gemeente Ridderkerk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRidderkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerstrekkingenboek WVG, gemeente Ridderkerk
CiteertitelVerstrekkingenboek WVG, gemeente Ridderkerk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet voorzieningen gehandicapten
  2. Verordening voorzieningen gehandicapten Ridderkerk 2004

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-2005nieuwe regeling

28-06-2005

Gemeentejournaal, 01-07-2005

Gemeentestukken 2005/11680

Tekst van de regeling

Intitulé

Verstrekkingenboek WVG, gemeente Ridderkerk

 

 

Hoofdstuk 1. Gemeentelijke verstrekkingenboek

1.1Inleiding en juridische status verstrekkingenboek

Het gemeentebestuur draagt zorg voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van de in de gemeente Ridderkerk wonende burgers. Het gemeentebestuur doet dit op basis van de verordening ‘Wet voorzieningen gehandicapten, januari 2004, artikel 1.2’. In deze verorderning zijn de regels vastgelegd. Deze regels hebben betrekking op de gevallen en de vorm waarin voorzieningen kunnen worden verleend, de hoogte van de financiële tegemoetkomingen en de procedure met betrekking tot de toekenning, herziening, beëindiging en terugvordering van voorzieningen.

Naast de gemeentelijke verordening zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Met deze beleidsregels willen wij bewerkstellingen dat de WVG-consulent en de burger weten welke voorzieningen wij in welke gevallen op grond van de verordening verstrekken. Deze vaste lijn bevordert dat binnen adviseringstraject gelijke gevallen gelijke voorzieningen geadviseerd krijgen. De Algemene Wet Bestuursrecht en de jurisprudentie bepalen dat een vaste gedragslijn z’n beslag krijgt in een beleidsregel. Zo kan ter motivering van een besluit, naar de beleidsregels worden verwezen.

De gemeente Ridderkerk heeft in dit verstrekkingenboek haar beleidsregels vastgesteld en openbaar gemaakt. In de volgende hoofdstukken zullen wij aan de hand van de bepalingen in de verordening voorzieningen gehandicapten gemeenten Ridderkerk deze regels aangeven en uitleggen hoe we deze in de praktijk zullen toepassen.

In hoofdstuk 1 zullen de hoofdlijnen van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) worden besproken. De gemeenten Ridderkerk gebruikt de volgende uitgangspunten bij het toekennen van voorzieningen:

  • ·

    de aantoonbare beperkingen die men ondervindt in het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen, dienen het gevolg te zijn van een ziekte of gebrek;

  • ·

    een voorziening kan worden toegekend voor zover deze overwegend op het individu gericht is;

  • ·

    een voorziening moet langdurig noodzakelijk zijn;

  • ·

    geen voorziening wordt toegekend indien deze voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • ·

    een voorziening moet als de ‘goedkoopst adequate’ voorziening kunnen worden aangemerkt;

  • ·

    geen voorziening wordt verstrekt als een gehandicapte andere aanspraken op een gelijksoortige voorziening heeft;

  • ·

    de voorziening moet nodig zijn voor de directe leefomgeving en het leven van alledag

In hoofdstuk 2 worden de woonvoorzieningen besproken, in hoofdstuk 3 de vervoersvoorzieningen, in hoofdstuk 4 de rolstoelen en in hoofdstuk 5 de door de gemeente verstrekte voorzieningen voor kinderen.

1.2 De zorgplicht

Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de zorgplicht. De verlening van deze ‘verantwoorde’ voorzieningen dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te zijn (artikel 3 Wvg). Dat wil zeggen dat het hulpmiddel of de aanpassing de beperking wegneemt of vermindert. Bovendien dient de verlening van deze voorzieningen er op gericht te zijn de mogelijkheden van mensen met een handicap tot maatschappelijke integratie c.q. participatie te vergroten (artikel 2, lid 1 WVG).

In de jurisprudentie is het begrip zorgplicht in de loop der jaren uitgewerkt:

a.Beperkte zorgplicht

De Centrale Raad van Beroep formuleert dat als volgt: ‘Gelet op dat kader is hierbij maatgevend, dat aan de door de handicap ontstane mobiliteitsproblemen in zoverre tegemoet gekomen wordt, dat de betrokkene van wie in redelijkheid kan worden gevergd dat hij/zij zich zekere opofferingen getroost en keuzen maakt – in aanvaardbare mate kan deelnemen aan het leven van alledag binnen zijn naaste leefmilieu’. (CrvB 17-12-1996, reg. nr. 95/8362 Wvg)

b.Bereik van de zorgplicht bij vervoersvoorzieningen

‘Een tegemoetkoming in de vervoerskosten is bedoeld om binnen de directe woon- en leefomgeving in voldoende mate sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag en dat het bezoek aan elders wonende familieleden, vrienden en kennissen, behoudens uitzonderingsgevallen, buiten beschouwing dient te worden gelaten’. (CRvB, 30 – 07- 1996, reg.nr 95/4648 Wvg).

c.Reikwijdte zorgplicht bij woonvoorzieningen

Ten aanzien van ingrepen van bouwkundige of woningtechnische aard (woningaanpassingen) wordtr de reikwijdte verder ingeperkt door de nadere voorwaarde dat deze voorzieningen dienen te zijn gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen. Ook is door diverse uitspraken duidelijk geworden dat de gemeente niet ‘zo gemakkelijk’ het primaat van verhuiizen kan hanteren (zie hoofdstuk 2).

d. De verstrekking van de voorzieningen: zo mogelijk in bruikleen

De gemeente verstrekt de voorzieningen indien mogelijk in bruikleen, zodat we de voorziening kunnen helpen uitkiezen, onderhouden en repareren en na beëindiging van het gebruik weer kunnen herverstrekken. Bij voorzieningen die slechts incidenteel verstrekt worden of zich niet lenen voor herverstrekkingen, kunnen deze ook worden verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de voorziening, een gemaximeerde vergoeding of in eigendom.

Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat de gemeente op zeer diverse wijze invulling geeft aan de zorgplicht die de WVG haar oplegt. Individuele omstandigheden worden in de beoordeling zo mogelijk meegewogen.

1.3 Ziekte of gebrek

Volgens de definitie die de Wet voorzieningen gehandicapten in artikel 1 onder a van het begrip ‘gehandicapte’ geeft, dienen aantoonbare beperkingen die men ondervindt in het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen het gevolg te zijn van een ziekte of gebrek. Of er sprake is van een ziekte of gebrek zal veelal op grond van een medische diagnose moeten worden vastgesteld. Vervolgens moet op grond van die diagnose aan kunnen worden gegeven of de ondervonden beperkingen en de daaruit voortvloeiende belemmeringen een direct gevolg zijn van een ziekte of gebrek.

Ouderdom is op zich niet synoniem aan ziekte of gebrek. Toch kan een gebrek nauw samenhangen met het ouderdomsproces. Het gegeven dat men oud is, is op zich dus geen indicatie voor voorzieningen in het kader van de Wvg. Wel kunnen gebreken als gevolg van slijtageprocessen onverbrekelijk verbonden aan het ouder worden, aantoonbare beperkingen opleveren en daardoor aanleiding zijn om in het kader van de Wvg voorzieningen te treffen.

Wat te doen bij aantoonbare beperkingen zonder dat er sprake is van aantoonbare ziekte of gebrek. Pijnklachten kunnen soms een psychische of psychiatrische achtergrond hebben die moeilijk naar een concrete ziekte of een concreet gebrek te herleiden zijn, terwijl er nauwelijks discussie is over de vraag of er sprake is van beperkingen. De gemeente is zeer terughoudend in het verstrekken van voorzieningen als de arts constateert dat er sprake is van een niet-objectiveerbaar ziektebeeld.

In bijzondere gevallen kunnen aantoonbare beperkingen, waar geen objectiveerbaar ziektebeeld aan ten grondslag ligt, noodzaken tot verstrekking van een voorziening, omdat het niet verstrekken van een voorziening kan leiden tot gezondheidsschade (hardheidsclausule):

Hoofdregel: Bij afwezigheid van een geobjectiveerd ziektebeeld heeft de gemeente geen zorgplicht tot het verstrekken van voorzieningen op grond van de Wvg. Uitzondering: Toekenning van een (tijdelijke) Wvg-voorziening.

Voorwaarde voor de verstrekking van voorzieningen is dat meerdere (onafhankelijke) medisch deskundigen een vrijwel eenduidige opvatting hebben over de beperkingen en de prognose op langere termijn en dat de voorziening niet strijdig is met lopende behandelplannen. Voor de gemeente is het voor de besluitvorming van belang om te weten of er sprake is van een niet-geobjectiveerd ziektebeeld, omdat er in dat geval door de gemeente een toetsing dient plaats te vinden van het afgesproken adviestraject. Zo is afgesproken dat het positieve medische advies door twee artsen is ondertekend. Enkele niet-objectiveerbare ziektebeelden:

  • -

    Myalgische Encephalomyelitis (ME)

  • -

    Fybromyalgie

  • -

    Whiplash

  • -

    Bekkeninstabiliteit

1.4 Individueel gericht

Een voorziening kan worden toegekend voor zover deze in overwegende mate op het individu gericht is (artikel 1,2 lid 1a verordening). De gehandicapte die bijvoorbeeld een vervoersvoorziening nodig heeft, kan die voorziening alleen ten eigen nutte aanvragen. Het kan dus niet zo zijn dat een gehandicapte de voorziening aanvraagt (mede) ten behoeve van zijn partner/ echtgenoot. Wel verstrekken we voorzieningen die naast een individueel ook een gezamenlijk karakter hebben. Het belangrijkste voorbeeld is het collectief vervoer (WVG- en Ouderenvervoer Barendrecht en Ridderkerk). Het spreekt voor zich dat een collectieve voorziening niet in overwegende mate op het individu gericht is, de zorgplicht die de gemeente via dat collectieve systeem vervult is dat wel.

1.5 Langdurig noodzakelijk

Een voorziening kan slechts worden toegekend wanneer deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen (artikel 1,2 lid 1b verordening). Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat betrokkene voor langere tijd aangewezen moet zijn op een desbetreffende aanpassing of een desbetreffend hulpmiddel.

Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk gehandicapt is, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat dat de aard van de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze verordening in aanmerking komt. Daarvoor zijn andere ‘voorliggende’ voorzieningen beschikbaar. In dit kader is de prognose omtrent de ziekte/ handicap van groot belang. Zegt de prognose dat betrokkene na enige tijd zonder enig hulpmiddel of aanpassing zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Uit de indicatiestelling moet blijken of er sprake is van het al dan niet langdurig noodzakelijk zijn van een voorziening.

Betrokkene kan voor het verkrijgen van een aantal tijdelijke voorzieningen een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de Thuiszorg die opgezet zijn in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

1.6 Niet algemeen gebruikelijk

Geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is (artikel 1,2 lid 3a verordening). Algemeen gebruikelijk zijn voorzieningen die inmiddels in brede lagen van de bevolking een normaal verschijnsel zijn geworden. Het begrip algemeen gebruikelijk is dus continue in beweging.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet, zal afgemeten moeten worden aan algemeen geaccepteerde maatschappelijke normen. In de loop der jaren zijn door rechterlijke uitspraken bevestigd dat bijvoorbeeld de telefoon, centrale verwarming, personal computer, keramische kookplaat, automatische transmissie, het verplaatsen per openbaar vervoer, per fiets of bromfiets algemeen gebruikelijk zijn.

Op grond van de volgende criteria wordt een voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd:

  • ·

    normaal in de handel verkrijgbaar;

  • ·

    niet specifiek voor gehandicapten bedoeld;

  • ·

    op grote schaal door niet gehandicapten aangeschaft;

  • ·

    niet duurder dan gelijksoortige producten.

In bijzondere omstandigheden, die handicap gerelateerd zijn, kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen het algemeen gebruikelijk karakter verliezen. Van bijzondere omstandigheden is sprake indien, ongeacht de hoogte van het inkomen, in verband met een plotselinge optredende calamiteit van medische aard, algemeen gebruikelijke zaken plotseling moesten worden vervangen. In andere gevallen kan de gehandicapte verwezen worden naar de bijzondere bijstand in geval deze voorzieningen zijn bestedingsbudget te boven gaan.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in ieder geval (behoudens bovengenoemde bijzondere omstandigheden):

  • ·

    douche

  • ·

    verwijderen van een bad

  • ·

    douche op glijstang

  • ·

    douchezitje in seniorenwoning

  • ·

    anti slip maken vloer badkamer in seniorenwoning

  • ·

    verhoogd toilet (+6)

  • ·

    eenhendelmengkraan

  • ·

    thermostaatkraan

  • ·

    keramische- en inductiekookplaat

  • ·

    espagnolsluiting

  • ·

    fiets

  • ·

    waterbed

  • ·

    fiets met hulpmotor

  • ·

    raamopeners

Door het voortschrijden van de tijd en jurisprudentie is deze lijst sinds de inwerkingtreding van de Wvg in 1994 uitgebreid en zal deze hierdoor nog verder worden uitgebreid in de toekomst. Zie: bijlage 1. Lijst voorzieningen gehandicapten (geactualiseerd op 5 mei 2005).

Verhuizen en algemeen gebruikelijk

Ook verhuizen kan algemeen gebruikelijk zijn. Zoals jongeren de deur uit gaan om zelfstandig te gaan wonen, zo verhuizen ouderen op een bepaalde leeftijd vaak als het huis te groot is nu de kinderen de deur uit zijn en ze minder goed trappen kunnen lopen. De gemeente verstrekt daarom slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, indien de gehandicapte niet gaat verhuizen op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

1.7 De goedkoopst adequate voorziening

De voorziening moet naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kunnen worden aangemerkt (artikel 1,2 lid 1c verordening). Primair betekent dit dat de voorziening adequaat moet zijn. Dit is in overeenstemming met de Wvg, die in artikel 3 Wvg de gemeente opdraagt verantwoorde voorzieningen aan te bieden. Onder verantwoord dient dan verstaan te worden voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend.

Een voorziening kan als adequaat worden aangemerkt, indien die voorziening dan wel de combinatie van voorzieningen de belemmeringen, die de gehandicapte op een bepaald gebied ondervindt, wegneemt dan wel vermindert. De ondergrens wordt dus bepaald door de goedkoopst adequate voorziening.

