Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ridderkerk

Havenverordening gemeente Ridderkerk 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRidderkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHavenverordening gemeente Ridderkerk 2007
CiteertitelHavenverordening gemeente Ridderkerk 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-2007nieuwe regeling

05-07-2007

Gemeentejournaal, 20-07-2007

Gemeentestukken 2007-103

Tekst van de regeling

Intitulé

Havenverordening gemeente Ridderkerk 2007

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007,

nummer 103 ;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

overwegende dat het, in het belang van de orde en veiligheid in de Ridderkerkse haven en alle binnen de grenzen van de gemeente aanwezige waterkeringen en kunstwerken die in beheer of eigendom zijn van de gemeente Ridderkerk, noodzakelijk is regels vast te stellen omtrent de orde in, het gebruik van en het toezicht op dit gebied;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Havenverordening gemeente Ridderkerk 2007

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;

  • 2.

    zeeschip: een schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document -afgegeven door het bevoegd gezag van het land waar het schip is ingeschreven- waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee;

  • 3.

    binnenschip: een schip, niet zijnde een zeeschip;

  • 4.

    pleziervaartuig: een schip dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden, niet zijnde een cruiseschip of hotelschip;

  • 5.

    woonschip: een schip dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd;

  • 6.

    schipper: gezagvoerder op een schip of diens plaatsvervanger;

  • 7.

    haven: de wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart openstaan;

  • 8.

    havenmeester: degene die door het college als zodanig is aangesteld;

  • 9.

    jachthaven: deel van de haven dat bestemd is voor het aanmeren van pleziervaartuigen

  • 10.

    ligplaats: plaats waar een schip is aangemeerd;

  • 11.

    oever: waterkeringen (met inbegrip van kades) langs de rivieren Nieuwe Maas en Noord op het grondgebied van de gemeente Ridderkerk die in beheer of eigendom zijn van de gemeente Ridderkerk.

  • 12.

    pier: in het water gebouwde dammen op het grondgebied van de gemeente Ridderkerk die in beheer of eigendom zijn van de gemeente Ridderkerk

  • 13.

    laad- en losplaats: een plaats in de haven bestemd voor het laden en lossen van schepen;

  • 14.

    passantensteiger: de in de Ridderkerkse haven gelegen steiger, bestemd voor het kortstondig aanmeren van vaartuigen.

  • 15.

    steiger: drijvend of vast kunstwerk met het doel er een schip te laten aanmeren.

  • 16.

    Gevaarlijke stoffen: stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code, de (International) Code for the Construction en Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de Internationale Maritieme Organisatie, danwel in het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR);

  • 17.

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezenof worden genoemd in het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen krachtens de Wet milieubeheer.

  • 18.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op de Ridderkerkse haven en alle tot de haven behorende kunstwerken, alsmede op de scheepshellingen, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen binnen de gemeente, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekening.

  • 2.

    Tevens is deze verordening van toepassing op schepen die buiten de haven doch binnen de gemeente langs de oevers van de rivieren Nieuwe Maas en Noord direct of indirect gemeerd of ten anker liggen, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekening.

  • 3.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, is van toepassing de geldende Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk.

Artikel 1.3 Verlening en weigering van vergunningen en ontheffingen

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de wijze van indienen van een aanvraag en de daarbij benodigde gegevens en bescheiden.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt schriftelijk verleend of kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling van korte duur mondeling worden verleend.

  • 3.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden.

  • 4.

    Een vergunning of ontheffing wordt geweigerd indien belangen van openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu zich daartegen verzetten.

Artikel 1.4 Persoonlijk karakter van vergunningen of ontheffingen

De vergunning of ontheffing wordt voor bepaalde tijd verleend aan de schipper van het schip waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 1.5 Verplichtingen van de aanvrager of houder van een vergunning of ontheffing

  • 1.

    Op het schip dient altijd (een kopie van) de vergunning of ontheffing aanwezig te zijn.

  • 2.

