Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
De historie bij “Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen” is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan;
Voor het ontwerp van de Algemene plaatselijke verordening is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de modelverordening van de V.N.G.
In de tekst van de verordening is met een (z) aangegeven in welk artikel van de modelverordening wordt afgeweken dan wel een nadere invulling aan het model is gegeven.
Voor de algemene en artikelsgewijze toelichting van de verordening wordt verwezen naar de toelichting zoals behorend bij de V.N.G.-modelverordening. Een exemplaar daarvan bevindt zich op de afdeling Juridische zaken, Schade & Verzekeringen.
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (voorzover goedkeuring vereist) op 17 januari m1995, nr. WEB 95-310839
Gemeentewet, art. 149
Aanwijzing toezichthouder Team straattoezicht, in werking getreden op 28-11-2002
Aanwijzing toezichthouder veegauto, in werking gwetreden op 28-11-2002.
Besluit inzameling GFT-afval en restfractie, in werking getreden op 27-06-1998
Aanwijzingsbesluit o.g.v. artikel 2.4.8 Algemene Plaatselijke Verordening, in werking getreden op 24-06-2004
Aanwijzing hondenverbod- en uitrenplaatsen in Krommenie, in werking getreden op 2-10-2000
Aanwijzing hondenverbod- en uitrenplaatsen in Assendelft, in werking gwetreden op 10-04-2001
Aanwijzing hondenverbod- en uitrenplaatsen in Zaandam-Zuid, in werking getreden op 01-10-2003
Uitvoeringsbesluit aanwijzen hondenverbodsplaatsen en hondenuitrenplaatsen als bedoeld in artikel 2.4.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening in de wijken Zaandam-Rosmolenbuurt, Zaandam Kogerveld, Koog aan de Zaan (oud Koog) Zaandam-Kalf en Wormerveer, in werking getreden op 01-10-2003
Nadere regels ex. artikel 3.1.3. APV t.b.v. Prostitutiebedrijven, in werking getreden op 27-10-2000
Beleidskader plaatsing gedenktekens langs wegen in Zaanstad, in werking getreden op 27-04-2000
Aanwijzingsbesluit conform de artikelen 5.3.1.1 en volgende van de APV, in werking getreden op 27-04-2004
Collecten gemeente Zaanstad 2005, Uitvoeringsbesluit artikel 5.2.1 APV, in werking getreden op 26-08-2005
Gemeentebeleid ontheffingverlening artikel 5.1.5, lid 1 onder A van de Algemene Plaatselijke Verordening, in werking getreden op 02-01-2007
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2006 | 12-04-2010 | artikelen 5.1.1, 5.1.12, 5.1.17 | 06-04-2006 Gemeenteblad 2006 nr. 35, dd. 10-04-2006 | raadsvoorstel 2006 nr. 42 | |
13-10-2005 | artikelen 2.3.1.2, 2.4.2, | 06-10-2005 Gemeenteblad 2005 nr. 45, dd. 12-10-2005 | raadsvoorstel 2005 nr. 77 | ||
28-04-2004 | intrekken H4 afdeling 2 Afvalstoffen | 22-04-2004 Gemeenteblad 2004 nr. 17, dd. 27-04-2004 | raadsvoorstel 2004 nr. 45 | ||
04-02-2004 | artikelen 5.3.1.2, 5.3.1.2a, 5.3.1.3, 5.3.1.4, 5.3.3.1, 5.3.3.2, 5.3.3.3, 5.3.3.4, 5.3.3.5, 6.2 | 18-12-2003 Gemeenteblad 2003 nr. 44, dd. 22-12-2003 | raadsvoorstel 2003 nr. 59 | ||
27-10-2003 | artikelen 2.2.1, 2.3.1.1,2.3.1.2, 2.6.1, 2.6.2, 2.6.3, 4.1.5, 4.1.7, 5.5.1 | 09-10-2003 Gemeenteblad 2003, nr. 29, dd. 14 oktober 2003 | raadsvoorstel 2003 nr. 63 | ||
01-01-1995 | nieuwe regeling | 15-12-1994 Huis aan huisblad de Zaankanter 31-12-1994 | raadsvoorstel 2003, nrs 336, 372, 382 en 392 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden (z)
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen (z)
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 72 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn (z)
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 72 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het is verboden op, aan, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement van toepassing zijn of voorzover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of terras als bedoeld in artikel 2.3.1.2, vijfde lid, waarvoor vergunning is verleend.
