Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Regeling HR-cyclus

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling HR-cyclus
CiteertitelRegeling HR-cyclus
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ingetrokken door het besluit van het college van burgemeester en wethouders zoals dit bekendgemaakt is in Gemeenteblad 2018, 23025.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Uitwerkingsovereenkomst (UWO), art 15:1:15, lid 2 en art. 17:1:1, lid 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-200901-01-2018Nieuwe regeling

15-12-2009

Intranet 22-12-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

REGELING HR CYCLUS

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

gelet op het bepaalde in artikel 15:1:15, tweede lid en artikel 17:1:1, eerste lid van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

gezien de door de ondernemingsraad bij brief verleende instemming

BESLUITEN

vast te stellen de volgende regeling:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Ambtenaar: Hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan.

  • b.

    Beoordeling: Het oordeel dat de leidinggevende opstelt over het functioneren van de ambtenaar, met betrekking tot de vastgestelde beoordelingsperiode.

  • c.

    Beoordelingsgesprek: Het jaarlijks terugkerend gesprek, waarin de leidinggevende de beoordeling bespreekt met de ambtenaar.

  • d.

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder.

  • e.

    Competentie: Het geheel van kennis, vaardigheden en gedrags-kenmerken, benodigd voor de uitvoering van de aan een ambtenaar opgedragen taken binnen de toegewezen rompfunctie.

  • f.

    Digitaal beoordelingssysteem: Het digitale systeem waarin de uitkomsten van de gesprekken in het kader van de HR-cyclus worden vastgelegd

  • g.

    Human Resources (HR) cyclus: Jaarlijkse gesprekscyclus waarin de leidinggevende en de ambtenaar afspraken maken over de te behalen resultaten, de voor functie benodigde competenties en de persoonlijke ontwikkeling van de ambtenaar.

  • h.

    Informatieverstrekker: Een persoon die een functionele werkrelatie met de ambtenaar heeft en informatie kan verstrekken aan de beoordelaar over het functioneren van de ambtenaar.

  • i.

    Leidinggevende: Degene die de gesprekken van de HR-cyclus voert en onder wiens (gedelegeerde) verantwoordelijkheid de ambtenaar zijn werkzaamheden verricht, te weten: de directie, de eenheidsmanager, het afdelingshoofd, de clustermanager of de opzichter.

  • j.

    Naasthogere leidinggevende:De leidinggevende van de betrokken leidinggevende

  • k.

    Persoonlijk Jaarplan (PJP):Een overzicht van de gemaakte resultaat- en competentieafspraken uit het plangesprek, gericht op de functie. Dit wordt vastgelegd in het digitale beoordelingssysteem.

  • l.

    Persoonlijk Ontwikkelplan (POP):Een overzicht van de (langere termijn) ontwikkelwensen van de ambtenaar. Dit wordt vastgelegd in het digitale beoordelingssysteem.

  • m.

    Plangesprek: Het jaarlijks terugkerend gesprek tussen de leidinggevende en de ambtenaar, waarin afspraken worden gemaakt over de door de ambtenaar te behalen resultaten en te ontwikkelen competenties, alsmede over zijn of haar loopbaanperspectief en ambities voor de komende drie jaar, de door hem of haar te volgen opleidingsactiviteiten en over de bekostiging van die activiteiten voor een nader te bepalen periode.

  • n.

    Resultaatafspraak: Een te behalen werkresultaat. Dit kwantitatieve en kwalitatieve werkresultaat is een afgeleide van de doelstellingen van het cluster en/of eenheid of de uitkomst van het beoordelingsgesprek.

  • o.

    Rompfunctie: Een typering van een functie op hoofdlijnen, met name gericht op de functieopbouw binnen de organisatie, los van eigensoortige taken binnen specifieke eenheden, clusters of afdelingen.

  • p.

    Voortgangsgesprek: Het jaarlijks terugkerend tweezijdig gesprek tussen de leidinggevende en een ambtenaar over het functioneren van de ambtenaar, uitgaande van de in het persoonlijk Jaarplan en het Persoonlijk Ontwikkelplan vastgelegde afspraken ten aanzien van te realiseren resultaten, competenties en ontwikkelacties.

Artikel 2. Doelstelling

De Human Resources (HR) cyclus, die in deze regeling is vastgelegd, heeft tot doel de organisatiedoelen en die van de ambtenaren op elkaar af te stemmen en de ontwikkeling en ambities van de individuele ambtenaren te ondersteunen en te bevorderen. Dit gebeurt middels een aantal jaarlijks te voeren gesprekken waarin afspraken worden gemaakt over werkresultaten, competenties en ontwikkeling.