Of specifieke voorzieningen als adequaat kunnen worden beschouwd, hangt dus geheel af van de combinatie van de individuele omstandigheden waarin de aanvrager zich bevindt en de mogelijkheden die de lokale situatie biedt. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Een voorziening moet altijd adequaat zijn. Pas als er meerdere oplossingen mogelijk zijn, die tevens adequaat zijn, kan de meest goedkope voorziening worden gekozen.

Als de gehandicapte bij woningaanpassingen de voorkeur geeft aan een hoger kwaliteitsniveau of esthetische uitvoering dan kan hij het verschil zelf bijpassen.

Subsidiëring meerkosten

Bij de subsidiëring van voorzieningen in het kader van de Wvg zal het in het algemeen gaan om ‘meerkosten’. Dit wil zeggen dat alleen de kosten die de gehandicapte ‘meer’ heeft dan de niet-gehandicapte in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. Dit speelt met name bij voorzieningen die op zich algemeen gebruikelijk zijn maar die voor gehandicapten duurder zijn, omdat het gaat om bijzondere (op de handicap aangepaste) uitvoering.

1.8Aanspraken via andere regelingen

De gemeente verstrekt geen Wvg voorziening indien er een andere wettelijke regeling of privaatrechterlijke overeenkomst bestaat, op grond waarvan men aanspraak kan maken op een voorziening (artikel 1.2 lid 3b verordening).

Enkele voorbeelden zijn:

  • ·

    aanspraak op een voorziening na brand. Als na een brand de betrokkene aanspraak kan maken op gelden – voor de geleden schade en gedwongen verhuizing – op grond van de brandverzekering, dan komt men niet ook nog in aanmerking voor verhuiskostenvergoeding op grond van de Wvg;

  • ·

    aanspraak op een voorziening na sloop van de woning. Een gehandicapte die in aanmerking komt voor een schadeloosstelling van de woningcorporatie omdat zijn woning gesloopt zal worden, ontvangt niet ook nog een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding op grond van de Wvg.

    1.9Direct leefomgeving en leven van alle dag

De zorgplicht van de gemeente beperkt zich in eerste instantie tot de directe leefomgeving van de Wvg-gerechtigde en het leven van alledag. Slechts bij hoge uitzondering kan de zorgplicht van de gemeente worden uitgebreid. De zorgplicht van de gemeente is derhalve ‘beperkt’, waarbij steeds gekeken moet worden in hoeverre betrokkene – van wie in redelijkheid kan worden gevergd dat hij/zij zich zekere beperkingen getroost en keuzen maakt binnen het naaste woon- en leefmilieu – nog in aanvaardbare mate kan deelnemen aan het leven van alle dag. Een tegemoetkoming in de vervoerskosten is bedoeld om binnen de directe woon- en leefomgeving in voldoende mate zijn sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag. Het bezoek aan elders wonende familieleden, vrienden en kennissen kan, behoudens uitzonderingsgevallen, buiten beschouwing worden gelaten. Zie hierover hoofdstuk 3. Wat betreft vervoer binnen de regio ligt het primaat bij het collectief vervoer. Hiermee kan die persoon die voldoet aan de criteria om voor een vervoersvoorziening in aanmerking te komen, vanaf de eigen woning binnen 5 zones kan reizen tegen het in het openbaar vervoer geldende tarief. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan iemand voor een vervoerskostenvergoeding in aanmerking komen.

  • 1.10Externe adviseurs/ leveranciers

  • ·

    Indicatiestelling Argonaut

Sinds 1994 heeft de gemeente Ridderkerk een contractafspraak met Argonaut voor medische advisering en eventueel selectie van de meest adequate, betaalbare voorziening. Waneer op grond van eigen onderzoek geen oordeel kan worden gegeven over de noodzaak van een bepaalde voorziening, wordt een (medisch) indicatieadvies gevraagd aan Argonaut. Argonaut is op de hoogte van de beleidsuitgangspunten in het WVG-verstrekkingenbeleid van Ridderkerk. Ook de indicatieadviezen voor gevraagde parkeervoorzieningen (invalidenparkeerplaatsen en –kaarten) wordt uitgebracht door Argonaut op basis van het Besluit Administratieve Bepalingen Wegverkeer.

·Adviesbureau Bouwer voor ergonomische selecties

Dit adviesbureau is met name gespecialiseerd in de ergonomische beoordeling en advisering van een WVG-aanvraag.

·Centraal Indicatieorgaan Zorginstellingen (CIZ, voorheen RIO)

Bij woningaanpassingen boven de € 20.450 dient het CIZ een indicatiebesluit af te geven.

Omdat in het cliëntenbestand vanaf 1994 tot heden steeds geactualiseerde medische (her) beoordelingen aanwezig zijn, wordt in toenemende mate bij vervolgaanvreagen gebruik gemaakt van deze gegevens, waardoor indicatiestelling niet nodig is. De beoordeling en toekenning van de gevraagde voorziening vindt dan plaats door de consulenten WVG op basis van het dossier, de intake/huisbezoek en het opvragen van een selectieadvies.

·Bruikleen WVG-hulpmiddelen Beenhakker Revacore/ Doove Mobility

De firma Beenhakker/ Doove is sinds 1 januari 2005 de leverancier van alle WVG-hulpmiddelen (rolstoelen, scootmobielen, douchestoelen, kinderrolvoorzieningen etc.). De gemeente Ridderkerk heeft samen met vier andere gemeenten, de opdracht tot verstrekking van deze hulpmiddelen aanbesteed en na de aanbesteding de opdracht aan de firma Beenhakker/ Doove gegund. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 4 jaar, met hierna de mogelijkheid de overeenkomst onder gelijkblijvende omstandigheden te velengen met een periode van tweemaal een jaar. Zie: bijlage 2: Mantelovereenkomst huur (aangepaste) hulpmiddelen WVG en bijlage 3: Mantelovereenkomst koop (aangepaste) hulpmiddelen WVG. Ondertekening van de overeenkomsten heeft op 25 mei 2005 plaatsgevonden.

·WVG-vervoer; Taxi Bakker

Sinds 1 oktober 2004 is Taxi Bakker (Barendrecht) de uitvoerder van het collectieve WVG-vervoer van de gemeente Barendrecht en Ridderkerk. De gemeente Ridderkerk heeft samen met de gemeente Barendrecht, de opdracht tot de uitvoering van het WVG-vervoer aanbesteed en na de aanbesteding de opdracht aan de Taxi Bakker gegund. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 3 jaar, met hierna de mogelijkheid de overeenkomst onder gelijkblijvende omstandigheden te velengen met een periode van tweemaal een jaar. Zie: bijlage 4: Overeenkomst WVG- en Ouderenvervoer Barendrecht en Ridderkerk.

HOOFDSTUK 2. WOONVOORZIENINGEN

2.1 Inleiding

Met behulp van Wvg woonvoorzieningen kunnen gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Onder gehandicapten vallen ook ouderen die bij het stijgen van de leeftijd ‘gehandicapt’ raken. Door de verstrekking van woonvoorzieningen kan het zelfstandig wonen zo lang mogelijk in stand worden gehouden en verbeterd.

De algemene beleidsregels van hoofdstuk 1 gelden uiteraard ook voor de woonvoorzieningen. Onder 2.2. van dit hoofdstuk staan de uitgangspunten opgenomen die specifiek gelden voor verstrekkingen van woonvoorzieningen. Zo hanteert de gemeente Ridderkerk het primaat van verhuizen. Bevordering van het zelfstandig wonen betekent namelijk niet dat de gemeente Ridderkerk de woonruimte van de gehandicapte automatisch aanpast als het normale gebruik van de woning op grond van ergonomische belemmeringen niet (meer) mogelijk is. Als het om relatief dure aanpassingen gaat en er is in de gemeente Ridderkerk een reeds aangepaste of goedkoper aan te passen woning aanwezig, dan wel binnen een (medisch) aanvaardbare termijn beschikbaar, dan hanteert de gemeente het primaat van verhuizen als goedkoopst adequate voorziening, conform de verordening.

In paragraaf 2.3 wordt de rol van het advies en het programma van eisen uitgelegd, onder 2.4 de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding, in 2.5 de woningaanpassingen en in 2.6 staan de roerende woonvoorzieningen weergegeven. De paragrafen 2.7, 2.8 en 2.9 geven nog een aantal andere woonvoorzieningen weer waar een gehandicapte of woningeigenaar voor in aanmerking kan komen.

2.2 Algemene uitgangspunten

Om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening is een aantal algemene regels opgesteld (hoofdstuk 2 verordening).

Belemmeringen in het normale gebruik van de woning (artikel 2.2 verordening). Er dient sprake te zijn van belemmeringen, die de gehandicapte ondervindt in het normale gebruik van de woning. Deze belemmeringen doen zich voor ‘ten aanzien van (één van) de elementaire woonfuncties welke in direct verband staat met een functionele beperking’. De gemeente mag rekening houden met ‘de mate waarin van gezinsleden, huisgenoten of andere personen gevergd kan worden dat zij betrokkene helpen met de huishoudelijke taken’ (jurisprudentie). Bij het normale gebruik van de woning letten wij op de bereikbaarheid, de bruikbaarheid en de bedienbaarheid van de primaire (woon)ruimtes. Primaire ruimtes van de woning zijn de woonkamer, één slaapkamer, de keuken, de douche/ badkamer en het toilet.

Het primaat van de verhuizing (artikel 2.3 verordening)

De gemeente hanteert bij het verstrekken van woonvoorzieningen het primaat van verhuizen. De achterliggende gedachte bij dit uitgangspunt is dat we zo efficiënt mogelijk met de beschikbare middelen en de woningvoorraad omgaan. Dit primaat houdt echter niet in dat de gemeente in alle gevallen ook daadwerkelijk besluit dat de gehandicapte naar een andere woonruimte moet verhuizen en een verhuiskostenvergoeding toekent. Zie onder punt 2.2.3.

Een verhuiskostenvergoeding wordt alleen toegekend als er een medische noodzaak aanwezig is om te verhuizen. De noodzaak tot verhuizen op wat langere termijn door het stijgen van de leeftijd en het toenemen van beperkingen is géén reden tot het toekennen van een verhuiskostenvergoeding. De oudere/ gehandicapte had hierop kunnen anticiperen en gelden hiervoor kunnen reserveren. Voordat de uiteindelijke keuze voor verhuizen of aanpassen gemaakt kan worden, dient met een aantal aspecten rekening te worden gehouden.

De gemeente neemt uiteindelijk de beslissing welke voorziening of combinatie van voorzieningen de goedkoopst adequate oplossing is. Als alle factoren in de overweging zijn meegenomen en de gemeente beslist dat verhuizen de goedkoopst adequate voorziening is, dan is dat de voorziening die we verlenen. Indien een gehandicapte niet wil verhuizen, kan men de gemeente niet verwijten dat zij niet zou hebben voldaan aan haar zorgplicht. De gemeente heeft immers een adequate voorziening aangeboden, die de gehandicapte niet accepteert. Als de gehandicapte is aangewezen op een rolstoeltoegankelijke- of rolstoeldoorgankelijke (sociale) huurwoning, speelt de Woningstichting een belangrijke rol. Zij wordt ingeschakeld bij het zoeken naar een dergelijke woning die, naar het streven is, binnen een medisch aanvaardbare termijn wordt gevonden.

Afwegingen bij verhuizen of aanpassen

Er vindt een verantwoorde belangenafweging plaats tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds.

Allereerst spelen de financiële belangen van de gemeente en de gehandicapte. De gehandicapte zal dit met name aanvoeren als hij een koopwoning heeft of een heel goedkope huurwoning. Ook besteden we uiteraard aandacht aan de kosten en lasten van de verhuizing voor de gehandicapte en zijn gezin.

De gemeente zal bij haar financiële belangenafweging rekening houden met de beschikbaarheid van een aangepaste huurwoning en de doeltreffendheid van de voorziening.

Daarnaast zullen we bij de afweging rekening houden met de sociale omgeving van de gehandicapte. Aanwezigheid van winkels in de buurt, sociale voorzieningen, openbaar vervoer en de tijd dat iemand al in deze buurt heeft gewoond. Verder de aanwezigheid van zorg: bijvoorbeeld mantelzorg en burenhulp. Mantelzorg is de zorg die onbetaald en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpvrager. Kenmerken bij mantelzorg zijn o.a. dat de zorg vaak langdurig wordt gegeven en qua zorgintensiteit cumulerende fasen kent. De zorg vloeit voort uit de sociale relatie. Mantelzorg is veel ingrijpender dan burenhulp. Bij burenhulp worden allerlei hand en spandiensten verleend (vuilnis buitenzetten, kleine boodschappen doen etc.).

Als de huidige woning gezien (de prognose van) de beperkingen niet/niet goed kan worden aangepast zal de gemeente uiteraard het primaat van verhuizen hanteren.

Woon- en verblijfsruimten waarvoor we geen woonvoorziening verstrekken

In artikel 2.4 van de verordening staan woon- en verblijfsruimten aangegeven waarvoor we geen woonvoorziening verstrekken. Hieraan kunnen we nog het volgende toevoegen:

Bewoners van een onzelfstandige woonruimte komen niet voor een woonvoorziening in aanmerking. Een ‘zelfstandige’ woonruimte is een woning met een eigen toegang, waarin alle standaardvoorzieningen aanwezig moeten zijn. Deze standaardvoorzieningen zijn:

·een afsluitbare voordeur, minimaal één kamer, eigen toilet en was- en kookgelegenheid;

De gemeente verstrekt geen woningaanpassingen en verhuiskostenvergoeding op grond van de Wvg voor gehandicapten die verhuizen naar of wonen in een AWBZ-inrichting (verzorgingstehuis, verpleeghuis, gezinsvervangend tehuis) (artikel 2.4 verordening).

Ook verstrekken we geen woonvoorzieningen ten behoeve van woongebouwen die specifiek op gehandicapten en ouderen zijn gericht voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Voor wat betreft het pakket aanwezige voorzieningen, maakt het natuurlijk wel een verschil of er sprake is van 55+ woningen of dat het gaat om in- en aanleunwoningen;

Het is heel belangrijk dat er bij de aanvraag van een bouwvergunning voor woongebouwen die specifiek op gehandicapten en ouderen gericht zijn duidelijke afspraken vooraf worden gemaakt tussen woningbouwverenigingen en gemeente. Afspraken die duidelijk maken welke voorzieningen in deze senioren en gehandicapten gelabelde woningen aanwezig behoren te zijn.