Paragraaf 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen (z)
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf (z)
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf, dan wel indien de veiligheid en openbare gezondheid van de bezoekers van die inrichting, gelet op de wijze waarop die inrichting zal worden geëxploiteerd, in gevaar gebracht kan worden en daar redelijkerwijze niet in kan worden voorzien door het stellen van voorschriften en/of beperkingen.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf, alsmede met het levensgedrag van de houder.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voorzover deze zich op de weg bevinden tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden, tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd orgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Artikel 2.3.1.9 Beperking verstrekking sterke drank (z)
Het is verboden tegen vergoeding sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting, waarin onderwijs wordt gegeven, in een inrichting die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen dan wel bij jeugdorganisaties of -instellingen, in inrichtingen die als buurthuis fungeren, alsmede in alle met deze inrichtingen vergelijkbare inrichtingen.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 en 6.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden (z)
De eigenaar of houder van of degene, die het toezicht heeft over een hond is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar, belast met de zorg voor de naleving van het in deze afdeling bepaalde, aan te tonen dat hij bij het uitlaten van die hond (een) hulpmiddel(len) bij zich heeft, bestemd om uitwerpselen te kunnen verwijderen.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling (z)
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen (z)
Artikel 2.5.3 Overige voorschriften (z)
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit, stand- of ligplaats door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s), in ieder geval binnen 7 dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres en eveneens van het adres of adressen van een, ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde, lokaliteit, stand -of ligplaats;
bij verwerving van een goed dit goed onverwijld te voorzien van een nummer, voorzover dit met het oog op de aard van het goed redelijkerwijs mogelijk is, overeenkomende met het volgnummer waaronder dat goed in het inkoopregister, als bedoeld in artikel 2 van de algemene maatregel van bestuur van 6 januari 1992, is aangetekend;
in de lokaliteit, in het voer- of vaartuig waar de onderneming is gevestigd het verkoopregister of het buiten gebruik gestelde register gedurende ten minste drie jaren na de onder h bedoelde aftekening, of zo veel langer als er goederen in zijn vermeld die nog niet zijn overgedragen, aanwezig te hebben.
Artikel 2.5.4 Vervreemding van verworven goederen (z)
Het is de handelaar verboden enig door hem verworven goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of gedurende de eerste veertien dagen dat het onder zijn berusting is, daaraan enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.5.5 Overdragen en verwerven te water (z)
Het bepaalde in de artikelen 2.5.2 en 2.5.3 geldt niet voorzover de handelaar de handel te water uitoefent in de zin van het Besluit toezicht handel te water.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerkvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding (z)
De burgemeester kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 154a van de Gemeentewet, besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven:
Afdeling 9 Preventief fouilleren
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden (z)
De burgemeester kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die/dat voor ten minste vier weken door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning, bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen (z)
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (z)
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten (z)
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Geluidhinder in het algemeen (z)
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 7 van de Grondwet, de artikelen 9 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de artikelen 18 en 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet, voorzover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de Wet openbare manifestaties of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Afdeling 3 Destructiemateriaal (z)
Artikel 4.3.2 Verzamelplaatsen (z)
Het college wijst één of meer verzamelplaatsen aan, waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.
Artikel 4.3.3 Afgifte destructiemateriaal (z)
De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de naastgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan.
Afdeling 4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen (z)
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties of houders van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5.
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voorzover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 4.4.4a Ongeadresseerde reclame (z)
Het is verboden ongeadresseerde reclame te bezorgen of te doen bezorgen bij een bewoner of een gebruiker van een gebouw, een woonschip of en woonwagen, indien deze overeenkomstig door het college vast te stellen regels schriftelijk kenbaar maakt die reclame niet te willen.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.4.7 Verbod op het doorzoeken van ter inzameling gereedstaande afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.5.3a Weigeringsgronden (z)
De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:
Artikel 4.5.3b Beslistermijnen (z)
In afwijking van artikel 1.2 kan de aanvraag om een vergunning worden aangehouden indien deze aanvraag verband houdt met de realisatie van een bouwplan of enig ander werk en voor dit bouwplan of werk nog geen vergunning is verleend.