    De houder van een vergunning of ontheffing dient zodra daarom door een toezichthoudende ambtenaar of een opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 5.3 en artikel 5.5, gevraagd wordt de vergunning of ontheffing te tonen.

  • 3.

    De houder van een vergunning of ontheffing dient de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften in acht te nemen.

  • 4.

    De aanvrager of houder van een vergunning of ontheffing dient aanwijzingen, gegeven ter bescherming van het belang van deze verordening van daartoe bevoegde personen direct en stipt op te volgen.

Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunningen of ontheffingen

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • 1.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • 2.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging nodig is vanwege een belang als genoemd in artikel 1.3, vierde lid;

  • 3.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • 4.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een termijn van drie maanden;

  • 5.

    indien hierom door of namens de houder wordt verzocht.

HOOFDSTUK 2 ORDE IN HET TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 2.1 Toezicht

  • 1.

    Het college plaatst in het belang van de orde en veiligheid verkeerstekens in het gebied zoals genoemd in artikel 1.2.

  • 2.

    Het college wijst een havenmeester aan en stelt regels vast ter uitoefening van deze functie.

Artikel 2.2 Meldingsplicht

De schipper van een schip, niet zijnde een pleziervaartuig, dient zich, zodra hij met zijn schip de haven wil binnenvaren of elders in het toepassingsgebied wil aanmeren bij de havenmeester te melden.

Artikel 2.3 Aanmeren, laden en lossen

  • 1.

    Het is verboden met een schip aan te meren of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij:

    • a.

      dit in overeenstemming is met de ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en eventuele nadere aanduidingen;

    • b.

      het een pleziervaartuig in de jachthaven betreft;

    • c.

      dit gebeurt na toestemming van de huurder, erfpachter of eigenaar van een aan de ligplaats gelegen terrein;

    • d.

      het college ontheffing heeft verleend.

  • 2.

    Het college kan in afwijking van het eerste lid onder c, het nemen of houden van ligplaats verbieden uit het oogpunt van orde, veiligheid of milieu.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast omtrent de toewijzing van ligplaatsen, de wijze van aanmeren en het laden en lossen.

Artikel 2.4 Hinderen

  • 1.

    Uitsluitend op aanwijzing van de havenmeester is het toegestaan:

    • a.

      zonder vergunning van het college met een schip stil te liggen of het te laden en te lossen op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen;

    • b.

      met een schip de doorvaart van andere schepen te hinderen, hinderlijke waterbeweging te veroorzaken of tijdens het laden en lossen elkaar te hinderen;

    • c.

      onderdelen van het schip of andere voorwerpen zodanig buiten boord steken, dat daardoor gevaar of hinder kan ontstaan.

Artikel 2.5 Gedoogplicht aanmeren schepen voor aangrenzende bedrijven

  • 1.

    Wanneer twee of meer schepen gelijktijdig bij twee aangrenzende bedrijven moeten laden of lossen en een of meer vaartuigen daarbij gedeeltelijk voor het aangrenzende bedrijf moeten aanmeren, wordt bij het schip dat het eerst heeft aangemeerd ook het eerst met laden of lossen begonnen en dient het schip dat bij het aangrenzende bedrijf moet laden of lossen, te wachten tot het eerste schip met het laden of lossen gereed is.

  • 2.

    Indien bij het schip, waarbij het eerst met het laden of lossen is begonnen, de overslag tijdelijk wordt gestaakt, dient het voor de duur van deze onderbreking plaats te maken voor het andere schip.

Artikel 2.6 Verhalen van schepen

  • 1.

    De havenmeester is bevoegd de houder van een schip op te dragen zijn schip binnen een redelijke termijn te verhalen naar een andere ligplaats indien dit ter bescherming van de belangen van deze verordening naar zijn oordeel noodzakelijk is.

  • 2.

    Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het eerste lid, is het college bevoegd het schip voor rekening en risico van de houder te doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of indien de houder onbekend is, behoeft geen redelijke termijn in acht te worden genomen.