Artikel 3. Vastlegging en ondertekening van de gesprekken

Nadat een gesprek is gevoerd, vindt verslaglegging plaats in het daarvoor beschikbare geautomatiseerde systeem. Zowel de leidinggevende als ook de ambtenaar (als hij/zij daarvoor geautoriseerd is), kunnen de gegevens bewerken.

Ondertekening gebeurt digitaal, zowel door de ambtenaar als door de direct leidinggevende.

Artikel 4. Bevoegdheid tot het vaststellen van beoordelingen

Het college mandateert zijn bevoegdheid tot het vaststellen van de beoordelingen

aan de clustermanager voor wat betreft de beoordelingen onder het niveau van de directie.

Bij een meningsverschil tussen de leidinggevende en de ambtenaar over de beoordeling, wordt de beoordeling door de naasthoger leidinggevende vastgesteld.

Artikel 5. Bewaring van de gespreksformulieren

De getekende verslaglegging van de gevoerde gesprekken in het kader van de HR-cyclus wordt gedurende vijf jaar bewaard in het digitale beoordelingssysteem. Indien het functioneren van een ambtenaar daar aanleiding toegeeft, kunnen formulieren langer worden bewaard. De betreffende ambtenaar wordt daarvan op de hoogte gesteld. Inzage in de stukken is uitsluitend toegestaan aan de ambtenaar, de leidinggevende, de naasthogere leidinggevende, de directie, het college en de ambtenaren die uit hoofde van hun functie geautoriseerd zijn.

Hoofdstuk 2. Het Plangesprek

Artikel 6. Plangesprek

  • 1.

    De plangesprekken vinden in januari en februari plaats.

  • 2.

    Indien een ambtenaar gedurende het jaar structureel belast wordt met andere werkzaamheden in dezelfde romp of in een andere rompfunctie wordt geplaatst, wordt het opgestelde Persoonlijk Jaarplan en het Persoonlijk Ontwikkelplan binnen een maand na de betreffende wijzigingen aangepast.

  • 3.

    Met de ambtenaar die gedurende het jaar (voor 1 oktober) in dienst treedt, wordt binnen een termijn van twee maanden na indiensttreding een plangesprek gehouden.

  • 4.

    Met de ambtenaar die na 1 oktober in dienst treedt, wordt in januari van het daaropvolgende jaar een plangesprek gehouden.

  • 5.

    De leidinggevende en de ambtenaar bepalen samen een datum voor het plangesprek en bereiden zich goed voor. De datum wordt minimaal twee weken van tevoren gepland.

  • 6.

    Het plangesprek is een tweezijdig gesprek.

Artikel 7. Persoonlijk Jaarplan

  • 1.

    Met elke ambtenaar wordt jaarlijks naar aanleiding van het plangesprek een Persoonlijk Jaarplan opgesteld over:

    • a.

      de door hem of haar te realiseren werkresultaten;

    • b.

      de door hem of haar te ontwikkelen competenties;

    • c.

      de wijze van ondersteuning door de leidinggevende.

  • 2.

    Het Persoonlijk Jaarplan vormt de basis voor het te voeren voortgangsgesprek en de beoordeling, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 respectievelijk hoofdstuk 4 van deze regeling.

  • 3.

    De door de ambtenaar te realiseren werkresultaten worden SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd en de te ontwikkelen competenties worden in termen van zichtbaar gedrag geformuleerd.

  • 4.

    De leidinggevende draagt zorg voor de vastlegging van het Persoonlijk Jaarplan.

  • 5.

    Uiterlijk vier weken na het plangesprek wordt het Persoonlijk Jaarplan door zowel de ambtenaar als de leidinggevende digitaal ondertekend. Voor buitendienstmedewerkers zal verslaglegging digitaal plaatsvinden, maar de verslaglegging wordt fysiek ondertekend door de leidinggevende en de ambtenaar.

  • 6.

    Direct na ondertekening van het Persoonlijk Jaarplan kan de ambtenaar de verslaglegging inzien in het digitale beoordelingssysteem. De ambtenaar ontvangt daartoe een wachtwoord.

  • 7.

    De gespreksformulieren zijn digitaal beschikbaar en kunnen zowel door de leidinggevende als de betreffende ambtenaar worden ingevuld en ondertekend.

  • 8.

    De leidinggevende en de ambtenaar zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering en het bewaken van de afspraken.

Artikel 8. Persoonlijk Ontwikkelplan

  • 1.