Hoofdverblijf en uitzondering op deze regel (artikel 2.4 verordening)

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen.

Op deze hoofdregel is een uitzondering mogelijk voor sommige bewoners van een AWBZ-instelling. De gemeente kan in deze situatie beslissen dat eenmalig een financiële tegemoetkoming aan de eigenaar of verhuurder van de woning wordt verstrekt voor het aanpassen van een woning waar een gehandicapte vaak verblijft. Het gemeentelijk beleid is dat een woningaanpassing wordt vergoed die nodig is om de toegang tot de woning, de woonkamer en een toilet toegankelijk te maken. De gehandicapte verblijft permanent in een AWBZ-inrichting en brengt slechts ‘bezoeken’ aan de woning. Het is dan ook redelijk dat geen volledige maar een beperkte aanpassing plaatsvindt. De gemeente kiest voor een individuele benadering naar gelang van de omstandigheden. Bij frequent weekendbezoek van o.a. zwaar gehandicapte kinderen is de gemeente bereid over te gaan tot het bezoekbaar maken van de woning.

Ook bij co-ouderschap kan een uitzondering op de hoofdregel van artikel 2.3 worden gemaakt.

Frequentie van woningaanpassingen en andere afwijzingsgronden voor woonvoorziening

Ook gehandicapten willen wel eens verhuizen, maar dit kan heel veel kosten met zich meebrengen als de woning alleen tegen hoge kosten geschikt gemaakt kan worden. De gemeente heeft daarom in de verordening geen termijnen opgenomen. Daarom kan een gehandicapte na een aantal jaren in een op kosten van de Wvg aangepaste woning niet zomaar verhuizen naar een andere woning die daarop op kosten van de Wvg weer volledig moet worden aangepast. Er moet sprake zijn van:

  • ·

    noodzaak tot het treffen van deze woningaanpassing op grond van ziekte of gebrek;

  • ·

    een andere mogelijk reden. Hieronder kan worden verstaan: verhuizen op basis van het aanvaarden van een werkkring elders, familieomstandigheden zoals gezinsuitbreiding, echtscheiding of vanwege het aangaan van een nieuwe duurzame vorm van samenleven.

Voorwaarde is uiteraard dat verhuisd wordt naar een zo eenvoudig mogelijk aan te passen woning. De gehandicapte en zijn familie dienen eerst met de gemeente te overleggen alvorens men een contract voor een nieuwe woning gaat ondertekenen. Advies en voorlichting zal de gemeente op verzoek altijd verstrekken.

Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimte (artikel 2.6 verordening)

Alleen de in artikel 2.6 van de verordening opgenomen voorzieningen kunnen worden verstrekt. Het betreft een limitatieve opsomming. Deze voorzieningen zijn:

  • ·

    het verbreden van de toegangsdeuren;

  • ·

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • ·

    het aanleggen van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het woongebouw;

  • ·

    het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • ·

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij portiekwoningen;

  • ·

    een opstelplaats voor een rolstoel of een scootmobiel (dit is niet een stallingruimte) bij de toegangsdeur van het woongebouw

Deze voorzieningen worden alleen getroffen als zonder deze woningaanpassing de eigen woning voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft. Let op: in geval er sprake is van het in artikel 2.3 verordening gestelde dan komt de gehandicapte niet voor bovenstaande woonvoorziening in aanmerking.

2.3 Rol van het advies en programma van eisen

Rol van het advies

Voor een goede beoordeling van de aangevraagde voorzieningen dient de volgende informatie in het advies te zijn opgenomen:

  • ·

    De aard en de omvang van de beperkingen. Niet alleen de huidige beperkingen worden beoordeeld, maar ook in hoeverre deze beperkingen al bij huur of koop van deze woning aanwezig waren. Tevens wordt er onderzocht in hoeverre de gehandicapte gaat verhuizen op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou worden. Deze beoordeling is van belang voor de toekenning van een verhuiskostenvergoeding;

  • ·

    Wat zijn de belemmeringen in het normale gebruik van de woning;

  • ·

    Welke bouwkundige en woontechnische voorzieningen aan de woonruimte zijn nodig om de beperkingen op te lossen dan wel te verminderen.

Met name bij ingrijpende en dure voorzieningen dienen zowel het aanpassen van de woonruimte als de mogelijkheden van verhuizen onderzocht te worden. Tevens dient aangegeven te worden of de voorgestelde voorzieningen de woning zowel op de korte als de langere termijn adequaat maken.

Alvorens een programma van eisen voor een woningaanpassing op te stellen wil de gemeente dit advies tot het aanpassen van de woning beoordelen en een beslissing hierover nemen (zie hierover woningaanpassingen boven de € 20.420).

Woningaanpassing

De adviseur (WVG-consulenten en/of CIZ en/of Argonaut en/of ander adviesorgaan) geeft in zijn advies aan welke WVG woonvoorzieningen noodzakelijk zijn om de geconstateerde belemmeringen weg te nemen. Dit advies wordt vastgelegd in een programma van eisen.

Verhuizen

De adviseur kan de gehandicapte ook adviseren te verhuizen. In het advies zal de adviseur een programma van eisen opnemen waaraan de toekomstige woning van de gehandicapte op grond van diens beperkingen moet voldoen. In de beschikking neemt de gemeente dit programma van eisen op.

Bij de verstrekking van een eventuele verhuiskostenvergoeding zal de gemeente (laten) controleren of de nieuwe woning voldoet aan dit programma van eisen of geschikt is om dit programma van eisen uit te voeren.

2.4 Verhuis- en inrichtingskostenvergoeding (artikel 2.8 verordening)

Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding kan verstrekt worden wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het normale gebruik van de huidige woning belemmeren en de gehandicapte verhuist naar een geschikte woning overeenkomstig het sociaal-medische advies.

Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding verstrekt de gemeente indien:

  • ·

    er een medische noodzaak is om te verhuizen of aan te passen;

  • ·

    de woning van de gehandicapte niet (voldoende) aan te passen is;

  • ·

    de woning wel aan te passen is, maar de gemeente uit doelmatigheidsoverwegingen kiest voor het aanbieden van een aangepaste of makkelijker aan te passen woning (goedkoopst adequaat);

  • ·

    de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen (iedereen gaat eens zelfstandig wonen en die kosten zijn derhalve algemeen gebruikelijk);

  • ·

    de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

  • ·

    de gehandicapte in de te verlaten woonruimte belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt. Uitzondering verhuizing naar een ADL-woning (FOKUS-woning) om zorginhoudelijke redenen.

    Overige beleidsregels

    • ·

      geen verhuis- en inrichtingskostenvergoeding verstrekken wij als de gehandicapte is verhuisd voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt;

    • ·

      geen verhuis- en inrichtingskostenvergoeding verstrekken wij indien de gehandicapte gaat verhuizen op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk is;

    • ·

      de verhuiskostenvergoeding wordt betaald door de gemeente waar de gehandicapte woont en in de basisadministratie staat ingeschreven. Dus daar waar ook de woning is waar de gehandicapte belemmeringen ondervindt. Dit is alleen van belang wanneer de gehandicapte verhuist naar een andere gemeente.

    • ·

      Bij uitzondering kunnen we op grond van artikel 2.8 lid 3a verordening ook een verhuiskosten-vergoeding verstrekken aan een niet-gehandicapte die een aangepaste woning vrij maakt ten behoeve van een gehandicapte. Deze vergoeding verstrekken we bijvoorbeeld aan de partner van een overleden gehandicapte die een volledig rolstoeltoegankelijke woning verlaat;

    • ·

      Indien er een medische noodzaak is om te verhuizen probeert de gemeente in samenspraak met de aanvrager en de woningcorporatie te voorzien in een andere geschikte woning. De gemeente zal zo mogelijk rekening houden met wensen en voorkeuren van de gehandicapte en zijn gezin. Woningbouwverenigingen hebben op grond van artikel 12b Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) een inspanningsverplichting om woningen voor gehandicapten in hun woningbestand beschikbaar te hebben.

    • ·

      Indien betrokkene uiteindelijk niet wil verhuizen of aanbiedingen voor een adequate woning afwijst, dan eindigt de zorgplicht van de gemeente;

    • ·

      Indien er geen geschikte woning voorhanden is, dan zal de gemeente na een medisch aanvaardbare termijn opnieuw moeten afwegen of de woning – ondanks hoge kosten – niet kan worden aangepast.

    De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is een forfaitair bedrag dat we verstrekken los van de werkelijk gemaakte kosten en los van het inkomen van de gehandicapte. De hoogte van deze tegemoetkoming staat opgenomen in het Financieel Besluit.

    2.5 Onroerende woonvoorzieningen

    Algemene beleidsregels

    Bij onroerende woningaanpassingen, te weten voorzieningen die bestaan uit een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woning, verstrekken we een financiële inkomensonafhankelijke tegemoetkoming aan de eigenaar of verhuurder van de woning (artikel 2.1 verordening):

    • ·

      bij een woningaanpassing mag pas een aanvang met de werkzaamheden worden gemaakt nadat burgemeester en wethouders alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit hebben genomen over de te treffen voorziening;

    • ·

      voor het kwaliteitsniveau van de aanpassing gaan we uit van de minimumeisen zoals deze in het Bouwbesluit zijn geformuleerd. Uitgangspunt hierbij is de in de sociale woningbouw gehanteerde kwaliteitsnorm;

    • ·

      het aanpassen van de woning aan de eisen van de tijd en/of renovatie vergoedt de Wvg niet;

    • ·

      eventuele meerkosten en hogere kosten vanwege bijvoorbeeld esthetische uitvoering of hoger kwaliteitsniveau moeten door de belanghebbende zelf betaald worden;

    Geen voorzieningen worden verstrekt indien:

    • ·

      belemmeringen niet (rechtstreeks) het gevolg zijn van de bouwkundige of woontechnische staat van de woning maar bijvoorbeeld voortvloeien uit de in de woning gebruikte materialen (artikel 1.2)

    • ·

      vocht en tocht komen in elke woning voor en belemmeren normaal gesproken het normale gebruik van een woning niet;

    • ·

      allergene factoren die hun oorzaak vinden in of aan de woonruimte gebruikte dan wel aanwezige materialen;

    • ·

      het belemmeringen betreft die weliswaar ondervonden worden bij het gebruik van de woning maar, die niets van doen hebben met de primaire woonfuncties;

    • ·

      afstand van de woning naar de lift en de winkels;

    • ·

      te groot huis of te grote tuin vanwege het ouder worden;

    • ·

      het aanpassen van hobby- of werkruimtes;

    • ·

      het belemmeringen betreft die een gehandicapte ondervindt in zijn primaire woonfunctie maar die niet rechtstreeks het gevolg zijn van (fysieke) belemmeringen ten gevolge van de handicap, zoals bijvoorbeeld; een dialysekamer ten behoeve van therapie, een ligbad ten behoeve van therapie.

    Afschrijvingstermijn

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen zaken nog niet zijn afgeschreven. Naarmate de te vervangen zaken ouder en gedeeltelijk afgeschreven zijn, neemt de kostenvergoeding af. Dit geldt voor bijvoorbeeld aanpassingen in de keuken. Is de keuken volledig afgeschreven dan worden alleen de meerkosten vergoed van de aangepaste keuken. Er geldt een evenredige afschrijvingstermijn van 15 jaar (6,66% per jaar).

Diverse onroerende woningaanpassingen

Onroerende woningaanpassingen gericht op het bereiken van de (kamers in de) woning. Deze aanpassingen betreffen onder ander het verwijderen van drempels, vlonders, het verbreden van deuren en paden. Uitgangspunt is dat een toegangsdeur de woning bereikbaar en toegankelijk maakt.

Het bereiken van verschillende woonlagen in de woning kunnen we realiseren door middel van een traplift. Doorgaans maakt de gemeente de eerste verdieping bereikbaar. Liggen de woonactiviteiten verdeeld over meerdere woonlagen, dan doet de gemeente een appel op het reorganisatievermogen van de betrokkene en diens sociale omgeving.

In het financieel besluit staat het aantal m2 aangegeven waarvoor we een financiële tegemoetkoming kunnen geven bij uitbreiding of aanbouw van een bepaald vertrek, bij aanpassing van een bestaand pad en bij de aanpassing van een bestaand terras.

Onroerende woningaanpassingen gericht op de bruikbaarheid van de woning

De belangrijkste aanpassingen betreffen de keuken, toilet en de was- en douchegelegenheid. Andere voorbeelden, die de bruikbaarheid van de woning betreffen, zijn het hang- en sluitwerk van ramen en deuren, het aanbrengen van een afstandsvoorziening om de voordeur te kunnen openen en (afstands-) bediening van licht en gordijnen. Met name zijn deze voorzieningen van belang voor gehandicapten die zonder zo’n woningaanpassing niet zelfstandig in de woning kunnen functioneren.

Een geheel andere voorziening die de Wvg verstrekt, is aanpassing van de verlichting. Als aanpassing bijvoorbeeld van de verlichting uitsluitend een verbetering ten opzichte van de normale voorziening inhoudt, dan vergoeden we uitsluitend de meerkosten.

Op grond van de Wvg is het mogelijk om de meerkosten van deze verlichting ten opzichte van ‘normale’ verlichting (in primaire ruimtes) te vergoeden.

Aanpassing van de stalling

De aanwezigheid van een stalling in of vlakbij de woning is een voorwaarde voor de verstrekking van een scootmobiel of een elektrische rolstoel. De bestaande stalling kan zo nodig in het kader van de Wvg worden aangepast. Deze aanpassingen kunnen zijn: de aanleg van elektriciteit in de hal of berging, de nivellering van het hoogteverschil van de schuurdeur, verbreden van de schuurdeur en het toegangspad naar de berging geschikt maken.

Bij huurwoningen zal de gemeente alvorens de voorziening te verstrekken eerst uitsluitsel moeten krijgen van de woningbouwvereniging/ eigenaar of deze akkoord gaan met de geadviseerde stalling. Indien de woningstichting niet akkoord gaat met de geadviseerde stalling, dan kan de gemeente na overleg met de betrokkene overgaan tot het aanbieden van een verhuis- of inrichtingskostenvergoeding.

Het realiseren van een garage wordt niet vergoed. Reden hiervan is dat de woning in principe aangepast wordt conform het uitvoeringsniveau van een woning in de sociale huursector. In de sociale woningbouw worden ook geen garages gerealiseerd. Wel is de gemeente bereid de garage aan te passen als een vervoersvoorziening is verstrekt en de garage fungeert als bergruimte en oplaadruimte voor dit hulpmiddel. Daaronder valt geen garage-opener. Deze is algemeen gebruikelijk.

