Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening gemeente Soest 2005 |
Citeertitel | Referendumverordening gemeente Soest 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Referendum |
Geen
Artikel 149 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-06-2005 | Nieuwe regeling | 02-06-2005 Soester Courant 15-6-2005 | RV 05-35 (2005/9392) |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Begripsbepaling referendum: raadgevend correctief referendum.
In de in de verordening omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste het in het tweede lid bepaalde aantal kiesgerechtigden ten minste het in het derde lid bepaalde aantal kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar heeft gemaakt.
Voor een inleidend verzoek is vereist dat een verzoek wordt gedaan door in aantal minstens 0,7 procent van de kiesgerechtigden
Voor een definitief verzoek is vereist dat het inleidend verzoek ondersteund wordt door in aantal minstens 7 procent van de kiesgerechtigden.
De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en deze meerderheid ten minste dertig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen.
Hoofdstuk 2. Voorwerp van het referendum
Een referendum kan worden gehouden over:
een besluit van de gemeenteraad, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;
een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet;
een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de Gemeentewet;
een besluit van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 40, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Geen referendum kan worden gehouden over een besluit als bedoeld in het eerste lid, indien:
het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voor zover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
de gemeenteraad, bij het nemen van het besluit geen ruimte heeft voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;
het een algemeen verbindend voorschrift betreft dat onderdeel uitmaakt van een bestemmingsplan;
het besluit uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;
het besluit uitsluitend betrekking heeft op de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;
het besluit uitsluitend betrekking heeft op de gemeentelijke belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
het besluit uitsluitend betrekking heeft op het sluiten van civielrechtelijke overeenkomsten;
Die betrekking heeft over de4 vaststelling van de gemeentelijke begroting ne de rekening of wijziging daarvan.
Onder de voorschriften artikel 157, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 33, eerste lid, en 46, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn niet begrepen die betreffende het referendum.
Burgemeester en wethouders besluiten of over een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, gelet op artikel 4, een referendum kan worden gehouden. Dit besluit wordt tezamen met het besluit dat het betreft bekendgemaakt.
Een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, waarover een referendum kan worden gehouden, treedt in afwijking van artikel 142 van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van het besluit.
Indien voor een besluit als bedoeld in het tweede lid een tijdstip van inwerkingtreding is vastgesteld, vervalt deze vaststelling van rechtswege, wanneer een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over dat besluit onherroepelijk is toegelaten.
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat over het besluit geen referendum zal worden gehouden dan wel dat het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit dat aan het referendum is onderworpen, voorziet de gemeenteraad opnieuw in de inwerkingtreding. Het tijdstip van inwerkingtreding wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet.
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit, neemt de gemeenteraad, zo spoedig mogelijk een besluit dat uitsluitend strekt tot intrekking of tot inwerkingtreding van het besluit dat aan het referendum is onderworpen.
Indien een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, waarover een referendum kan worden gehouden, de goedkeuring van een ander bestuursorgaan behoeft, neemt dat bestuursorgaan het besluit niet in behandeling dan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat over het besluit geen referendum wordt gehouden, dan wel dat het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit dat aan het referendum is onderworpen.
Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet.
Burgemeester en wethouders besluiten of over een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, dat de goedkeuring van een ander bestuursorgaan behoeft, gelet op artikel 4, een referendum kan worden gehouden. De bekendmaking geschiedt tegelijkertijd met de bekendmaking bedoeld in het tweede lid.
Indien onherroepelijk vaststaat dat over het besluit geen referendum wordt gehouden dan wel dat het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit, vangt de in artikel 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn aan met ingang van de eerste dag nadat dit is bekendgemaakt.
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit, wordt het besluit geacht niet ter goedkeuring te zijn verzonden. De gemeenteraad neemt zo spoedig mogelijk een besluit dat uitsluitend strekt tot intrekking of tot verzending ter goedkeuring van het besluit dat aan het referendum is onderworpen.
Indien de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan de gemeenteraad, in afwijking van artikel 6, bij de vaststelling van het besluit en onder verwijzing in het besluit naar dit artikel bepalen dat het in werking treedt alvorens de in artikel 6, tweede lid, genoemde termijn is verstreken. Het besluit kan volgens de bepalingen van deze verordening na de inwerkingtreding aan een referendum worden onderworpen.
