Organisatie | Schiermonnikoog |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Schiermonnikoog 2007 |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Schiermonnikoog 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-10-2007 | Nieuwe regeling | 11-09-2007 Nieuwe Dokkumer Courant, 10-10-2007 | Onbekend |
De raad van de gemeente Schiermonnikoog;
gelezen het voorstel van het college d.d. 30 augustus 2007;
gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende “Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Schiermonnikoog 2007 ”:
Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Wanneer op het gewenste tijdstip een uitvaartplechtigheid of andere plechtigheid plaats vindt, kan de beheerder de uitvoering van de werkzaamheden op het door de in het eerste lid genoemde personen gewenste tijdstip verbieden. Hij doet dit met de mededeling van het tijdstip waarop de werkzaamheden wel kunnen worden uitgevoerd.
Het is verboden op de begraafplaats: a. zowel buiten als op de verharde paden te rijden met motorvoertuigen of met bespannen rij- of voertuigen, anders dan voor een begrafenis of het vervoeren van materialen, en met een hogere snelheid dan 5 km. per uur; b. te fietsen, rijwielen aan de hand mee te voeren of rijwielen te stallen anders dan direct voor tijdens en direct na kerkdiensten en/of in de kerk plaatshebbende activiteiten; c. gedurende een dag vóór en tijdens teraardebestellingen op de begraafplaats, aldaar werkzaamheden te verrichten of materialen en dergelijke op de begraafplaats te vervoeren; d. spelen in welke vorm dan ook te bedrijven; e. op de grasperken te zitten of te liggen, de beplantingen te beschadigen of te bevuilen; f. op de zitbanken te liggen, te staan of deze op één of andere manier te beschadigen of te bevuilen; g. huisdieren onaangelijnd mee te nemen, aldaar te laten lopen of hun behoefte te laten doen; h. verwelkte bloemen, onkruid en dergelijke, anders dan in de daarvoor bestemde afvalbakken te deponeren; i. iets te doen of te laten, wat in strijd is met de eerbied die ter plaatse past.
Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Artikel 8 Over te leggen stukken
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 14, tweede lid.
Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven
Artikel 10 Indeling graven en asbezorging
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.
Artikel 12 Overschrijving van verleende rechten
Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Artikel 13 Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 14 Sluiting van graven
Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn verzoek met name heeft genoemd.
Artikel 16 Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 17 Verwijdering grafbedekking
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt door het college bekendgemaakt gedurende ten minste drie maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk drie maanden voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 17 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Artikel 18 Onderhoud door de rechthebbende
Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 19 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste drie maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk drie maanden voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.
De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Artikel 23 Intrekking oude regeling
De “Beheersverordening begraafplaats Schiermonnikoog 1992”, vastgesteld op 11 februari 1992, wordt ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Beheersverordening begraafplaats Schiermonnikoog 1992” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 11 september 2007.
, voorzitter (L.K. Swart).
, griffier (S.T. van der Zwaag).
De “Beheersverordening begraafplaats gemeente Schiermonnikoog 1992” is herzien naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur. De verordening en de toelichting daarop zijn aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur, de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie, die betrekking hebben op de begraafplaats.
De verordening is opgezet aan de hand van de modelverordening van de VNG en aangepast aan de situatie op Schiermonnikoog. Dat betekent onder andere, dat de bepalingen over algemene graven en aparte gedeelten van gemeentelijke begraafplaats voor kerkgenootschappen zijn weggelaten, omdat deze op Schiermonnikoog niet voorkomen.
2. De verordenende bevoegdheid
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht.
De bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet zijn geconcentreerd bij het college en de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad zijn versterkt.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaats berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
De verordening bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaats. Dit hoofdstuk schenkt aandacht aan enkele van deze regels.
3.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving
De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaats en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is geprobeerd overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats is aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.
De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals het onderhouden wegen straten e.d. De verschillende aspecten van de begraafplaats vragen in bestuurlijk opzicht echter om een speciale aanpak.
De waarde die aan de begraafplaats wordt toegekend maakt het voorts nodig dat er een inventarisatie wordt samengesteld van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. De verordening voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft dus uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst.
Op de begraafplaats moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kan hij van de begraafplaats verwijderen.
Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Die verlenging zal dan een periode moeten omvatten die de op dat moment nog resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.
3.5 Overboeking van een eigen graf
Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college.
Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.
Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbenden wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden.
Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.
3.6 Voorschriften grafbedekking
Het aanzien van begraafplaats kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Tevens dient rekening te worden gehouden met de (cultuur)historische waarde van de bestaande begraafplaats of de daarop voorkomende grafbedekkingen. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen dat elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De door het college vast te stellen nadere regels voor de grafbedekking zullen hier nader invulling aan moeten geven. De verordening beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:
Als de rechthebbende geen grafbedekking aanbrengt zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.
De rechthebbenden op eigen graven zijn verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaanden aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.
Voor een eigen graf en een eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden 'voor zover van belang' zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnennis.
Het derde lid van dit artikel houdt verband met de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.
Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).
De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden op te kunnen treden tegen ongewenste activiteiten. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het negende lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig.
Het doel van dit artikel is plechtigheden ordelijk te laten verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatsvinden, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en de van toepassing zijnde APV-bepalingen.
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. Het is daarom nodig dat er een wettelijk voorschrift is om de toegang van derden hierbij te weren.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.
De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats.
Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.
De wet eist dat er een verlof tot begraven of bezorging van as aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (tweede lid).
De wettelijke minimum grafrusttermijn (derde lid) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.
De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaats op zon- en feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de verordening is de mogelijkheid opgenomen om de begraafplaats in deze gevallen hiervoor op zondag open te stellen.
Een bijzonder geval kan zich verder voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Het eerste lid van artikel 11 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder de toelichtingen op de artikelen 17 en 19. De bepaling in de verordening is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mee te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.
Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.
Het vierde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 12, eerste en tweede lid).
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.
Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid geeft aan dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.
Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het eigen graf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de nadere regels van het college. De vergunningseis geldt voor het gedenkteken.
In de dagelijkse praktijk kunnen er moeilijkheden ontstaan over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen, mede omdat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.
De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste drie maanden van tevoren gedaan. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 11, tweede lid, met de toelichting en artikel 19, eerste lid).
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 12, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens drie maanden.
De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat de rechthebbenden op eigen graven verplicht zijn de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de gemeente (eigenaar van de begraafplaats) als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan aan de rechthebbenden op eigen graven. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 19.
Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 20). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 19, derde lid, van de verordening.
Die andere bestemming is zo ruim mogelijk omschreven. Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingkistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.
De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.
Het kan voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving, materiaalgebruik en daarop toegepaste tekens en motieven en/of bijzondere kentekenen. Er dient voor te worden gewaakt dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen.
De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Op basis van artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor wordt aangewezen.
De verordening begraafplaats is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente dit besluit moet meedelen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente ligt (artikel 143 Gemeentewet).
In artikel 24 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
In de citeertitel is een jaartal opgenomen om deze verordening te onderscheiden van de voorgaande.