Aanpassingen na verhuizing (artikel 2.5 lid 1b verordening)

Verhuizen staat vrij en daarom kan het gebeuren dat een gehandicapte en zijn gezin zonder voorafgaande toestemming en overleg met de gemeente een andere woning koopt of huurt die eigenlijk niet geschikt is of alleen tegen hoge kosten geschikt te maken is.

De aangevraagde woningaanpassingen zullen dan op grond van artikel 2.6 lid b worden afgewezen. Vaak heeft de gehandicapte al een woning gehuurd of gekocht en wordt vervolgens een aanvraag voor aanpassingen ingediend. Die aanpassingen, waar de gehandicapte bij de huur/ aankoop van de woning rekening mee had kunnen houden verstrekt de gemeente niet, tenzij de gehandicapte kan aantonen, dat hij daar redelijkerwijs bij de aankoop/ huur van de woning geen rekening mee heeft kunnen houden. Het betreft hier met name de aanwezigheid van een bad in plaats van een douche en omgekeerd, de toegankelijkheid van de woning en het bewegen binnen de woning.

Indien de gehandicapte toch wil verhuizen naar een niet-adequate koopwoning of de betreffende niet adequate koopwoning al heeft gekocht, zullen we alleen die aanpassingen vergoeden die de gemeente ook in een adequate koop-/ huurwoning zou hebben vergoed. Met andere woorden aanpassingen of voorzieningen die in praktisch geen enkele woning aanwezig zijn (bijvoorbeeld een douchestretcher).

De verstrekking zal pas worden verleend nadat de gehandicapte de woning conform het programma van eisen (opgesteld door de Wvg-consulent) volledig adequaat heeft gemaakt.

Medewerking woningeigenaar en instemming belanghebbenden

Voordat we beginnen met aanpassen van de woningruimte is de medewerking van de woningeigenaar en (soms) van medebewoners nodig. Bij de eigenaar-bewoner zal dit naar verwachting geen problemen opleveren aangezien de aanpassing noodzakelijk is voor hemzelf of een lid van het huishouden. Ingeval van huur is toestemming van de woningeigenaar nodig. Hier dient een onderscheid gemaakt te worden tussen particulieren en sociale verhuurders. Op grond van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) hebben sociale verhuurders een taak in de huisvesting van gehandicapten. Een sociale verhuurder dient door het bouwen of treffen van voorzieningen aan woongelegenheden, te zorgen dat lichamelijk gehandicapten volgens redelijke wensen kunnen worden gehuisvest.

De gemeente kan de medewerking voor het aanbrengen van woningaanpassingen, ook bij particuliere woningeigenaren, afdwingen via een omschrijving op grond van artikel 15a van de Woningwet. De wetgever heeft de gronden tot het opleggen van een aanschrijving uitgebreid ten aanzien van voorzieningen ten behoeve van gehandicapten. De medewerking van, zowel sociale als particulieren, verhuurders wordt gestimuleerd door het verlenen van een financiële tegemoetkoming bij huurderving. De gemeente voert overleg met sociale verhuurders over de wijze waarop men moet omgaan met aanvragen voor een woningaanpassing.

Bepaling kosten van de aanpassing

Voor het maken van een schatting van de kosten van verschillende woningaanpassingen maakt de gemeente onder meer gebruik van het opvragen van offertes bij (verschillende) aannemers. We gaan uit van een beoordeling op basis van een gemiddeld kwaliteitsniveau (goedkoopst mogelijk nog adequate uitvoering), waar nodig rekening houdend met duurzaamheid van de toegepaste materialen (bijv. waar sprake kan zijn van hergebruik).

Woningaanpassingen boven de € 20.420

Vanaf 1 april 2001 is de besluitvorming van dure woonvoorzieningen (> € 20.420) onder de verantwoordelijkheid van de gemeente gekomen. Omdat de centrale overheid een deel van de kosten van deze woningaanpassingen aan de gemeente terugbetaalt, dient de advisering in deze gevallen aan een aantal voorwaarden te voldoen:

  • ·

    integrale en onafhankelijke advisering door het Centraal Indicatieorgaan Zorginstellingen (CIZ, voorheen RIO)

  • ·

    er moet altijd door een arts worden beoordeeld of zonder de aangevraagde woningaanpassing een intramurale opname noodzakelijk is. Tevens zal moeten worden beoordeeld of de aangevraagde woningaanpassing gezien de prognose en alle andere factoren langdurig noodzakelijk is;

  • ·

    er dient een afweging gemaakt te worden tussen verhuizen en/of aanpassen. Indien het advies uitgaat van een woningaanpassing in plaats van verhuizen moet er een duidelijke motivatie opgenomen zijn die deze keuze ondersteunt. In deze afweging dient ook de aanwezige verzorging, belastbaarheid en mantelzorg te worden meegenomen.

Met inachtneming van deze punten wordt een advies gemaakt waarop de gemeente een beslissing kan nemen over de aangevraagde woningaanpassing:

  • ·

    Het programma van eisen moet in nauw overleg tussen het adviesorgaan en de bouwkundige worden samengesteld.

  • ·

    Er dient rekening te worden gehouden met het maximaal aantal m2 dat op grond van de Verordening kan worden gesubsidieerd

  • ·

    Tekeningen van de huidige en de gewenste situatie worden bijgeleverd.

  • ·

    Alle noodzakelijke onroerende en roerende woonvoorzieningen worden in het programma van eisen opgenomen.

Op grond van de hardheidsclausule – artikel 8 lid 1 verordening – kan de gemeente overgaan tot de verstrekking van een bouwkundige woningaanpassing boven de € 45.500.

2.6 Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard

Bij de losse woonvoorzieningen gaat het om niet-bouwkundige voorzieningen, die niet aard- en nagelvast zijn. Deze roerende woonvoorzieningen kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:

  • 1.

    losse woonvoorzieningen, zoals o.a. bad-, douche en toilethulpmiddelen en tilliften;

  • 2.

    financiële tegemoetkoming voor woningsanering;

  • 3.

    vervangen van vloerbedekking door rolstoelvasttapijt in de primaire woonruimtes.

Losse woonvoorzieningen

Of de cliënt in aanmerking komt voor een losse (roerende) of een vaste (onroerende) woonvoorziening, hangt af van de bouwkundige situatie van de woning en van de ondervonden beperkingen en belemmeringen.

In het algemeen kan de volgende scheiding worden aangehouden: hulpmiddelen voor gebruik in de ‘natte cel’ vallen onder verantwoordelijkheid van de Wvg. Het gaat hierbij om badzitjes, badplanken, postoel, douche/toiletstoel op wielen, douchewagens, douchebrancards etc. Andere ADL-hulpmiddelen (voor het aan- en uitkleden, slapen, eten, drinken en zitten) worden op grond van de Ziekenfondswet verstrekt. Het is mogelijk dat deze voorzieningen per 1 januari 2007 overgaan naar de WMO.

Gehandicapten die tijdelijk zijn aangewezen op roerende hulpmiddelen kunnen deze aanvragen bij de hulpmiddelendepots van de Thuiszorg. Deze depots zijn opgezet in het kader van de AWBZ voor het lenen van een hulpmiddel. Het is mogelijk dat deze voorziening ook per 1 januari 2007 overgaat naar de WMO. In Focuswoningen verstrekt de Wvg roerende woonvoorzieningen als een onroerende woonvoorziening niet mogelijk is.

Woningsanering

Sanering betekent letterlijk zuivering, gezondmaking. Klachten die verband houden met luchtwegaandoeningen, kunnen verminderen als enerzijds de woning schoon en stofvrij wordt gehouden en anderzijds als bij de inrichting van de woning rekening wordt gehouden met gladde of synthetische materialen. Als blijkt dat in verband met de ernst van de klachten de woning gesaneerd moet worden verstrekt de Wvg een financiële tegemoetkoming om de huidige woninginrichting – gordijnen en vloerbedekking – te vervangen.

De plaats waar het contact met de huisstofmijt het grootst is, is de slaapkamer. Daarom wordt in principe alleen de slaapkamer gesaneerd. Sanering van de woonkamer is alleen noodzakelijk bij kinderen tot 4 jaar, bij door de arts geïndiceerde ernstige aandoeningen en bij mensen die overdag langdurig in de woonkamer verblijven. Laagpolige vloerbedekking is niet geschikt. Vloedbedekking dient in dit geval vervangen te worden door gladde vloedbedekking (bijvoorbeeld laminaat of zeil). De sanering van vloedbedekking en/of gordijnen betreft alleen het hoofdverblijf van cliënt.

Afschrijvingstermijn

Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen zaken nog niet zijn afgeschreven. Naarmate de bestaande stoffering ouder en gedeeltelijk afgeschreven is, neemt de kostenvergoeding af.

Geen vergoeding wordt er verstrekt als de bestaande stoffering ouder is dan 8 jaar.

Tussen de 6 – 8 jaar gaat de gemeente uit van 75% afschrijving.

Tussen de 4 – 6 jaar 50 % afschrijving

Tussen de 2 – 4 jaar 25% afschrijving

Is de stoffering minder dan 2 jaar geleden aangeschaft dan vindt er geen afschrijving plaats.

De financiële tegemoetkoming voor sanering staan in het Financieel Besluit opgenomen (artikel 8)

Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor woningsanering worden wel enkele voorwaarden gesteld:

  • ·

    Advies CARA-verpleegkundige en medische indicatie (diagnose: allergie voor huisstofmijt of aanleg daartoe op basis van CARA). De noodzaak tot het verstrekken van deze voorziening, wordt mede beoordeeld in relatie tot het leefpatroon en de leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en –gedrag. De gemeente wil daarover een rapport van een gespecialiseerde CARA-verpleegkundige.

  • ·

    Vochtige woning. Als een woning erg vochtig is, biedt sanering alleen geen of onvoldoende oplossing of verbetering. Huisstofmijt groeit het best in een vochtige omgeving. De bewoner dient bij vochtklachten allereerst contact op te nemen met de eigenaar van de woning. Zo is er sprake van verhelpbare bouwtechnische oorzaken dan is het aan de woningeigenaar om hier iets aan te doen. De huurder zal dit met verhuurder moeten aankaarten.

  • ·

    Bestaande klachten. Geen sanering wordt verstrekt als de diagnose ‘allergie voor huis(stof)mijt of aanleg daartoe op basis van CARA’ op grond van medische informatie al veel eerder is vastgesteld en/of er geen maatregelen zijn genomen om de bestaande klachten te verminderen.

Vochtproblemen en ziekte kunnen aanleiding geven tot een tegemoetkoming in verhuiskosten.

Voorwaarden tot toekenning van verhuiskosten bij CARA gerelateerde klachten:

  • ·

    een medisch advies waaruit blijkt dat de woning om medische redenen niet meer normaal gebruikt kan worden (ernstige long- en ademhalingsproblemen) en verhuizing dringend noodzakelijk is;

  • ·

    de problemen niet te wijten zijn aan achterstallig onderhoud dan wel het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de eisen die ter zake in het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening worden gesteld;

  • ·

    uit het onderzoek van de WVG-consulent en/of het adviserende orgaan is vast komen te staan dat betrokkene goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder weg te nemen.

  • ·

    Er moet vast staan dat er met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkene binnen redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek geen uitzicht is op opheffing van die gebreken;

  • ·

    De aanvrager heeft zelf inspanningen verricht c.q. maatregelen genomen om de klachten te verminderen.

Indien er geen verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt op grond van de Wvg, kan de gehandicapte worden verwezen naar de bijzondere bijstand.

Verhuiskostenvergoeding en sanering

Er wordt geen vergoeding voor woningsanering gegeven bij verhuizing, omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening kan worden gehouden met de ondervonden klachten.

Rolstoeltapijt

Voor de gebruiker van een rolstoel kan het noodzakelijk zijn dat de vloerbedekking in de primaire woonruimtes wordt vervangen door rolstoelvast tapijt. Dit is het geval als de aanwezige vloerbedekking ongeschikt is om zich met een rolstoel op adequate wijze te verplaatsen. Een vergoeding voor het vervangen van de vloerbedekking wordt alleen verstrekt, wanneer voor het eerst een rolstoel voor binnengebruik wordt verstrekt aan de gebruiker.

Indien de gehandicapte een verhuiskostenvergoeding ontvangt in verband met de verhuizing naar een geschikte woonruimte, dan wordt geen vergoeding voor rolstoelvloerbedekking verstrekt. De gehandicapte heeft in dit geval geen meerkosten. Voor de hoogte van de financiële tegemoetkomingen wordt verwezen naar het Financieel Besluit. Ook hier gelden de afschrijvingstermijnen.

2.7 Onderhoud, keuring en reparatie (artikel 2.1, lid d verordening)

Reparatie, verzorgings- en vervangingswerkzaamheden, alsmede eventueel verplicht gestelde periodieke keuringen, behoren tot de verplichting van de verhuurder. De gemeente heeft ervoor gekozen voor sommige voorzieningen vergoedingen te verstrekken voor kosten van onderhoud en reparatie. De betreffende voorzieningen moeten wel met financiële steun vanuit de Verordening verstrekt zijn.

In het financieel besluit staat een overzicht opgenomen van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vastgestelde richtbedragen, die de gemeente aanhoud bij onderhoud, keuring en reparatie van deze voorzieningen.

2.8 Tijdelijke huisvesting (artikel 2.8 verordening)

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van tijdelijke huisvesting indien de gehandicapte voor de periode dat de aan te passen woning ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet kan worden bewoond en de betrokkene tijdelijk dubbele woonlasten heeft. De tegemoetkoming wordt slechts verleend als de gehandicapte de dubbele woonlasten redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen.

De financiële tegemoetkoming wordt verleend in het geval dat kosten gemaakt worden voor:

  • ·

    het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte;

  • ·

    het tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte;

  • ·

    het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Wanneer de nieuwe woning in een andere gemeente staat en de gehandicapte als gevolg van de woningaanpassing tijdelijk voor dubbele lasten komt te staan, verstrekt de gemeente waar de aan te passen woning staat een vergoeding in de kosten van de extra huurlasten. De woningeigenaar moet de gemeente schriftelijk verzoeken om een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. Zodra de noodzakelijke woningaanpassingen in de nieuwe woning gereed zijn, wordt het vergoeden van de dubbele huurlasten beëindigd.