    Elke ambtenaar heeft de mogelijkheid om jaarlijks naar aanleiding van het plangesprek een Persoonlijk Ontwikkelplan op te stellen over zijn of haar ambities en loopbaanperspectief voor de komende drie jaar en de daarbij te ondernemen acties.

  • 2.

    Het Persoonlijk Ontwikkelplan wordt besproken in het voortgangsgesprek, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van deze regeling.

  • 3.

    De leidinggevende en de ambtenaar bepalen samen wie zorg draagt voor de verslaglegging van het Persoonlijk Ontwikkelplan.

  • 4.

    Uiterlijk vier weken na het plangesprek wordt het Persoonlijk Ontwikkelplan door zowel de ambtenaar als de leidinggevende (digitaal) ondertekend. Voor buitendienstmedewerkers zal verslaglegging digitaal plaatsvinden, maar de verslaglegging wordt fysiek ondertekend door de leidinggevende en de ambtenaar.

  • 5.

    Direct na ondertekening van het Persoonlijk Ontwikkelplan kan de ambtenaar de verslaglegging inzien in het digitale beoordelingssysteem.

  • 6.

    De leidinggevende en de ambtenaar zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering en de bewaking van de afspraken.

Hoofdstuk 3. Het voortgangsgesprek

Artikel 9. Voortgangsgesprek

  • 1.

    Het voortgangsgesprek wordt minimaal één keer per jaar gehouden in de periode van mei tot en met augustus. Hiervan kan in onderling overleg tussen de leidinggevende en de ambtenaar worden afgeweken.

  • 2.

    De leidinggevende en de ambtenaar bepalen samen een datum voor het voortgangsgesprek en bereiden zich goed voor. De datum wordt minimaal een week van tevoren gepland.

  • 3.

    In het voortgangsgesprek worden de navolgende punten in ieder geval besproken en digitaal vastgelegd:

    • a.

      de evaluatie van de voortgang, die de ambtenaar heeft geboekt met betrekking tot te realiseren resultaten, de te ontwikkelen competenties en de ontwikkelacties uit het Persoonlijk Jaarplan en het Persoonlijk Ontwikkelplan.

    • b.

      den eventuele bijstelling van de afspraken met betrekking tot de te realiseren resultaten, competenties en ontwikkelacties.

    • c.

      eventuele nieuwe afspraken om het functioneren te bevorderen.

    • d.

      eventuele afspraken over arbeidsgerelateerde onderwerpen zoals arbeidsomstandigheden en ondersteuning.

  • 4.

    Het voortgangsgesprek is een tweezijdig gesprek. Het is zowel de ambtenaar als de leidinggevende vrij om opmerkingen te plaatsen over zaken, die van belang worden geacht voor het functioneren van de ambtenaar en de leidinggevende.

Artikel 10. Vastlegging voortgangsgesprek

  • 1.

    Afspraken die tijdens het voortgangsgesprek worden gemaakt, worden vastgelegd in het digitale beoordelingssysteem.

  • 2.

    De leidinggevende is verantwoordelijk voor de verslaglegging.

  • 3.

    Binnen uiterlijk vier weken na het gesprek worden de gemaakte afspraken digitaal vastgelegd in het digitale beoordelingssysteem en aan de medewerker ter beschikking gesteld.

  • 4.

    De leidinggevende en de ambtenaar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering en bewaking van de afspraken.

Hoofdstuk 4. Beoordeling

Artikel 11. Algemeen
  • 1.

    Het functioneren van de ambtenaar wordt tenminste één keer per jaar beoordeeld bij voorkeur in de maanden november en december. Indien dit door omstandigheden niet mogelijk is, dan wordt de beoordeling zo spoedig mogelijk na afloop van de beoordelingsperiode (zie lid 2) opgesteld.

  • 2.

    Een beoordelingsperiode (de termijn waarover een beoordeling plaatsvindt) beslaat in principe één jaar. Hiervan kan na overleg met de ambtenaar worden afgeweken, bijvoorbeeld na indiensttreding, wijziging van de functie of langdurige ziekte van de ambtenaar.

Artikel 12. Opstellen van de beoordeling

  • 1.

    De leidinggevende beoordeelt het functioneren van de ambtenaar aan de hand van het voor de ambtenaar vastgestelde Persoonlijk Jaarplan en voortgangsverslag(en). Daarbij worden ook eventuele andere afspraken in acht genomen die tussen ambtenaar en de leidinggevende zijn gemaakt gedurende de beoordelingsperiode.

  • 2.

    De leidinggevende stelt een beoordeling op.

  • 3.