Artikel 2.7 Opvolgen aanwijzingen

  • 1.

    Op een schip dient te allen tijde een persoon aanwezig te zijn die bekwaam is om de in het belang van deze verordening gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde persoon dient:

    • a.

      het schip naar een andere ligplaats te kunnen brengen;

    • b.

      te gedogen dat schepen op de zijde van het zijne liggend aan zijn schip worden aangemeerd of over zijn schip toegang naar of van de wal wordt verleend;

    • c.

      te gedogen dat trossen en lijnen van een schip dat in de haven verhaald wordt, aan het zijne worden vastgemaakt;

  • 3.

    In die gevallen, waarin niet aan het gestelde in het eerste lid kan worden voldaan, dient voordat het schip verlaten wordt aan de havenmeester te worden medegedeeld op welke wijze de in het eerste lid genoemde persoon bereikbaar is.

Artikel 2.8 IJsbreken

Zonder opdracht van de havenmeester is het verboden met een schip in de haven ijs te breken.

HOOFDSTUK 3 GEBRUIK VAN DE HAVEN, OEVERS, PIEREN EN STEIGERS

Artikel 3.1 Woonschepen

Het is de eigenaar of de gebruiker van een woonschip verboden het schip aan te meren of te doen verblijven in het gebied zoals genoemd in artikel 1.2.

Artikel 3.2 Bijzonder gebruik van aangemeerde schepen

Het is verboden een schip:

  • 1.

    aan te meren en te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van het schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf;

  • 2.

    aan te meren met het doel dit voor langere tijd buiten bedrijf te stellen.

Artikel 3.3 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is verboden om:

    • a.

      een anker te gebruiken om een schip te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ten anker te gaan of te liggen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt ter voorkoming van aanvaring of aandrijving of na goedkeuring van de havenmeester.

Artikel 3.4 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers/boegschroef

  • 1.

    Het is verboden de voortstuwers en zijstuwers/boegschroef te gebruiken:

    • a.

      indien het schip aan de grond zit;

    • b.

      indien het schip gemeerd of ten anker ligt, tenzij dit geschiedt terstond na aankomst en vertrek.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt na goedkeuring van de havenmeester.

Artikel 3.5 Recreatievaart en zeilvaart

  • 1.

    Het is verboden in de haven:

  • a.

    met een schip te zeilen indien het schip over een motor beschikt;

  • b.

    te varen met een zeilplank of een jetski;

  • c.

    te waterskiën of een waterskiër voort te bewegen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste lid onder b en c.

HOOFDSTUK 4 VEILIGHEID EN MILIEU

Artikel 4.1 Gevaarlijke of schadelijke lading

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande melding aan de havenmeester met een schip met een lading die valt onder de in artikel 1.1, onder q en r genoemde stoffen de haven binnen te varen of elders aan te meren in het in artikel 1.2 aangewezen gebied.

  • 2.

    Het college kan stoffen aanwijzen die in onverpakte toestand bij het laden in of lossen uit een schip nadelige gevolgen voor het milieu of andere hinder kunnen veroorzaken.

  • 3.

    De havenmeester kan de schipper verbieden om met zijn schip de haven binnen te varen, aan te meren of op een ligplaats te verblijven, indien het schip gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt of kan veroorzaken.

  • 4.

    Een verbod wordt pas opgelegd nadat gebleken is dat geen uitvoering is gegeven aan de aanwijzingen die daartoe zijn gegeven of indien aannemelijk is dat geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of beëindiging van het gevaar, de schade of de nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 5.

    Een verbod wordt belanghebbenden schriftelijk bekendgemaakt, met dien verstande dat in spoedeisende gevallen het verbod eerst mondeling wordt medegedeeld door de havenmeester.

Artikel 4.2 Veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu

  • 1.

    Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen of andere handelingen zodanig uit te voeren of na te laten dat daardoor gevaar of milieuschade kunnen ontstaan, tenzij gehandeld wordt met een vergunning krachtens de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college de krachtens artikel 4.1, tweede lid, aangewezen stoffen onverpakt in of uit een schip te laden of te lossen.