Hoofdstuk 3. Vervoersvoorzieningen

3.1. Inleiding

Een vervoersvoorziening op grond van de Wvg is noodzakelijk als het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte in belangrijke mate is verstoord door de ondervonden belemmeringen én de gehandicapte geen of niet meer gebruik kan maken van het openbaar vervoer, de fiets of de auto én niet (meer) (ver) kan lopen. Met behulp van een vervoersvoorziening kan deelname aan het maatschappelijk verkeer in stand worden gehouden en bevorderd. De gemeente Ridderkerk hanteert het primaat van het collectief vervoer (WVG- en Ouderenvervoer Barendrecht en Ridderkerk). De gemeente Ridderkerk gaat bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen uit van het uitgangspunt ‘collectief als het kan, en individueel als het moet’. Het primaat is dus gelegd bij het collectief vervoer. Indien het collectief vervoer niet volstaat, dan wordt gekeken of en welke individuele vervoersvoorziening we kunnen verstrekken. Een combinatie van vervoersvoorzieningen is – in uitzonderlijke gevallen – ook mogelijk. Zo verstrekt de gemeente een vervoersvoorziening op maat. De vervoersvoorzieningen op grond van artikel 22 van de Wvg bestaan in Ridderkerk uit een (combinatie van) collectief vervoerssysteem, voorzieningen in natura en financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen.

In paragraaf 2 van dit hoofdstuk gaan we in op een aantal algemene uitgangspunten die de gemeente bij de verlening van vervoersvoorzieningen aan gehandicapten kan hanteren We bespreken begrippen als mobiliteitsbeperking, zorgplicht, het leven van alledag en de rol van het advies.

In paragraaf 3 bespreken we het collectieve vervoerssysteem. In paragraaf 4 staat aangegeven welke tegemoetkoming we in de kosten van individueel aanvullend vervoer kunnen verstrekken. In paragraaf 5 staan andere individuele vervoersvoorzieningen in natura aangegeven. In paragraaf 6 zin overige vervoersvoorzieningen aangegeven.

3.2Algemene uitgangspunten

3.2Mobiliteitsbeperkingen

3.2Mobiliteit is te definiëren als het vermogen van de mens om zich te verplaatsen van het ene naar het andere punt op een wijze, die de situatie verlangt. Wanneer iemand ten gevolge van een stoornis in zijn/haar vermogen om zich te verplaatsten beperkt si, wordt de mobiliteit kleiner. Aangezien mobiliteit een belangrijke voorwaarde is voor het participeren in de samenleving is er sprake van een probleem. Hoe ernstig dit probleem is voor de betrokkene hangt af van de verhouding tussen de verplaatsingsbehoefte en de reële verplaatsings-mogelijkheden. De mobiliteitsbeperking van een belanghebbende kunnen we verminderen door de verstrekking van een vervoersvoorziening. De geïndiceerde oplossing voor het vervoersprobleem vermindert de beperkingen die de gehandicapte op het gebied van mobiliteit ondervind; zij hoeft en kan deze niet volledig wegnemen.

3.2De zorgplicht

3.2De zorgplicht van de gemeente beperkt zich in eerste instantie tot de directe leefomgeving van de cliënt en het leven van alledag. Bij de Wvg gaat het om maatschappelijke verkeer, het verkeer dat nodig is voor het leven van alledag. Slechts bij hoge uitzondering kan de zorgplicht van de gemeente worden uitgebreid. De Centrale Raad van Beroep hanteert als uitgangspunt dat slechts uitzonderingen dienen te worden gemaakt op de stelregel dat de zorgplicht van de gemeente zich beperkt tot de directe leefomgeving van de gehandicapte, indien er in redelijkheid moet worden geconcludeerd dat er sprake is van dusdanig wezenlijke, uitsluitend door persoonlijk bezoek te handhaven, bovenregionale contacten dat betrokkene bij het wegvallen daarvan in een sociaal isolement zou geraken.

3.2Indien de gehandicapte een beroep doet op een vervoersvoorziening in het kader van bovenregionaal vervoer dient men aan een aantal voorwaarden te voldoen:

  • ·

    in de eigen directe woon- en leefomgeving zijn weinig tot geen sociale contacten waardoor men niet deelneemt aan het sociale leven;

  • ·

    het bovenregionaal contact is zo wezenlijk en kan men alleen eenzijdig invullen en niet op een andere wijze, dat het een uitzondering vormt op de stelregel dat de regio waarin de zorgplicht geldt beperkt is;

  • ·

    het niet hebben van deze bovenregionale contacten zou tot sociale vereenzaming kunnen leiden.

Vervoersvoorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen

Gehandicapten kunnen ook op grond van andere regelingen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening. Dat zijn voorliggende voorzieningen. In dat geval heeft de gehandicapte geen recht op een Wvg-vervoersvoorziening. Alvorens over te gaan tot advisering van een Wvg vervoersvoorziening dient helder te zijn dat er geen andere wettelijke regeling van toepassing is of kan zijn. Daarom vragen we de beschikking tot verstrekking van een vervoersvoorziening op grond van een andere wettelijke regeling bij een aanvraag voor een Wvg-vervoersvoorziening te overleggen. Vervolgens kunnen we beoordelen of deze reeds verstrekte vervoersvoorziening gezien alle omstandigheden minimaal adequaat is of dat een aanvullende Wvg-vervoersvoorziening dient te worden verstrekt.

Vervoer naar medische instellingen (ziekenhuizen, revalidatiecentra etc.) in verband met medisch onderzoek of behandeling, school-vervoer en woon-werkverkeer vallen niet onder de zorgplicht van de Wet voorzieningen gehandicapten. Ten aanzien van het ziekenvervoer geldt mogelijk dat deze regeling per 1 januari 2007 overgaat naar de WMO. Mogelijk dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarmee niet bij de gemeente, maar bij de provincie komt te liggen.

Ziekte of gebrek

Vervoersproblemen met alleen een sociale of financiële achtergrond vallen niet onder de Wvg; het moet immers gaan om beperkingen op grond van ziekte of gebrek.

Het leven van alle dag:

Met betrekking tot het zich verplaatsen buitenshuis moeten we de cliënt in staat stellen in ieder geval dat te doen wat mensen, door de bank genomen, van dag tot dag doen, zoals:

  • ·

    winkelen/ boodschappen doen;

  • ·

    bezoek aan familie/ kennissen;

  • ·

    bezoeken van bijeenkomsten en (sport)activiteiten;

  • ·

    bezoek aan bank/ postkantoor;

  • ·

    bezoek aan huisarts, tandarts, fysiotherapeut, (1e lijnsgezondheidszorg), kapper;

  • ·

    recreatie/ hobby.

Bij het bepalen van de vervoersbehoefte gaat het niet om de vraag hoe vaak de cliënt een bepaalde bestemming wil kunnen bereiken, maar om de vraag hoe vaak hij dat moet kunnen doen om deel te nemen aan het ‘leven van alle dag’. Voordat een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt de situatie van de cliënt vergeleken met het ‘leven van alledag’ van een niet gehandicapte in een zelfde situatie. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een gehandicapte aangeeft een ruimer verplaatsingspatroon te hebben. Het gemeentelijk beleid is dat niet gekeken wordt naar het patroon dat men wil hebben, maar naar het patroon dat noodzakelijk is voor de normale contacten van het dagelijks bestaan.

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening dient ook naar alternatieven gezocht te worden voor het vervoersprobleem (bijvoorbeeld in de persoonlijke levenssfeer van de cliënt of in substitutiemogelijkheden), waarmee de cliënt (voor een deel) in zijn behoefte kan voorzien. Hierbij gaan we ervan uit dat we van de cliënt kunnen vragen om zijn leven enigszins anders in te richten. De substitutiemogelijkheden dienen echter wel reëel te zijn.

Andere relevante factoren in het ‘leven van alledag’ zijn:

  • ·

    Rol huisgenoten/ partner. Uitgangspunt is dat de cliënt zelfstandig kan functioneren en een zelfstandige vervoersbehoefte heeft. Voor een op maat gesneden vervoersvoorziening is ook het rolpatroon van de aanvrager en zijn huisgenoten belangrijk. Zo kan een vervoersvoorziening op maat worden verstrekt.

  • ·

    Vrijwilligerswerk. Het uitoefenen van vrijwilligerswerk maakt onderdeel uit van de bezigheden van het leven van alledag. Bij het treffen van een WVG-vervoersvoorziening zullen we met deze activiteiten rekening houden. Met behulp van een vervoersvoorziening op grond van de Wvg stellen we de gehandicapte in staat zijn vrijwilligerswerk uit te oefenen. Indien de instelling of organisatie waar de gehandicapte zijn vrijwilligerswerkzaamheden uitoefent een eigen vervoerskostenvergoeding verstrekt, dan is de gehandicapte verplicht om dit aan de gemeente door te geven, zodat de gemeente bij het verstrekken van een vervoersvoorziening hier zonodig rekening mee kan houden;

  • ·

    Kinderen en vervoer. In principe dient de gehandicapte een zelfstandige (individuele) vervoersbehoefte te hebben om in aanmerking te komen voor een Wvg vervoersvoorziening. Op deze regel maken we een uitzondering waar het kinderen betreft. Ten gevolge van de handicap van een kind ondervindt namelijk het hele gezin belemmeringen in het vervoer. Hoewel de ouders zullen proberen het verplaatsingspatroon aan te passen aan de handicap van het kind, is dit in een aantal gevallen niet mogelijk of leidt dit tot sociaal isolement van (één van) de ouders. Leeftijd is hier niet van belang, het gaat om de emotionele en fysieke afhankelijkheid van het kind ten opzichte van de ouders. Daarom zullen we in de verstrekking van de vervoersvoorziening voor het gehandicapte kind – tot op zekere hoogte – rekening houden met de ouders, de andere kinderen en hun vervoersbehoefte.

Rol van het advies

De gemeente moet uit het advies kunnen opmaken op welk gebied de cliënt problemen ondervindt in het vervullen van zijn vervoersbehoefte. In dit (vervoersbehoefte-)onderzoek zal moeten staan:

  • a.

    Belemmeringen

  • -

    wat de aard is van de belemmeringen

  • -

    wat de consequenties zijn voor lopen, zitten, opstaan, fietsen, opstap, openbaarvervoer etc.

  • b.

    Vervoerbehoefte van de gehandicapte

  • -

    de frequentie van verplaatsen

  • -

    de verplaatsingsbestemmingen (waarheen, hoelang, waarvoor)

  • -

    de wijze van verplaatsen nu en de problemen die de gehandicapte ondervindt in het vervullen van zijn vervoersbehoefte

  • c.

    Type vervoersmogelijkheid

  • -

    inventarisatie van de vervoersmogelijkheden op de korte en middellange afstand binnen de gemeente Ridderkerk

  • -

    collectief vervoer (met of zonder begeleiding)

  • -

    andere individuele vervoersvoorzieningen

  • -

    welke oplossingsmogelijkheden zijn er en welke is daarvan de goedkoopst adequate voorziening.

    3.3Collectieve vervoersvoorzieningen

Primaat collectief vervoer

De gemeente Ridderkerk biedt in het kader van de Wvg een collectief vervoerssysteem aan waardoor aan een bepaalde groep gehandicapten een alternatief geboden wordt om zich te verplaatsen. Dit betekent dat, wanneer een cliënt niet alleen of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer we in eerste instantie bekijken in hoeverre het gebruik van collectief vervoer een oplossing biedt.

De kosten voor de gebruiker zijn gerelateerd aan de kosten van het overige openbaar vervoer. Op grond van het medisch advies kan de gemeente beoordelen in hoeverre de gehandicapte niet langer van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Daarbij speelt onder andere een rol de afstand die de cliënt nog (met hulpmiddelen) kan lopen, hoe lang hij kan staan, en of deze nog de hoge op- en afstap in een bus kan maken.

Het ‘WVG- en ouderenvervoer Barendrecht en Ridderkerk’

Het WVG- en ouderenvervoer is een collectief vervoersysteem. Het is een gesloten vraagafhankelijk vervoersysteem, dat door Taxi Bakker voor de gemeenten Barendrecht en Ridderkerk uitgevoerd wordt en wat de cliënt van deur tot deur vervoert.

  • ·

    ‘Gesloten’ wil zeggen dat het taxisysteem alleen toegankelijk is voor Wvg-cliënten en cliënten die in het bezit zijn van een ‘ouderenvervoerspas’ (65+ zonder medische indicatie);

  • ·

    ‘Vraagafhankelijk’ wil zeggen dat de taxi alleen op afroep rijdt;

Een cliënt van het collectief vervoersysteem kan met de taxi binnen 5 OV-zones reizen.

De gehandicapte kan alleen gebruik maken van het vervoersysteem wanneer hij een medische indicatie heeft. Een uitzondering is gemaakt voor personen woonachtig in verzorgings- en verpleeghuizen en personen van wie evident is dat zij geen gebruik meer kunnen maken van het openbaar vervoer danwel deze niet meer kunnen bereiken (bijvoorbeeld personen die permanent rolstoelafhankelijk zijn). Deze kunnen zonder medische indicatie een WVG-pas krijgen, indien geen begeleiding of andere aantekening op de pas noodzakelijk is.

Het collectief vervoer is zo opgezet dat deze volledig toegankelijk is voor mensen met een handicap, ook wanneer zij een (elektrische) rolstoel gebruiken of hun scootmobiel of rollator mee willen nemen. De chauffeur helpt de klant bij het in- en uitstappen. Er is geen dienstregeling. Het vervoersysteem is van 8.00 – 1.00 uur beschikbaar, inclusief zon- en feestdagen.

Variaties op de normale WVG-pas zijn:

  • ·

    Vervoer met begeleiding. Op medische gronden kan begeleiding tijdens het vervoer noodzakelijk zijn. Als de gehandicapte niet zelfstandig kan reizen, komt deze in aanmerking voor een begeleiders-indicatie, zodat de begeleider gratis kan meereizen. Deze dient dan wel op dezelfde plaats in- en uit te stappen als de gehandicapte. Gehandicapten die alleen reizen en problemen hebben bij het in- en uitstappen krijgen hulp van de chauffeur. Dit wordt niet speciaal geïndiceerd

  • ·

    Indien op medische gronden de gehandicapte niet in combinatie met andere reizigers vervoerd kan worden, danwel begeleiding nodig heeft van ‘kamer tot kamer’, wordt hiervoor een aparte indicatie afgegeven. Over het vervoer van deze gehandicapten worden dan ook separaat afspraken gemaakt met de vervoerder.