Indien over een besluit als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit neemt de gemeenteraad zo spoedig mogelijk een beslissing omtrent intrekking van het besluit dat aan het referendum is onderworpen.
Een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder d, waarover een referendum kan worden gehouden, treedt, zo nodig in afwijking van artikel 142 van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van het besluit.
Indien een besluit als bedoeld in het eerste lid de goedkeuring van een ander bestuursorgaan behoeft, is artikel 8 van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders stellen een regeling vast voor het doel, de reikwijdte en de werkwijze van een commissie van advies en toezicht; een referendumcommissie.
Burgemeester en wethouders stellen deze commissie in en benoemen en ontslaan haar leden.
De referendumcommissie wordt hiertoe bijgestaan door voldoende (ambtelijke) ondersteuning.
Hoofdstuk 3. De kiesgerechtigdheid
Kiesgerechtigd voor een gemeentelijk referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de datum van het besluit van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 57 lid 2 bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de gemeenteraad geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.
Hoofdstuk 4. Stemdistricten en stembureaus
De gemeente kan door burgemeester en wethouders in stemdistricten worden verdeeld.
Er is voor elk stemdistrict een stembureau.
Elk stembureau bestaat uit vier leden, van wie er één voorzitter is.
Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en voldoende plaatsvervangende leden.
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt op als het centraal stembureau voor het houden van referenda.
Bij besluit van het college van burgemeester en wethouderskunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
Hoofdstuk 5. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum
Paragraaf 1. De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum.
Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.
Binnen drie weken na een bekendmaking dat over een besluit een referendum kan worden gehouden, kan iedere kiesgerechtigde een verzoek tot het houden van een referendum indienen.
Het verzoek wordt ingediend door de verzoeker in persoon ter gemeentehuis.
De verzoeker ondertekent het verzoek ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit door overlegging van zijn identiteitsbewijs.
Burgemeester en wethouders kunnen naast het gemeentehuis andere plaatsen binnen de gemeente aanwijzen waar, ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon, verzoeken tot het houden van een referendum kunnen worden ingediend.
Voor het indienen van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld. Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het formulier een model vastgesteld.
Voor het indienen van het verzoek op andere plaatsen naast het gemeentehuis dient bij het indienen van het formulier een kopie overlegd te worden van een geldig identiteitsbewijs.
Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit indienen.
Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.
De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de verzoeker op het formulier de datum aan waarop het verzoek is ingediend.
Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of de verzoeker als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verzoek over hetzelfde besluit heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden.
Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in artikel 19 bedoelde termijn het geval was.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden gesteld inzake de indiening van verzoeken, de eisen waaraan een verzoek moet voldoen en de controle daarvan.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kan worden bepaald dat verzoeken tot het houden van een referendum in afwijking van artikel 20 op elektronische wijze kunnen worden ingediend.
Paragraaf 2. De telling en de controle van de ingediende verzoeken door het centraal stembureau.
Onmiddellijk nadat de termijn van drie weken, bedoeld in artikel 19, is verstreken, worden de formulieren met de ingediende verzoeken overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.
De voorzitter van het centraalstembureau stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, uiterlijk op de tweede dag na afloop van de termijn van drie weken, bedoeld in artikel 19, vast:
het aantal ongeldige verzoeken.
Ongeldig zijn de verzoeken die:
zijn ingediend door personen die daartoe ingevolge artikel 19 niet gerechtigd zijn;
niet zijn ingediend ter gemeentehuis of op een andere plaats als bedoeld in artikel 20, derde lid;
zijn ingediend voordat de termijn, bedoeld in artikel 19, is aangevangen;
zijn ingediend nadat de termijn, bedoeld in artikel 19, is verstreken;
niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 20, vierde lid, op het formulier moeten worden ingevuld;
niet door de verzoeker zijn ondertekend;
afkomstig zijn van verzoekers die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit hebben ingediend.
Indien de voorzitter besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend.
Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 27 zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige verzoeken en de formulieren met de ongeldige verzoeken in aparte pakken gedaan en verzegeld.
of het geldige of ongeldige verzoeken betreft;
een aanduiding van het referendum waarop de verzoeken betrekking hebben.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt.
Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter gemeentehuis. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het inleidend verzoek is beslist.
Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van de voorzitter van het centraal stembureau inzake de telling en de controle van de verzoeken tot het houden van een referendum.