Artikel 4.3 Verrichten van herstellingen

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college aan of op een schip herstellingswerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op schepen:

  • a.

    die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of van die stof zijn schoongemaakt, mits bij de herstellingswerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

  • b.

    wanneer tijdens de herstellingswerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd;

  • c.

    wanneer de herstellingswerkzaamheden geen gevaar of milieuschade kunnen opleveren.

Artikel 4.4 Ontsmetten van schepen

Het is verboden zonder vergunning van het college een schip of de lading daarvan met gassen te behandelen of te doen behandelen met het doel het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.5 Afvalinzameling

Het college stelt regels vast omtrent de inzameling van afvalstoffen van aangemeerde schepen.

Artikel 4.6 Melding en verwijdering vrijkomende stoffen of te water geraakte voorwerpen

Degene door wiens toedoen een stof vrijkomt of een voorwerp in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) worden veroorzaakt, meldt dit direct bij de havenmeester en verwijdert de stof of het voorwerp direct, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.7 Melding gezonken schip

  • 1.

    De houder van een schip is verplicht dit onmiddellijk na het zinken daarvan te melden bij de havenmeester en het gezonken schip in overeenstemming met de daartoe strekkende regelgeving te markeren.

  • 2.

    Het college stelt de termijn vast waarbinnen het gezonken schip en de lading dienen te worden gelicht en verwijderd.

Artikel 4.8 Veroorzaken geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden op een schip zonder noodzaak geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving geluidhinder te veroorzaken.

HOOFDSTUK 5 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Aanwijzingen

Het college kan aanwijzingen geven ter bescherming van de orde, veiligheid en de volksgezondheid, ter voorkoming van schade en van nadelige gevolgen voor het milieu en ter regeling van het scheepvaartverkeer en het aanmeren in het gebied zoals genoemd in artikel 1.2.

Artikel 5.2 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in deze verordening is bepaald.

  • 2.

    In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5.3 Toezichthoudende ambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • 1.

    de personen werkzaam bij de Politie Rotterdam Rijnmond aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt;

  • 2.

    de door het college aangestelde havenmeester en diens plaatsvervangers.

Artikel 5.4 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Op verzoek daartoe dient een ieder de in artikel 5.3 , eerste lid, bedoelde personen medewerking te verlenen en inlichtingen te verschaffen, die in redelijkheid voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig kunnen zijn.

Artikel 5.5 Opsporingsambtenaren

Naast degenen die op grond van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegd zijn, zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening tevens de controleurs gevaarlijke stoffen belast, alsmede andere door het college aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 5.6 Betreden van (woon)ruimten en plaatsen

Personen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn bevoegd tot het betreden van al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen - met inbegrip van woningen en schepen - zonder toestemming van de rechthebbende of bewoner, voor zover het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening dit vereisen.

Artikel 5.7 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 5.8 Overgangsrecht

Vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, die zijn verleend of gegeven of die zijn aangevraagd op grond van de Haven- en kadeverordening Ridderkerk d.d. 20 mei 1997, worden geacht te zijn verleend, gegeven of aangevraagd op grond van deze verordening.

Artikel 5.9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Haven- en kadeverordening gemeente Ridderkerk 1997 d.d. 20 mei 1997 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ridderkerk d.d.

5 juli 2007.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

g.eeninkwinkel@ridderkerk.nl/211/

ALGEMENE TOELICHTING

De Haven- en kadeverordening gemeente Ridderkerk 1997 was niet meer in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving en is om die reden herzien.

Naar aanleiding van de perikelen in 2004 rond de stankoverlast van een ponton, dat bedekt was met mosselen en dat ter hoogte van Bolnes was aangemeerd, is tevens gezocht naar een mogelijkheid om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen. Om in voorkomende gevallen adequater te kunnen optreden is het toepassingsgebied van de nieuwe verordening uitgebreid tot de oevers van de rivieren Nieuwe Maas en Noord voor zover deze in beheer of eigendom zijn van de gemeente Ridderkerk.