    De leidinggevende gaat daarbij uit van zijn eigen ervaringen en maakt zo mogelijk gebruik van de ervaringen van door hem of haar aan te wijzen informatiever-strekkers.

  • 4.

    Op het beoordelingsformulier wordt aangegeven van welke informatieverstrekkers informatie is ingewonnen.

Artikel 13. Beoordelingsgesprek

  • 1.

    In onderling overleg stellen de leidinggevende en de ambtenaar een datum vast voor een beoordelingsgesprek.

  • 2.

    Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de leidinggevende en de ambtenaar.

  • 3.

    Het beoordelingsgesprek is een eenzijdig gesprek. De leidinggevende licht in het gesprek zijn of haar voorlopige beoordeling toe.

  • 4.

    De ambtenaar krijgt in het beoordelingsgesprek de gelegenheid om zijn of haar visie op het functioneren tijdens de beoordelingsperiode kenbaar te maken.

  • 5.

    Indien de ambtenaar van mening is dat essentiële informatie betrokken kan worden van een informatieverstrekker, die nog niet ingeschakeld is door de eerste beoordelaar, dan kan hij of zij dat in het beoordelingsgesprek aangeven. De leidinggevende zal dan alsnog informatie inwinnen van deze informatieverstrekker. Deze informatie zal meegenomen worden bij het opstellen van de definitieve beoordeling.

  • 6.

    De ambtenaar kan in het beoordelingsgesprek aangeven dat hij of zij in het beoordelingsverslag zijn/haar visie wil aangeven.

Artikel 14. Definitieve beoordeling

  • 1.

    Naar aanleiding van het beoordelingsgesprek stelt de leidinggevende een definitieve beoordeling op. Hij of zij gebruikt daarbij het beoordelingsformulier.

  • 2.

    Indien de ambtenaar dit in het beoordelingsgesprek heeft aangegeven, kan hij of zij op het beoordelingsformulier zijn/haar visie plaatsen.

  • 3.

    De ambtenaar tekent de beoordeling digitaal of schriftelijk voor gezien en zijn of haar eventueel toegevoegde visie voor akkoord.

Artikel 15. Naasthogere leidinggevende

  • 1.

    Bij een meningsverschil tussen de ambtenaar en de leidinggevende over de beoordeling kan de ambtenaar binnen twee weken na het beoordelingsgesprek, als bedoeld in artikel 15, verzoeken om een beoordeling van de naasthogere leidinggevende.

  • 2.

    De naasthogere leidinggevende stelt, na informatie bij de ambtenaar te hebben ingewonnen, in overleg met de leidinggevende een nieuwe voorlopige beoordeling op.

  • 3.

    Op basis van deze nieuwe voorlopige beoordeling vindt opnieuw een beoordelingsgesprek plaats. Bij dit beoordelingsgesprek zijn de leidinggevende en de naasthogere leidinggevende aanwezig.

  • 4.

    De beoordeling wordt na het beoordelingsgesprek vastgesteld door de naasthogere leidinggevende.

  • 5.

    Op de beoordeling, als bedoeld in dit artikel, is artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Vangnet

  • 1.

    Bij een blijvend meningsverschil tussen de ambtenaar, de leidinggevende en de naasthogere leidinggevende kan de ambtenaar binnen twee weken na het tweede beoordelingsgesprek een beroep doen op het vangnet.

  • 2.

    Het vangnet bestaat uit de burgemeester of een eenheidsmanager van een andere eenheid dan waar de ambtenaar werkzaam is, een p&o-adviseur en een or-lid.

  • 3.

    Deze commissie zal hoor en wederhoor toepassen om tot een nieuwe voorlopige beoordeling te komen.

  • 4.

    Op de beoordeling, als bedoeld in dit artikel, is artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Vaststelling door het college

  • 1.

    De beoordeling door de vangnetcommissie wordt ter vaststelling voorgelegd aan het college.

  • 2.

    Het college stelt een beoordeling al dan niet gewijzigd vast.

  • 3.

    De ambtenaar ontvangt een afschrift van dit besluit. In het besluit wordt gewezen op de bezwaar- en beroepsmogelijkheden die de ambtenaar heeft.

  • 4.

    De ambtenaar die zich niet kan verenigen met een besluit als bedoeld in het tweede lid, kan op grond van de Awb een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als de 'Regeling HR-cyclus'.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 december 2009 onder gelijktijdige intrekking van de regeling personeelsbeoordeling 10 september 1996 en de regeling HR-cyclus van juni 2008 van van de gemeente Noordoostpolder.

Burgemeester en wethouders van Noordoostpolder.