Tarieven:

  • ·

    Klanten met een WVG-vervoerspas (medische indicatie) betalen per zone een tarief dat overeenkomt met het openbaarvervoertarief (blauwe strippenkaart). In 2004 bedraagt dit € 0,43 per zone. Dit tarief wordt jaarlijks landelijk bijgesteld.

  • ·

    Klanten met een WVG-vervoerspas (65+ zonder medische indicatie) betalen per zone een tarief dat overeenkomt met het dubbele openbaarvervoertarief. In 2004 bedraagt dit € 0,86 per zone. Dit tarief wordt jaarlijks bijgesteld , op basis van de landelijke bijstelling van het openbaarvervoertarief.

  • ·

    Medisch begeleiders met een OV-begeleiderskaart en kinderen tot 4 jaar reizen gratis, mits zij de gehele reis samen afleggen met de WVG-pashouder;

  • ·

    Kinderen van 4 – 12 jaar reizen tegen de helft van het WVG-klanttarief, mits zij de gehele reis samen afleggen met de WVG-pashouder;

  • ·

    Overige medereizigers betalen per zone € 3,50;

  • ·

    Het is mogelijk om verder te reizen dan het vervoergebied (5 zones), maar reizigers betalen dan dan wel het commerciële tarief van Taxi Bakker voor het deel buiten de zones.

De WVG-vervoerspas kan voor een bepaalde of onbepaalde tijd worden verstrekt.

Bovenregionaal vervoer: Valys (voorheen Traxx)

Het WVG- en ouderenvervoer is bestemd voor lokale en nabije regionale bestemmingen (< 5 OV-zones). De zorgplicht van de gemeente reikt in de meeste gevallen ook niet verder. Daarom subsidieert de centrale overheid een bovenregionale vervoersketen: Valys. Dit ketenvervoer verzorgt vervoer van huis naar station; per trein naar de plaats van bestemming en tenslotte van station naar het huis van de eindbestemming. De reis wordt volledig georganiseerd, inclusief assistentie bij in-, uit- en overstappen. Valys gaat ervan uit dat het met de begeleiding op de stations, voor mensen met een mobiliteitshandicap mogelijk is om met het openbaar vervoer te reizen. Alle reizigers dienen zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te kunnen maken en met verstoringen om te kunnen gaan. Een begeleider kan gratis meereizen, indien met in het bezit is van een begeleiderskaart of als dit geïndiceerd is. Alle reizigers die reizen met Valys dienen te beschikken over een Valyspas. Valys is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. De kosten die verbonden zijn aan het reizen met Valys zijn gebaseerd op de kosten die verbonden zijn aan het reizen met het openbaar vervoer. Er is een maximum aantal (jaar) kilometers verbonden aan het reizen met Valys.

Het bovenregionaal vervoer fungeert ook als vervoersysteem voor sporters met een handicap, die in teamverband aangepaste sport beoefenen. De Nederlandse Spoorwegen assisteren daarnaast ook gehandicapten bij het in- en uitstappen.

3.4Individuele vervoersvoorzieningen

Inleiding

Het primaat van het vervoer ligt bij het collectief vervoer. Wanneer men met name op medische gronden geen gebruik kan maken van een collectieve vervoersvoorziening, kunnen we een individuele vervoersvoorziening verstrekken. Deze individuele vervoersvoorziening verstrekken we in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en/of gebruik in natura van deze voorziening.

In welke gevallen kunnen we een individuele voorziening vervoersvoorziening verstrekken:

  • ·

    de gehandicapte kan niet vervoerd worden in een taxi;

  • ·

    de gehandicapte kan door de taxichauffeur in alle redelijkheid geweigerd worden bijv. ernstige gedragsstoornissen);

  • ·

    de gehandicapte heeft een dusdanige vervoersbehoefte in het ‘leven van alledag’ dat het WVG-vervoer niet als adequaat kan worden aangemerkt;

  • ·

    de gehandicapte heeft allerlei hulpmiddelen nodig in verband met de handicap die niet in het WVG-vervoer meegenomen kunnen worden;

  • ·

    de gezinssituatie maakt flexibel vervoer noodzakelijk (op grond van zuiver organisatorische problemen wordt geen voorziening verstrekt).

Op basis van artikel 3.1 lid 2 en 3 verordening kunnen de volgende vervoersvoorzieningen verstrekt worden:

Een voorziening in natura in de vorm van:

  • ·

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

  • ·

    een open elektrische buitenwagen (scootmobiel);

  • ·

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • ·

    een ander verplaatsingsmiddel, niet zijnde een eigen auto of bruikleenauto;

  • ·

    accessoires bij de bovengenoemde punten.

Een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten van:

  • ·

    aanpassing eigen auto;

  • ·

    gebruik van een bruikleenauto of eigen auto;

  • ·

    aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel.

Een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een eigen auto of een (rolstoel) taxi.

Wanneer de betrokkene om medische redenen geen gebruik kan maken van het collectief vervoer of het collectief vervoer is voor een deel van de reëel geachte vervoersbehoefte niet minimaal adequaat, kan een geheel of gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto of een (rolstoel) taxi worden verstrekt.

Aanpassingen van een eigen auto

Aanpassingen kunnen betreffen:

  • ·

    de bediening en besturing van de auto;

  • ·

    het in en uit de auto komen;

  • ·

    de zithouding;

  • ·

    het in de auto meenemen van hulpmiddelen;

  • ·

    de regeling van temperatuur en ventilatie;

  • ·

    rolstoelvergrendeling;

  • ·

    oprijplateau.

Speciale autostoel

Indien een belanghebbende geen gebruik kan maken van de bij de auto behorende standaardstoel kunnen we tevens een tegemoetkoming verstrekken in de aanpassingskosten. Een vergoeding wordt niet verstrekt indien:

  • ·

    een autostoel voornamelijk als doel heeft de zithouding te verbeteren;

  • ·

    de stoel – ook voor nietgehandicapten – normaal in de handel verkrijgbaar is;

  • ·

    de belanghebbende pas klachten krijgt na het rijden van middellange afstanden (75 – 100 km) of lange rijtijden (1 uur);

  • ·

    de aanschaf van de stoel uit preventief oogpunt geschiedt;

  • ·

    de in de auto aanwezige standaardstoel aan redelijke normen voldoet;

  • ·

    de gehandicapte bij de aankoop van de auto rekening had kunnen houden met zijn/haar beperkingen en het noodzakelijke zitcomfort;

  • ·

    andere hulpmiddelen de stoel adequaat maken voor de korte en middellange afstand.

3.5 Individuele vervoersvoorzieningen in natura

Onder natura verstrekkingen vallen goeden en diensten die de gemeente aan de gehandicapte in bruikleen of in eigendom toekent. Het voordeel van een verstrekking in bruikleen is dat we de voorziening kunnen hergebruiken. Vervoersvoorzieningen in natura kunnen in bruikleen worden versrkt voor een bepaalde periode. Daarna bekijken we of de omstandigheden zijn gewijzigd en stellen we de vervoersbehoefte/ frequentie opnieuw vast.

Een open elektrische buitenwagen: de scootmobiel

De scootmobiel is met name geschikt voor vervoer over de korte afstand. In principe verstrekken we per 1 januari 2005 (Aanbesteding WVG-hulpmiddelen, contract Beenhakker/ Doove) een scootmobiel met een snelheid van 8 km per uur en een actieradius van 25 km. Deze scootmobiel wordt door de gemeente aangemerkt als de goedkoopst adequate voorziening. Het is mogelijk om op basis van de vervoersbehoefte van de cliënt hiervan af te wijken.

Criteria die wij hanteren voor toekenning van een scootmobiel: de cliënt kan (met loophulpmiddelen, bv. rollator) minder dan 100 meter lopen én de cliënt kan niet lang staan:

  • ·

    hulpmiddelen (rollator, stok, elleboogkruk, handbewogen rolstoel, handbike) stellen gezien de zeer beperkte loopafstand de gehandicapte onvoldoende in staat deel te nemen aan het leven van alledag;

  • ·

    De gehandicapte kan geen gebruik (meer) maken van normale algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen als een fiets, fiets met hulpmotor, brommer of snorscooter;

  • ·

    De voorzieningen liggen binnen een straal van 100 – 1.500 meter;

  • ·

    Het WVG-vervoer is onvoldoende adequaat;

  • ·

    Er is een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning; gebruik van scootmobiel voor maatschappelijk verkeer zoals boodschappen doen, bezoek aan familie en kennissen, bezoek vereniging etc.;

  • ·

    gebruik van scootmobiel is niet alleen voor infrequente recreatieve doeleinden.

Voorwaarden voor de verstrekking van een scootmobiel is dat de gehandicapte verkeersinzicht heeft en dat er een berging is voor de scootmobiel. Een hoes of klein afdakje is geen adequate stalling voor een scootmobiel. Bij levering van de scootmobiel dienen de eventuele noodzakelijke aanpassingen van deze stalling al te zijn gerealiseerd.

Bij stalling van scootmobielen in een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex moet de gemeente voordat ze een beslissing op de aanvraag kan nemen zeker weten dat de woningeigenaar heeft gegeven en dat ook de medebewoners/ Vereniging van Eigenaren geen bezwaren hebben. Zie onder hoofdstuk 4.5. De gemeente verschaft indien noodzakelijk gratis lessen/ training in het rijden met de scootmobiel.

Kosten van onderhoud en reparatie zijn voor rekening van de gemeente.

Een ander verplaatsingsmiddel (verstrekking in natura of financiële tegemoetkoming)

Hoofdstuk 4: Rolstoelen

4.1 Inleiding

Voor de verplaatsing van rolstoelen van gehandicapten binnen- en buitenshuis verstrekt de gemeente rolstoelen. Om voor een rolstoel in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een medische noodzaak tot het zich in belangrijke mate zittend moeten verplaatsen in en om de woning. In de Wet voorzieningen gehandicapten wordt geen definitie gegeven van het begrip rolstoel. Onder deze verstrekking vallen de handbewogen, de elektrische en de sportrolstoel. Ook vallen hieronder de noodzakelijke aanpassingen, onderhoud en reparatie.

Alle door de gemeente Ridderkerk in bruikleen verstrekte rolstoelen voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen. De gemeente verstrekt de goedkoopst adequate voorziening.

Bij tijdelijk gebruik van een rolstoel kan betrokkene terecht bij de hulpmiddelendepots van de Thuiszorg die opgezet zijn in het kader van de AWBZ voor het lenen van een hulpmiddel. Voor gebruik van rolstoelen tijdens verblijf in een krachtens de AWBZ-erkende intramurale instelling wordt voorzien door de AWBZ, tenzij de opname een tijdelijk (minder dan 6 maanden) karakter heeft. In uitzonderlijke gevallen vindt er overleg plaats tussen de gemeente en het Zorgkantoor.

Per 1 april 2003 geldt dat voor bewoners van verzorgingstehuizen met een indicatie voor verblijf en behandeling de rolstoel uit AWBZ middelen wordt betaald. Dat kan ook het geval zijn indien er sprake is van een indicatie voor ‘aanvullende of overbruggingszorg’. De beschikking van het zorgkantoor is hiervoor doorslaggevend.

Het verzorgingshuis moet de aanvraag voor de rolstoel indienen bij het Zorgkantoor. Indien er geen positief besluit is voor een ‘aanvullende indicatie’, kan de aanvraag worden ingediend bij de gemeente, waarbij op de gebruikelijke wijze wordt getoetst of het een WVG-verstrekking betreft. Bij de aanvraag dient de beschikking van het zorgkantoor te worden meegezonden betreffende de indicatie ‘aanvullende zorg’.

Deze procedure geldt ook voor vervanging van bestaande rolstoelen van bewoners met een aanvullende indicatie. Er verandert niets voor de bewoners die geen aanvullende indicatie hebben. De aanvraag voor rolstoelen wordt bij de gemeente ingediend. Ook voor bewoners die nu al een indicatie ‘aanvullende zorg’ hebben, verandert de situatie niet. Pas op het moment dat de bestaande rolstoel vervangen dient te worden door een handbewogen danwel elektrische rolstoel, treedt de nieuwe procedure in werking.

Bij rolstoelen die zowel voor de werk- als leefsituatie nodig zijn, is de gemeente de verstrekker. Indien voor het werk een ander soort rolstoel nodig is dan voor de leefsituatie, verstrekt de gemeente de leefrolstoel en de UWV de werkrolstoel.

Dit hoofdstuk beschrijft de algemene uitgangspunten bij selectie van een rolstoel, de soorten rolstoelen, de gemeente kan verstrekken en overige rolstoelvoorzieningen.

4.2. Rol van het advies

De volgende factoren moeten in het advies vermeld worden:

  • ·

    het gebruik;

  • ·

    het gebruikersgebied;

  • ·

    de aandrijving;

  • ·

    de zithouding;

  • ·

    de meeneembaarheid;

  • ·

    ergonomische gegevens of anatomische afwijkingen.

Op basis van de bovenstaande factoren stelt de WVG-consulent en/of de externe adviseur een programma van eisen op waaraan de rolstoel moet voldoen.

Het gebruik

Tot de factor gebruik worden zowel de gebruikersfrequentie, de gebruikersduur als het gebruikersdoel gerekend. Bij gebruikersfrequentie en gebruikersduur wordt gekeken hoe vaak de rolstoel over een bepaalde periode gebruikt wordt. Het kan zijn dat een rolstoel gedurende een jaar dagelijks zeer intensief gebruikt wordt en daarna door een andersoortige rolstoel vervangen moet worden, bijvoorbeeld voor een kind in de groei. Het kan ook zijn dat een rolstoel slechts één of twee keer per week gebruikt wordt, maar in principe wel voor een periode van tien jaar met dezelfde rolstoel kan worden volstaan.

In het kader van de WVG is het gebruikersdoel van een rolstoel in eerste instantie verplaatsing binnen en buiten het huis. Een rolstoel wordt dus primair beschouwd als een verplaatsingsvoorziening. Met name voor de groep gebruikers die volledig rolstoelafhankelijk is, heeft de rolstoel een functioneel karakter. Indien een rolstoel voor meerdere activiteiten geschikt moet zijn, zullen zekere concessies gedaan worden (bijvoorbeeld ten aanzien van de zithouding) of kunnen meerdere rolstoelen verstrekt worden, bijvoorbeeld een rolstoel en een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel.