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.5 of artikel 4.5.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte en andere ziekten (z)
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Onverminderd het in de leden 1 en 2 van dit artikel bepaalde, het bepaalde bij of krachtens de Plantenziektenwet en het bepaalde in artikel 4.5.6 kan aan degene die krachtens zakelijk of persoonlijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is te beschikken over een houtopstand, waarop artikel 4.5.2 van toepassing is en welke houtopstand door het college is aangewezen als ziek en naar hun oordeel gevaar oplevert voor de verspreiding van die ziekte, door het college de verplichting worden opgelegd die houtopstand te vellen of op een andere door het college te bepalen wijze te behandelen, een en ander overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te bepalen termijn.
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
Artikel 4.7.1.a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen (z)
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden dierlijke meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zaterdag, zondag en op de volgende feest- en gedenkdagen: nieuwjaarsdag, de eerste en tweede paasdag, de eerste en tweede pinksterdag, hemelvaartsdag, de eerste en tweede kerstdag en de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd.
Artikel 4.7.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d. (z)
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak binnen de bebouwde kom, alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het college deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:
opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan.een onroerende zaak;
opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college en het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen en beheersbepalingen betreffende het parkeren en vergunningverlening (z)
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen (z)
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig, waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen: uitstallingen op de weg (z)
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien verlening van de ontheffing ertoe zou leiden dat binnen een straal van 250 meter méér dan 5 standplaatsen zouden zijn gelegen, met dien verstande dat deze weigeringsgrond niet gehanteerd mag worden indien en voorzover de aanvrage is beperkt tot de dagen waarop een van die 5 standplaatsen niet wordt ingenomen.
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een. Wet milieubeheerplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 5.3.1.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (z)
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5.3.1.3 Aanwijzingen ligplaats (z)
Onverminderd het krachtens het eerste lid van artikel 5.3.1.2 en het krachtens artikel 5.3.1.2a bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.1.4 Verbod innemen ligplaats (z)
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.1.2, 5.3.1.2a en 5.3.1.3 bepaalde.
Artikel 5.3.1.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.1.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen met betrekking tot scheepvaart en havens (z)
Artikel 5.3.2.1 Werkingssfeer (z)
Het in deze paragraaf bepaalde is, met uitzondering van artikel 5.3.2.2, niet van toepassing op het Noordzeekanaal, alsmede in die gevallen waarin het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening van toepassing is.
Artikel 5.3.2.2 Het nakomen van bevelen bij (dreigende) ordeverstoring (z)
De schipper of andere gebruiker van een vaartuig aan wie bij ordeverstoring of dreigende ordeverstoring op openbaar water door een politieambtenaar het bevel gegeven wordt zijn vaartuig te verwijderen, is verplicht aan dit bevel onmiddellijk te voldoen en wel langs de weg of in de richting door die politieambtenaar aangewezen.
Artikel 5.3.2.3 Rondvaart- en verhuurbedrijf (z)
Het is verboden zonder vergunning van het college:
Onverminderd het bepaalde in de Verenwet ten aanzien van overzetveren is het zonder vergunning van het college verboden een al dan niet openbaar middel tot vervoer van personen te water, bestemd om de geregelde verbinding tussen bepaalde punten binnen de gemeente te onderhouden, in werking te brengen of te houden.
Artikel 5.3.2.5 Het besturen van vaartuigen onder invloed van alcoholhoudende dranken en/of andere stoffen (z)
Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden dit te besturen of te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de vaardigheid in het besturen kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
Artikel 5.3.2.6 Het gebruiken van vaartuigen als opslagplaats of bedrijfsruimte (z)
Het is verboden zonder ontheffing van het college een in openbaar water liggend vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte of voor handelsdoeleinden te gebruiken.
Het is, behalve aan de daarvoor door het college aangewezen personen, verboden zonder vergunning van het college in openbaar water te baggeren of naar levenloze voorwerpen te vissen of te zoeken.
Artikel 5.3.2.10 Toegang tot openbare trappen en steigers (z)
Het is zonder ontheffing van het college verboden de toegang tot de in of aan de kademuren of andere oevers gebouwde openbare trappen of steigers te belemmeren of daarvan gebruik te maken, anders dan voor het in- of ontschepen van personen en voor langere tijd dan hiervoor nodig is.
