Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen |
Citeertitel | Regeling inzake gemeentelijke belastingen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen, retributies en heffingen |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1998 | nieuwe regeling | 31-03-1998 Gemeenteblad 1998 nr. 16 | Geen |
Artikel 1 Reikwijdte van de regeling
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 7 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.
De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
De belasting wordt geheven door middel van een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke nota of kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 5 Termijnen van betaling
De belasting dient te worden betaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen en moet worden voldaan tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota's van het openbare nutsbedrijf moeten worden voldaan , met dien verstande dat de termijn van betaling tenminste 10 dagen na de dagtekening van de voorschotnota beloopt.
Artikel 8 Inwerkingtreding en citeerartikel
Deze regeling treedt in werking op het moment dat de derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333), de Aanpassingswet derde tranche AWB I (Kamerstukken 25280) en Aanpassingswet derde tranche AWB II (Kamerstukken 25464) in werking treden of, zo dit later is, met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.