Het gebruikersgebied

Er zijn drie gebruikersgebieden te onderscheiden: gebruik binnen, gebruik buiten en gebruik binnen en buiten. Bij de keus voor een type rolstoel is het gebruikersgebied een belangrijk onderdeel van de keuzebepaling.

De zithouding

Mensen die het grootste deel van de dag in een rolstoel doorbrengen hebben belang bij een goede actieve dan wel passieve zithouding en een rust/slaaphouding. De diverse onderdelen van een rolstoel die het lichaam raken, dienen dan ook in afmeting goed aan te sluiten op de lichaamsmaten van de gebruiker. Rolstoelen met een inadequate zitting kunnen )op termijn) tot een scala aan gezondheidsproblemen leiden.

De meeneembaarheid

Indien de gebruiker de rolstoel eenvoudig moet kunnen transporteren, is het van belang dat de rolstoel door de gebruiker eenvoudig ineengeklapt, opgevouwen of gedemonteerd kan worden. Op die manier kan de rolstoel meegenomen worden in een kofferbak. Met betrekking tot de meeneembaarheid van de rolstoel (door de gehandicapte en/of begeleider) is het gewicht ook van belang. Een goede rolstoel is een eerste prioriteit voor de gehandicapte en kan ten koste gaan van de meeneembaarheid.

4.3 Soorten rolstoelen

Onder deze voorziening vallen de volgende verstrekkingen:

Handbewogen rolstoelen

De handbewogen rolstoelen kunnen onderverdeeld worden in zelfbewegers en duwwandelwagens. Zelfbewegers zijn handbewogen rolstoelen die door de gehandicapte zelf door middel van hoepels worden voortbewogen. Hieronder vallen ook de actief rolstoelen. Deze rolstoel is zowel geschikt voor dagelijks gebruik als verplaatsingsmiddel als voor sportbeoefening. Besturing van deze zelfbewegers vereist een goede arm- en handfunctie en een redelijk uithoudingsvermogen.

Elektrische rolstoelen

Een elektrische rolstoel is noodzakelijk indien een handbewogen rolstoel niet geschikt of toepasbaar is (bijvoorbeeld beperkte arm- of handfunctie, waardoor zich minder dan een aantal meters kan verplaatsen met een handbewogen rolstoel).

Sportrolstoel

Specifiek voor sportbeoefening door gehandicapten zijn typen sportrolstoelen ontwikkeld, zoals de marathon- of sprintrolstoel, de basketbalrolstoel en de tennisrolstoel. De ontwikkelingen rond sportrolstoelen staan niet stil en er komen steeds nieuwe types sportrolstoelen op de markt.

Een sportrolstoel verstrekt de gemeente niet in bruikleen, maar in de vorm van een gemaximeerde vergoeding. Omdat in veel gevallen de sportende gehandicapte specifieke eisen stelt aan de eigen sportrolstoel. Met deze vergoeding kan de gehandicapte zelf een sportrolstoel aanschaffen, waarmee ten minste drie jaar gesport kan worden. Voor de aanschaf van een sportrolstoel wordt € 2.300 beschikbaar gesteld. Dit bedrag is exclusief de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering. Deze komen voor rekening van de gebruiker. Eventuele meerkosten voor de aanschaf van de rolstoel komen voor rekening van de gehandicapte.

Het bedrag wordt eenmaal per drie jaar beschikbaar gesteld. Indien binnen de termijn van drie jaar opnieuw een vergoeding voor een sportrolstoel wordt aangevraagd, vindt vergoeding naar rato plaats. Alleen in geval van een calamiteit of onbruikbaarheid van de rolstoel buiten de schuld van de gehandicapte om kan alsnog een hogere vergoeding uitgekeerd worden. Deze vergoeding zal echter nooit het bedrag van € 2.300 overstijgen.

Voorwaarde voor de verstrekking van een sportrolstoel is dat de gehandicapte zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening en dat deze regelmatig van de sportrolstoel gebruik zal maken voor sportbeoefening.

4.4 (Aan)passingen aan rolstoelen

Rolstoelen verstrekken we altijd op maat. Daarom is het noodzakelijk dat we (aan)passingen aan de rolstoel laten uitvoeren. Ook is het mogelijk dat we na enige tijd de rolstoel opnieuw moeten aanpassen, bijvoorbeeld omdat de beperkingen van de gehandicapte zijn toegenomen. (Aan)passingen laten we uitvoeren door de fabrikant/ leverancier. Passingen vinden in principe plaats bij de cliënt thuis, tenzij het noodzakelijk (bv. vanwege de aanwezigheid van apparatuur) dat het bij de leverancier plaatsvindt.

4.5 Rolstoelaccessoires

Diverse rolstoel en/of scootmobiel accessoires worden standaard – na een verzoek daartoe – door de gemeente verstrekt. Per type rolstoel zijn dit verschillende accesoires.

Andere accessoires worden in individuele situaties en/of bij medische noodzakelijkheid verstrekt. Zo worden in de gemeente Ridderkerk losse anti-decubituskussens als vast onderdeel van de rolstoel op grond van de WVG vergoed. Een regenkapje wordt in beginsel niet vergoed, aangezien dit algemeen gebruikelijk is. Een uitzondering wordt gemaakt voor gehandicapten met een dusdanig vormgegeven rolstoel, dat normale regenkleding niet voldoet.

Been en voetzakken zijn voor mensen die als gevolg van een verminderde bloedsomloop buitenshuis voortdurend koude benen en voeten hebben van groot belang. Een ander voorbeeld zijn de op het wiel aangesloten spaakbeschermers. Vooral voor kinderen zijn deze spaakbeschermers van belang om te voorkomen dat zij met hun vingers tussen de spaken komen. Winterkleding wordt alleen op grond van een medische in indicatie en/of hoge vervoersfrequentie verstrekt.

4.6Onderhoud en reparatie

Rolstoelen hebben onderhoud nodig. Het soort onderhoud en de kosten van dit onderhoud variëren per type rolstoel. Bij onderhoud en reparatie van handbewogen rolstoelen gaat het om het vervangen van versleten banden of bekleding (bijvoorbeeld van armleuningen), maar ook om mankementen aan remmen en frame. Bij elektrische rolstoelen gaat het om zaken als het vervangen van de accu, verhelpen van elektrische storingen en onderhoud van de motor. Omdat de gemeente de rolstoelen (met uitzondering van de sportrolstoel) in bruikleen verstrekt, komen de kosten van onderhoud en reparatie voor rekening van de gemeente.

De Gemeente Ridderkerk heeft met Beenhakker/ Doove een mantelovereenkomst afgesloten – ingaande 1 januari 2005 – met betrekking tot de huur en verhuur van hulpmiddelen. In deze mantelovereenkomst zijn ook afspraken gemaakt over te verlenen diensten, waaronder het onderhoud. Beenhakker/ Doove zal ervoor zorgen dat de producten tijdens de duur van de overeenkomst op zijn kosten in goede staat van onderhoud zullen verkeren. Het onderhoud omvat:

  • ·

    Herstelonderhoud; het opsporen en herstellen van gebleken gebreken bij de hulpmiddelen;

  • ·

    jaarlijks preventief onderhoud; het in stand houden van de hulpmiddelen, dat wil zeggen door een maal per jaar het nemen van de geëigende preventieve maatregelen te bevorderen dat de hulpmiddelen voor de duur van de overeengekomen onderhoudsperiode adequaat zullen functioneren;

Voor het verrichten van onderhoud en reparaties beschikt Beenhakker/ Doove over een serviceorganisatie welke 24 uur per dag, 7 dagen per week, bereikbaar is en adequate hulp verleent aan de door de ons aangewezen gebruiker. De gebruiker van de rolstoel moet bij storingen en reparaties contact opnemen met Beenhakker/ Doove.

Sportrolstoelen

Voor wat betreft de sportrolstoelen gelden andere voorwaarden, kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering komen voor rekening van de gebruiker. In geval van een calamiteit of onbruikbaarheid van de rolstoel buiten de schuld van de gehandicapte om kan een vergoeding uitgekeerd worden. Bij de beoordeling van de calamiteit of de onbruikbaarheid van de rolstoel zal expliciet gecontroleerd worden of de onderhoudsverplichtingen zijn nagekomen.

Hoofdstuk 5: Voorzieningen voor kinderen

5.1. Inleiding

Voor voorzieningen voor kinderen hebben wij een apart hoofdstuk opgenomen. Gedurende de groei en de ontwikkeling van het gehandicapte kind zijn diverse voorzieningen noodzakelijk. Deze dienen gezien de groei en ontwikkeling van het kind vaak met spoed verstrekt te worden.

Voor hele jonge kinderen zijn voorzieningen beschikbaar die het midden houden tussen speelvoorzieningen en mobiliteitshulpmiddelen. Voor de ontwikkeling van gehandicapte kinderen zijn speelvoertuigen belangrijke voorzieningen. Speelvoertuigen zijn bijvoorbeeld speelmobielen voor buiten en driewielfietsen. Deze voorzieningen worden verstrekt als er geen alternatief adequaat vervoers- of verplaatsingsmiddel is om met andere kinderen buiten te kunnen spelen. Een driewielfiets kan als mobiliteits- ofwel rolstoelvoorziening worden verstrekt aan kinderen van 4 – 12 jaar, die motorisch gehandicapt zijn en geen gebruik kunnen maken van een ‘gewone’ fiets.

Gedurende de groei van het kind zal het gebruik van de voorziening veranderen van verplaatsings- naar een vervoersvoorziening. Tot 4 jaar is een driewielfiets algemeen gebruikelijk, tenzij een speciale driewielfiets noodzakelijk is. De voorzieningen worden zo mogelijk in bruikleen verstrekt zodat na een korte gebruiksduur de voorziening opnieuw voor andere gehandicapte kinderen kan worden ingezet.

5.2 Voorzieningen voor kinderen

Op basis van de WVG kunnen de volgende voorzieningen specifiek voor kinderen worden verstrekt:

Zitondersteuningselementen

Voor gehandicapte kinderen die niet in een gewone kinderstoel kunnen zitten, zijn er zogenaamde zitondersteuningselementen/ zitortheses. De specifieke kuipvorm van deze zitondersteuningselementen hebben als doel vergroeiingen te voorkomen en het bevorderen van een juiste zithouding. De kuipen kunnen op een onderstel geplaatst worden. Er zijn twee soorten onderstellen beschikbaar:

  • ·

    met kleine wielen voor gebruik binnenshuis

  • ·

    met grote wielen voor gebruik buitenshuis

Voor zover deze elementen op een rolonderstel zitten, worden ze gezien als een voorloper van een rolstoel.

Buggy’s en wandelwagens

Indien een gewone buggy of duwwandelwagen niet voldoet kan een aangepaste buggy of duwwandelwagen worden geadviseerd. Aangepaste buggy’s zijn breder en groter dan de buggy’s voor niet-gehandicapte kinderen. Voor jonge kinderen komen uitsluitend de meerkosten van een aangepaste buggy of duwwandelwagen voor vergoeding in aanmerking. het ligt anders wanneer het vervoermiddel nodig is voor een ouder gehandicapt kind (> 4 jaar). Een buggy of duwwandelwagen voor een kind van die leeftijd is niet algemeen gebruikelijk. In dat geval zal de gemeente deze voorziening volledig vergoeden.

Kinderrolstoelen

Bij de verstrekking van kinderrolstoelen gelden enkele specifieke uitgangspunten. Het gebruik van een rolstoel kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van gehandicapte kinderen. Het stimuleert het kind zelfstandig te worden en zoveel mogelijk gewoon mee te doen en mee te spelen met niet-gehandicapte kinderen. Kinderen die een zodanige beperkte arm- en/of handfunctie hebben dat zij aangewezen zijn op een elektrische rolstoel, zijn in het algemeen vanaf ongeveer hun vierde jaar in staat een elektrische rolstoel te bedienen. De algemene uitgangspunten bij de selectie van een rolstoel zijn ook van toepassing op kinderrolstoelen. Aangezien kinderen voortdurend groeien en zich ontwikkelen is het aan te bevelen de rolstoel zodanig te selecteren dat deze niet jaarlijks vervangen hoeft te worden. Door een rolstoel te kiezen met diverse instel- en aanpassingenmogelijkheden kan de rolstoel met het kind meegroeien. Bij kinderrolstoelen worden een aantal voorzieningen standaard aangebracht; anti-kiepwieltjes, duwhandvaten en spaakbeschermers.

Autozitjes en fietszitjes

Voor gehandicapte kinderen zijn er speciale zitjes voor in de auto of op de fiets. Voor deze zitjes worden kuipvormige zitondersteuningselementen gebruikt. In het algemeen kan het kuipje dat bij een apart onderstel hoort niet als fiets- of autozitje gebruikt worden. Er moet dus een apart zitje aangeschaft worden. De verstrekking van auto- en fietszitjes valt onder de WVG, hoewel het feitelijk geen vervoersvoorzieningen zijn. Deze voorzieningen maken het vervoer van kinderen op een verantwoorde wijze echter wel mogelijk.

Speelvoertuigen

Er zijn voor jonge gehandicapte kinderen voorzieningen die het midden houden tussen (therapeutische) speelvoorzieningen en mobiliteitshulpmiddelen. Concreet gaat het hierbij om speelmobielen, kruipwagens en kruiphulpmiddelen. De verstrekking van deze speelvoertuigen valt onder de WVG. Speelvoertuigen worden in bruikleen verstrekt. Voor de ontwikkeling van gehandicapte kinderen zijn deze speelvoertuigen belangrijke voorzieningen. Het is een voorbereiden fase op het zich zelfstandig kunnen verplaatsen.

Douche-toiletstoelen op wielen

Voor de dagelijkse verzorging van gehandicapte kinderen zijn douchestoelen en gecombineerde douche/ toiletstoelen op wieltjes ontwikkeld. Het zijn al dan niet kantelbare stoelen, gemaakt van kunststof dat goed schoon te maken is.

Kinderfietsen

Een normale (kinder)driewieler wordt als algemeen gebruikelijk beschouwd en komt niet voor verstrekking in aanmerking. Alle driewielfietsen in bijzondere uitvoering voor kinderen kunnen in principe wel verstrekt worden.