Overbodige of onnodig belastende regels zijn geschrapt. Daar waar sprake is van een verbod is waar dat kan, aangegeven dat het college een vergunning of ontheffing kan verlenen. Daarmee behoren onduidelijkheden zoals b.v. toestemmingen tot het verleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1

Voor de omschrijving van diverse begrippen is aansluiting gezocht bij reeds bestaande wettelijke definities. Sommige omschrijvingen zijn zodanig, dat zij binnen het kader van de scheepvaart een passende betekenis hebben.

f. Schipper

In het kader van deze verordening is het van belang vast te stellen wie aan boord van een schip feitelijk de leiding heeft. De omschrijving dient dan ook in deze zin te worden opgevat. Is noch de schipper, noch zijn plaatsvervanger aanwezig dan wordt de eigenaar of gebruiker van het vaartuig als schipper aangemerkt.

m.Gevaarlijke stoffen

Ter nadere aanduiding van die stoffen wordt verwezen naar de geldende internationale regelingen, die opsommingen bevatten van stoffen die als gevaarlijk moeten worden beschouwd. Zo nodig kan het college nog andere stoffen als gevaarlijk aanwijzen indien zij dit dienstig achten voor de toepassing van de verordening.

Hoofdstuk 1

Het toepassingsgebied beperkt zich niet alleen tot de als “haven” omschreven wateren, maar strekt zich tevens uit tot alle direct aan het rivierwater gelegen waterkeringen en kunstwerken zoals steigers en pieren. (Op de bijgevoegde kaart is het toepassingsgebied ingetekend.) Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde en veiligheid op het water ongunstig kan worden beïnvloed. Te denken valt hierbij aan over het water stekende kranen of balken.

Het college kan beperkingen en voorschriften aan een vergunning of ontheffing verbinden. Vanzelfsprekend mogen die slechts strekken tot bescherming van het belang dat met de verbodsbepaling wordt gediend.

Het bezit van een vergunning of ontheffing kan gemakkelijk worden aangetoond wanneer men over een schriftelijk stuk beschikt. Wanneer evenwel voor een eenmalige gedraging of handeling van korte duur het noodzakelijk is direct een besluit te nemen kan dat op grond van artikel 1.3, tweede lid, mondeling gebeuren. In de praktijk geschiedt het vragen en verlenen van “toestemming”, in de nieuwe verordening “vergunning”, meestal per marifoon. Dit kan de houder van de mondeling verleende goedkeuring in bewijsmoeilijkheden brengen tegenover de toezichthoudende ambtenaar of de opsporingsambtenaar. Het is dus zaak dat degene die de mondelinge goedkeuring verleent hiervan nauwkeurig aantekening maakt.

Hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk is de verplichting voor de schipper opgenomen zich te melden indien hij aan wil meren in het gebied waarop de verordening van toepassing is. In verband met de toegankelijk van de haven kan het niet zo zijn dat op iedere willekeurige plaats een ligplaats wordt ingenomen. De havenmeester is de aangewezen persoon om toe te zien op een ordelijk verloop van het aanmeren enz. in het gebied en in het bijzonder op het scheepvaartverkeer in de haven.

Hoofdstuk 3

In en langs de waterkeringen in en buiten de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen. Het gebruik van ankers en zijstuwers (schroeven) kan leiden tot beschadiging van die voorzieningen. Een algemeen verbod is dan ook gerechtvaardigd. De havenmeester is degene die kan beoordelen of in bepaalde omstandigheden toch een anker of een zijstuwer gebruikt moet worden. Indien met goedkeuring van de havenmeester een anker of een zijstuwer gebruikt wordt, betekent dat niet dat de eigenaar van het schip gevrijwaard is tegen aanspraken van de gemeente indien als gevolg van het gebruik van dat anker of die zijstuwer schade ontstaat aan eigendommen van de gemeente. Slechts de strafbaarheid van het gebruik wordt in bedoelde gevallen opgeheven.

