Organisatie | Dongeradeel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting opwaardering Keppelstraat en omgeving te Dokkum |
Citeertitel | Verordening baatbelasting opwaardering Keppelstraat en omgeving |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 222, Bekostigingsbesluit opwaardering Keppelstraat en omgeving te Dokkum
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2007 | nieuwe regeling | 28-06-2007 Nieuwe Dockumer Courant, 11 juli 2007 | 54/'07 |
De raad der gemeente Dongeradeel
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007, no. 54/'07;
gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit opwaardering Keppelstraat en omgeving te Dokkum, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juli 2005;
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING OPWAARDERING KEPPELSTRAAT EN OMGEVING TE DOKKUM
Onder de naam “Baatbelasting opwaardering Keppelstraat en omgeving te Dokkum” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2006 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De maatstaf van de heffing is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zoals deze is vastgesteld voor de heffing van de onroerende zaakbelastingen, bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2004;
indien een onroerende zaak in de heffing wordt betrokken, waarvan de waarde in het economische verkeer niet is vastgesteld voor de heffing van de onroerende zaakbelastingen, dient deze alsnog te worden bepaald op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid. De waarde in het economische verkeer wordt dan bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat, waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen;
indien de waarde in de periode, gelegen tussen het tijdstip als bedoeld in het tweede lid en het tijdstip van gebaat zijn, als bedoeld in artikel 2, wijziging ondergaat als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, bestemmingsverandering of afbraak, is de waarde in afwijking van het eerste lid, de waarde die in aanmerking zou worden genomen indien de bouw, verbouwing, verbetering, bestemmingsverandering of afbraak zijn beslag had gekregen op het in het tweede lid bedoelde datum;
Indien in de periode gelegen tussen het tijdstip van gebaat zijn, genoemd in artikel 2, eerste lid, en de datum van ingang van de heffing, genoemd in artikel 11, tweede lid, het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde onroerende zaak
overgaat op een andere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, in afwijking van het eerste lid, het belastingbedrag voor op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken vastgesteld op de uitkomst van de formule: (A/B) x C waarin: A = de maatstaf van heffing voor de op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak, vastgesteld overeenkomstig artikel 4; B = de maatstaf van heffing voor de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak, vastgesteld overeenkomstig artikel 4; C = het belastingbedrag zoals dit ingevolge het eerste lid zou zijn voor de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak indien geen gedeeltelijke overdracht had plaatsgevonden.
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt de belastingschuld van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren over de na de overdracht bestaande onroerende zaken verdeeld op basis van de volgende formule: (A/B) x C waarin:
A = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de na de overdracht bestaande onroerende zaak; B = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak; C = de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later en de derde en laatste weer twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de leden 1,2, 3 en 4 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.