Bijlage 1. Lijst voorzieningen gehandicapten, door de VNG geactualiseerd op 2 mei 2005

Voorziening

Wet of regelgeving

 

 

Aangepaste box

Geen vergoeding

Aangepaste kinderstoel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste tafel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste stoel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste auto

Wvg

Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen

Geen vergoeding

Aankoppelfiets (fietswiel gekoppeld aan een rolstoel)

Wvg

Aanpassingen aan auto’s

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan binnenschip

Wvg

Aanpassingen aan rolstoelen

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan sportrolstoelen (ivm. handicap)

Wvg (hoger normbedrag)

Aanpassingen aan vervoermiddelen

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan woonwagens

Wvg

Aanpassingen in ADL-clusterwoningen

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van aanpassingen bestaande ADL-clusters 2000

ADL-assistentie

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring ADL-assistentie

ADL-clusterwoning

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

ADL-unit

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

Alarmeringsapparatuur

Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie

Alarmintercomsysteem in ADL-clusters

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring ADL-clusters

Allergeenvrije matras-/kussenhoezen

Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus kussen ** (muv. rolstoel of auto)

Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus matras/overtrek**

Regeling hulpmiddelen 1996

Auto-aanpassing

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

 

 

Autokostenvergoeding

Wvg

Automatische transmissie

Algemeen gebruikelijk

Auto-rijlessen (meerkosten)

Wvg (indien noodzakelijk ivm. de vervoersvoorziening)

Autostoel (speciale)

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Autozitje

Wvg

Badzitje

Wvg

Badlift

Wvg

Bagagetas bij rolstoel

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

Bandenpomp bij rolstoel

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

Bedbox voor de liggende verzorging van kinderen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedden in speciale uitvoering**

Regeling hulpmiddelen 1996

Losstaande bedgalgen**

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedportalen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedverkorters/-verlengers**

Regeling hulpmiddelen 1996

Binnenschip (aanpassingen)

Wvg

Blindengeleidehond

Awbz

Blindentaststokken

Regeling hulpmiddelen 1996

Braillehorloge

Geen vergoeding via Regeling hulpmiddelen 1996 of anderszins

Brillen gecombineerd met bijzondere gezichtshulpmiddelen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bromfiets

Algemeen gebruikelijk

Brommobiel

Algemeen gebruikelijk

Bruikleenauto

Wvg

Buitenwagen

Wvg

Buggies

Wvg

Centrale verwarming

Algemeen gebruikelijk

Click and go-systeem

Algemeen gebruikelijk

Collectief vervoersysteem

Wvg

Communicatie-apparatuur (aangepast)

Regeling hulpmiddelen 1996

Computer, incl. in- en uitvoerapparatuur (op indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Contactlenzen (op zeer strikte indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Dekenbogen**

Regeling hulpmiddelen 1996

Dieetkosten indien dieetpreparaten

Regeling farmaceutische hulp 1996

Dieetkosten indien dieetproducten

Bijzondere bijstand

Dieetpreparaten bij bepaalde indicaties

Regeling farmaceutische hulp 1996

Dieetproducten

Bijzondere bijstand

Douche-/toiletstoel**

Wvg

Douche-brancard

Wvg

Douche-stretcher

Wvg

Douchestoel

Wvg

Doventelefoon/teksttelefoon

Apparatuur via Regeling hulpmiddelen 1996; gen vergoeding voor gesprekskosten

Doventolk in leefsituatie

Awbz

Doventol in werksituatie

Wet Rea

Draaischijf (hulpmiddel om van bed op stoel te komen)**

Wvg

Driewielfiets

Wvg

Duwwandelwagens

Wvg

Eénhendelmengkraan

Algemeen gebruikelijk

Eetapparaten

Regeling hulpmiddelen 1996, uitsluitend indien hulpmiddel niet algemeen gebruikelijk is en de aanschafkosten redelijk subsidiabel zijn

Elastische kousen

Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische schrijfmachine

Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische rolstoel

Wvg

Elektrische buitenwagen

Wvg

Faxapparatuur

Regeling hulpmiddelen 1996

Fiets/spartamet/fiets met hulpmotor/ fiets met trapondersteuning

Algemeen gebruikelijk

Fietszitje (speciaal)

Wvg

Gebruikskosten eigen/bruikleenauto

Wvg

Gehoorhulpmiddelen (beperkt aantal hoortoestellen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Gesloten buitenwagen

Wvg

Gezichtshulpmiddelen (op zeer strikte indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Handbewogen rolstoel

Wvg

Handi-move (onderdeel patiëntenlift)

Wvg

Herstelonderhoud rolstoelen/vervoermiddelen

Wvg

Herstelonderhoud woonvoorziening

Wvg

Hobbyruimte (aanpassing)

Geen vergoeding mogelijk, woningaanpassing betreft het normale gebruik van de woning

Hobbyvoorziening

Eventueel bijzondere bijstand

Hoepelrolstoel

Wvg

Hoog-laag bed**

Regeling hulpmiddelen 1996

Hoortoestellen

Regeling hulpmiddelen 1996

Huishoudelijke hulp

Regeling Ziekenfondsraad huishoudelijke hulp; via gezinsverzorging

HDL (gezinsverzorging)

Awbz

Hulpmiddelen voor het zitten

Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor het slapen

Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor communicatie

Regeling hulpmiddelen 1996

Inductiekookplaat

Algemeen gebruikelijk

Injectiespuiten

Regeling hulpmiddelen 1996

Inkomensondersteunende voorzieningen

Bijzondere bijstand

Invalidentoilet schoolgebouw

Geen vergoeding, verantwoordelijkheid schoolbestuur (WPO, WEC, WVO)

Invalidenparkeerkaart

Gemeente voor afgifte; Wvg wat betreft de kosten

Invalidenparkeerplaats op kenteken

Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Keramische kookplaat

Algemeen gebruikelijk

Keuringskosten auto

Wvg

Kilometer- en taxikosten

Wvg

Kilometervergoedingen

Wvg

Kinderrolstoel

Wvg

Kledingslijtage

Bijzondere bijstand

Kruiphulpmiddel

Wvg

Kruipwagen

Wvg

Krukken**

Regeling hulpmiddelen 1996

Kussenhoezen (stofdicht/allergeenvrij)

Regeling hulpmiddelen 1996

Leerlingenvervoer

Gemeente (Wet op het basisonderwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs)

Ligbad

Wvg, indien aan te brengen om ergonomische belemmeringen te verminderen

Ligfiets

Algemeen gebruikelijk

Loophulpmiddelen (loopfiets)

Regeling hulpmiddelen 1996

Looprek**

Regeling hulpmiddelen 1996

Loopwagens

Regeling hulpmiddelen 1996

Losse woonvoorzieningen in ADL-clusterwoningen

Wvg

Luchtfilters (plaatsing)

Wvg (indien er sprake is van ergonomische beperkingen, want het betreft een onroerende woonvoorziening)

Maaltijdvoorziening

Flankerend beleid Welzijnswet

Matras- en kussenhoezen (stofdicht)

Regeling hulpmiddelen 1996

Matrassen (orthopedisch)

Niet opgenomen in de Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Mobiele telefoon

Algemeen gebruikelijk

Onrusthekken**

Regeling hulpmiddelen 1996

Ontwikkeling en ontspanning

Bijzondere bijstand

Open buitenwagen

Wvg

Orthesen

Regeling hulpmiddelen 1996

Orthopedische matrassen

Niet opgenomen in Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Papegaai (langdurige verstrekking)

Regeling hulpmiddelen 1996

Parkeerontheffing

Gemeente voor afgifte; Wvg wat betreft de kosten

Parkeervoorzieningen

Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Patiëntenlift**

Wvg

Patiëntenlift met bandages**

Wvg

Personal computer

Regeling hulpmiddelen 1996

Personenalarmering

Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie (excl. Abonnementskosten)

Plateaurolstoel

Wvg

Po-stoel

Wvg

Prothesen

Regeling hulpmiddelen 1996

Pruiken

Regeling hulpmiddelen 1996

Reclinatie-corsetten

Regeling hulpmiddelen 1996

Rekenmachines (aangepast)

Regeling hulpmiddelen 1996

Reparatiekosten rolstoel/vervoermiddel

Wvg

Roadmaster (speelmobiel)

Wvg

Rollators**

Regeling hulpmiddelen 1996

Rolstoel**

Wvg

Rolstoelaanpassingen

Wvg

Rolstoelaccessoires

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

Rolstoelhandschoenen

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

2e rolstoel AWBZ-bewoners (muv. GVT en RIBW)

Awbz

Rolstoel in focus-woning

Wvg

Rolstoel in verpleeghuis

Awbz

Rolstoel in verzorgingshuis

Wvg

Rolstoeltaxivervoer

Wvg

Rolstoeltraining

Wvg

Rolstoelverzekering

Wvg (m.u.v. sportrolstoelen)

Schootskleed

Wvg

Schrijfmachines

Regeling hulpmiddelen 1996

Scootermobiel

Wvg

Serveerwagen

Regeling hulpmiddelen 1996

Sociale honden (SOHO)

Geen vergoeding

Sondevoeding (toedieningsapparatuur)

Regeling hulpmiddelen 1996

Sondevoeding (preparaten0

Regeling farmaceutische hulp 1996

Spaakbeschermer (bij rolstoel)

Wvg

Spartamet

Algemeen gebruikelijk

Speciale auto

Wvg

Speelmobielen

Wvg

Speelvoertuigen

Wvg

Sportrolstoel

Wvg

Sta-orthese

Regeling hulpmiddelen 1996

Sta-/zitrolstoelen voor kinderen

In zijn geheel Wvg

Stoelen op wielen (niet elektrisch te verplaatsen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Stoel met katapultzitting

Regeling hulpmiddelen 1996

Stofdichte matrashoes

Regeling hulpmiddelen 1996

Stookkosten

Bijzondere bijstand

Stuurbekrachtiging

Algemeen gebruikelijk

Systemen van aanvullend openbaar vervoer

Wvg

Tandem (verplaatsing alledag)

Wvg

Tandem (ontwikkeling en ontspanning)

Bijzondere bijstand

Tandemet

Wvg

Taxikostenvergoedingen

Wvg

Teksttelefoon

Apparatuur via Regeling hulpmiddelen 1996 geen vergoeding voor gesprekskosten

Telefoneerhulpmiddelen

Regeling hulpmiddelen 1996

Teleplusdienst

Geen vergoeding gesprekskosten, niet opgenomen in Regeling hulpmiddelen 1996

Thermostatische mengkraan

Algemeen gebruikelijk

Tijdelijke rolstoelverstrekking**

Besluit hulp vanwege een kruisorganisatie bijzondere ziektekostenverzekeringen

Tilvest (bij patiëntenlift)

Wvg

Tinitus maskeerders (ter behandeling van ernstige oorsuizen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Toegankelijk maken terrein schoolgebouw

Verordening onderwijshuisvesting

Toiletstoel**

Wvg

Toiletverhoger**

Wvg

Transferbed

Regeling hulpmiddelen 1996

Transferhulpmiddelen

Wvg

Traplift

Wvg

Traplift schoolgebouw

Verordening onderwijshuisvesting

Trippelstoel**

Regeling hulpmiddelen 1996

Uitleenartikelen (tijdelijk)**

Besluit hulp vanwege een kruisorganisatie bijzondere ziektekostenverzekering

Uitraasruimte

Wvg

Vakantiewoning (aanpassing)

Geen vergoeding mogelijk

Vergoeding voor extra stookkosten

Bijzondere bijstand

Vergoeding voor extra kledingslijtage

Bijzondere bijstand

Verhoogde toiletpot

Algemeen gebruikelijk

Verhuis- en (her)inrichtingskosten

Wvg

Verhuiskostenvergoeding

Wvg

Verzorgingsmiddelen**

Regeling hulpmiddelen 1996 (art. 15)

Verstelbare keuken

Wvg

Verticale sta-unit

Regeling hulpmiddelen 1996

Vervangen van lavet door douche

Algemeen gebruikelijk

Vervoer sociale werkvoorziening

Wet sociale werkvoorziening

Vervoer naar ziekenhuis

Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoer naar (medisch) specialisten

Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoerskosten schoolbezoek gemeenten

Wet op het basisonderwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of Wet Rea

Vervoerskosten overig onderwijs

Wet Rea, anders op basis van CAO afspraken

Vervoersvoorziening (leef-)

Wvg

Vervoersvoorziening (werk)

Wet Rea

Vervoersvoorzieningen voor Nederlanders die in het buitenland wonen

LISV

Verwijderen woonvoorzieningen

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

Vierpoots eifelkruk**

Regeling hulpmiddelen 1996

Vierwielfiets

Wvg

Vliegende hollander

Wvg

Warme-maaltijdvoorziening

Flankerend beleid Welzijnswet

Wasdroger

Algemeen gebruikelijk

Waterbed

Algemeen gebruikelijk

Wek- en waarschuwingsinstallatie (voor doven)

Regeling hulpmiddelen 1996

Werkblad bij rolstoel

Wvg (indien in verordening/verstrekkingenbeleid opgenomen)

Werkrolstoel (ivm. arbeidstoeleiding)

Wet Rea (gemeente)

Werkrolstoel (bij dienstverband langer dan 6 maanden in dienst)

Wet Rea (LISV)

Werkvoorzieningen (ivm arbeidstoeleiding)

Wet Rea (gemeente)

Werkvoorzieningen (bij dienstverband langer dan 6 maanden in dienst)

Wet Rea (LISV)

Winterkleding (op rolstoel)

Wvg (uitsluitend op medische indicatie)

Woningaanpassing

Wvg

Woningaanpassing in ADL-clusters

Regeling Ziekenfondsraad ADL-clusters en ADL-assistentie 1996

Woningsanering

Wvg

Woonschip (aanpassing)

Wvg

Woonvoorziening

Wvg

Woonwagen (aanpassing)

Wvg

Zitbad**

Wvg, geen vergoeding indien aangebracht om therapeutische redenen (huidziekte)

Zitorthesen

Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zitschalen

Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zonnescherm (bij buggy/wandelwagen)

Wvg (indien in verordening/verstrekkingebeleid opgenomen)

NB: lopende bruikleenvoorzieningen: aanpassingen aan rolstoelen en vervoermiddelen die door de oude uitvoerders in bruikleen zijn verstrekt en waarvan het bruikleencontract nog niet is afgelopen vallen niet onder de Wvg. Deze aanpassingen worden door de oude uitvoerder (APB, GMD of AMP) beoordeeld en gefinancierd.