Artikel 5.3.2.11 Bijzondere verplichtingen voor gezagvoerders van zeevaartuigen (z)
De gezagvoerder van een zeevaartuig is verplicht ten minste 24 uur voordat hij met een dergelijk vaartuig hetzij ligplaats zal gaan innemen hetzij zal gaan vertrekken aan het college en, desverlangd, aan de ambtenaren genoemd in artikel 6.2, opgave te verstrekken van de door het college vastgestelde gegevens.
Paragraaf 3 Bijzondere bepalingen met betrekking tot woonschepen (z)
Artikel 5.3.3.3 Veiligheids- en inrichtingseisen (z)
In het kader van de veiligheid, de gezondheid en het milieu dient het woonvaartuig te voldoen aan de navolgende eisen:
een woonschip, waarvan het drijvende deel bestaat uit een stalen casco, dient tenminste eenmaal per zeven jaren bij een scheepswerf op het droge gezet te worden voor inspectie en onderhoud, terwijl van de inspectie en het onderhoud een rapport opgemaakt dient te worden waarvan binnen 14 dagen na de inspectie en het onderhoud een kopie aan door het college aangewezen ambtenaren moet worden afgegeven:
Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid 1 onder f. indien er wat brandveiligheid betreft wordt voorzien in tenminste één van de volgende twee oplossingen:
het woonschip is voorzien van een sprinklerinstallatie die is uitgevoerd conform het gestelde in Bijlage A en het programma van eisen, beide deel uit makend van hoofdstuk 6 van het boekwerk ‘Brandbeveiligingsinstallaties’ van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), eerste druk september 2002.
Bij het verlenen van de ontheffing wordt rekening gehouden met de minimale afstand opgenomen in het ter plaatse van de ligplaats geldend bestemmingsplan.
De beoordeling van een rapport als bedoeld in lid 3wordt opgedragen aan de regionale brandweer Zaanstreek-Waterland. Het college verleent de in lid 2 bedoelde ontheffing pas nadat de regionale brandweer Zaanstreek-Waterland tot het oordeel is gekomen dat er wordt voorzien in gelijkwaardige oplossing.
Paragraaf 4 Ontvangstvoorzieningen voor olie van zeevaartuigen (z)
Artikel 5.3.4.1 Begripsomschrijvingen (z)
Artikel 5.3.4.2 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen (z)
Voor aanwijzing komen in aanmerking:
bedrijven met los- en laadplaatsen en bedrijven met scheepsreparatiewerven in de gemeente die een ontvangstvoorziening voor olie hebben of moeten hebben en in het bezit zijn van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor de inname van olie, met dien verstande dat de aanwijzing uitsluitend zal gelden voor olie van díe zeevaartuigen die van de betreffende los- en laadplaatsen of scheepsreparatiewerven gebruik maken;
bedrijven, niet beschikkende over een vaste inrichting zoals bedoeld onder b, die wel in het bezit zijn van een voor het inzamelen en afleveren geldende vergunning op grond van de Wet milieubeheer en die ingevolge de hem verleende vergunning of krachtens overeenkomst verplicht zijn tot aflevering van olie aan een bedrijf zoals bedoeld onder b.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd verkeer en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden (z)
Het is verboden voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Behoudens het bepaalde in de Wet economische delicten wordt overtreding van de artikelen van deze verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.2 Toezichthouders (z)
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de politieambtenaren van de Regiopolitie Zaanstreek-Waterland, voor zover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat een deel van de gemeente Zaanstad omvat, voorts, de ambtenaren van het team Straattoezicht van de afdeling Handhaving van de dienst Wijken, de ambtenaren van de afdeling Havens en Vaarwegen van de dienst Wijken en de ambtenaren van de afdeling Belastingen & Burgerzaken van de dienst Publiek, ieder voorzover het zaken betreft welke aan zijn toezicht zijn toevertrouwd.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4 Inwerkingtreding (z)
Het college kan bepalen dat door hen aan te wijzen artikelen casu quo gedeelten van deze verordening op andere tijdstippen dan het in lid 1 genoemde tijdstip, mits gelegen na de bekendmaking, in werking treden. Voorzover de in lid 2 genoemde verordeningen onderwerpen betreffen die geregeld worden in de aangewezen artikelen casu quo gedeelten houden die verordeningen in zoverre op te gelden op die andere tijdstippen.
Artikel 6.5 Overgangsbepaling (z)
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig bezwaarschrift betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking, bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordeningen genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de nadere regels en aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in de onderhavige verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.