Ter voorkoming van gevaarlijke situaties is recreatievaart zoals omschreven in artikel 3.5 verboden. De mogelijke ontheffing zou kunnen worden verleend in het geval dat een evenement zou worden georganiseerd.

Hoofdstuk 4

In het kader van milieuaspecten is de Wet milieubeheer de overkoepelende wet die ziet op nadelige gevolgen voor het milieu. In dit hoofdstuk zijn die zaken opgenomen die buiten de werkingssfeer van de Wet milieubeheer plaats kunnen vinden op een schip.

De bescherming van de veiligheid en het milieu houdt in dat ten aanzien van schepen die ernstig gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu kunnen opleveren (zinken, breken, brand, explosie of vrijkomen van gevaarlijke stoffen), maatregelen van min of meer ingrijpende aard getroffen moeten kunnen worden. Deze kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van het schip tot - in het uiterste geval - het verbieden van invaren van de haven, aanmeren of van verblijf van het schip in de haven of elders in het gebied binnen de werkingssfeer van deze verordening.

Artikel 4.1 en 4.2

Om in de gaten te kunnen houden of schepen met een gevaarlijke of schadelijke lading willen aanmeren, moeten schippers zich melden voordat zij hun de haven binnenvaren of ergens anders aanmeren. Naar aanleiding van de melding bij de havenmeester kan het college als dat nodig is op grond van dit artikel optreden. Daar een dergelijk verbod vergaande gevolgen kan hebben, wordt dit schriftelijk aan belanghebbenden medegedeeld. Om diezelfde reden wordt, voordat een verbod wordt opgelegd de schipper, zo mogelijk, in de gelegenheid gesteld maatregelen te nemen om een einde te maken aan de gevaar, schade of hinder opleverende situatie.

Het college kan stoffen aanwijzen die op zichzelf niet schadelijk zijn of waarvan geen toxische werking uitgaat, maar die bij overslag uit een schip een zeer hinderlijke of stinkende werking hebben. Indien een vergunning is verleend op grond van de Wet Milieubeheer gaat deze boven de bepalingen van deze verordening. Het begrip "inrichting" in genoemde wet leidt er toe dat een groot aantal schepen onder de werkingssfeer van deze wet valt. Het gevolg is dat daarmee een groot aantal handelingen buiten de werkingssfeer van deze verordening valt. Vergunning is dan ook slechts vereist indien zich een geval voordoet, waarbij het schip of de lading niet op enige wijze valt binnen de werking van een vergunning krachtens de Wet Milieubeheer.

Artikel 4.3 en 4.4

Het verrichten van reparaties is inherent aan de aanwezigheid van schepen in een haven. Kleine reparaties worden vaak door de eigen bemanning gedaan op de laad- of losplaats. Om onveilige situaties te voorkomen is dit artikel opgenomen. Datzelfde geldt voor het ontsmetten van schepen ter bestrijding van ongedierte. Daar aan een vergunning beperkingen of voorschriften kunnen worden verbonden, zal het meestal mogelijk zijn om op die wijze de werkzaamheden te laten plaatsvinden zonder dat de veiligheid of het milieu in het geding kan komen.

Artikel 4.6 en 4.7

In verband met de veiligheid op en in het water en eventuele belemmeringen in de vaarweg is het van belang dat, zodra stoffen, voorwerpen of schepen te water geraken of zinken, hiervan direct melding wordt gemaakt bij de havenmeester.

Hoofdstuk 5

Het college kan aanwijzingen geven met betrekking tot de onderwerpen genoemd in dit artikel. Uiteraard gelden hierbij de grenzen van hogere regelingen, onder meer de Wet Milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Arbeidsomstandighedenwet.

In het geval zich een situatie voordoet die niet direct is te linken naar een artikel in deze verordening, kan het college krachtens dit artikel 5.2 in de geest van deze verordening besluiten.