Paragraaf 3. De beoordeling van het inleidend verzoek.
De voorzitter van het centraal stembureau beoordeelt het inleidend verzoek bij een referendum uiterlijk op de tweede dag na afloop van de termijn van drie weken, bedoeld in artikel 19, na beëindiging van de werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.
De voorzitter van het centraal stembureau beslist over de geschillen die ten aanzien van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige verzoeken rijzen.
Vervolgens besluit de voorzitter van het centraal stembureau of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
De voorzitter van het centraal stembureau besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan het vereiste aantal, bedoeld in artikel 2 tweede lid.
Voor de berekening van het vereiste aantal wordt uitgegaan van het volgens bij besluit van burgemeester en wethouders te stellen regels vastgestelde aantal kiesgerechtigden voor de laatstgehouden verkiezing van de gemeenteraad.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de gebruikelijke wijze. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.
De voorzitter van het centraal stembureau doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de gemeenteraad.
De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakketten met formulieren en de processen-verbaal.
Hij vernietigt deze pakken de processen-verbaal van de stembureaus nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Hoofdstuk 6. Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum
Paragraaf 1. Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
Binnen zes weken nadat het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek onherroepelijk is geworden, kan iedere kiesgerechtigde een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen.
De burgemeester brengt zo spoedig mogelijk ter openbare kennis de termijn waarbinnen en de plaatsen binnen de gemeente waar een ondersteuningsverklaring kan worden afgelegd.
Een ondersteuningsverklaring wordt afgelegd door de kiesgerechtigde in persoon, naar zijn keuze, ter gemeentehuis.
De kiesgerechtigde ondertekent de verklaring ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit door overlegging van zijn identiteitsbewijs.
Burgemeester en wethouders wijzen naast het gemeentehuis zoveel andere plaatsen binnen de gemeente aan waar ondersteuningsverklaringen ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon kunnen worden afgelegd, als met het oog op een redelijke bereikbaarheid daarvan voor de kiezers wenselijk is.
Voor het afleggen van de ondersteuningsverklaring wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld. Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het formulier een model vastgesteld.
Voor het indienen van het verzoek op andere plaatsen naast het gemeentehuis dient bij het indienen van het formulier een kopie overlegd te worden van een geldig identiteitsbewijs.
Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek afleggen.
Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.
De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de kiesgerechtigde op het formulier de datum aan waarop de ondersteuningsverklaring is afgelegd.
Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of degene die een ondersteuningsverklaring heeft afgelegd, als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden.
Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid van artikel 39 bedoelde termijn het geval was.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden gesteld inzake het afleggen van ondersteuningsverklaringen, de eisen waaraan een ondersteuningsverklaring moet voldoen en de controle daarvan.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kan worden bepaald dat ondersteuningsverklaringen in afwijking van artikel 39 op elektronische wijze kunnen worden afgelegd.
Paragraaf 2. De telling en de controle van de ondersteuningsverklaringen door het centraal stembureau.
Onmiddellijk nadat de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 39, is verstreken, worden de formulieren met de afgelegde ondersteuningsverklaringen overgebracht naar het centraal stembureau.
Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 39 een openbare zitting.
Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij besluit van burgemeester en wethouders.
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Op de zitting stelt het centraal stembureau vast:
het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:
zijn afgelegd door personen die daartoe ingevolge artikel 40 niet gerechtigd zijn;
niet zijn afgelegd ter gemeentehuis of op andere plaats als bedoeld in artikel 40, derde lid;
zijn afgelegd voordat de termijn, bedoeld in artikel 39, is aangevangen;
zijn afgelegd nadat de termijn, bedoeld in artikel 39, is verstreken;
niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 40, vierde lid, op het formulier moeten worden ingevuld;
niet door degene die de verklaring heeft afgelegd, zijn ondertekend;
afkomstig zijn van kiesgerechtigden die meer dan één verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek hebben afgelegd.
De voorzitter maakt de in het eerste lid bedoelde aantallen bekend aan de aanwezige kiesgerechtigden.
Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend.
Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt het betreffende formulier getoond.
Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend.
Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 48, zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige ondersteuningsverklaringen en de formulieren met de ongeldige ondersteuningsverklaringen in aparte pakken gedaan en verzegeld.
of het geldige of ongeldige ondersteuningsverklaringen betreft;
een aanduiding van het referendum waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend.
Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter gemeentehuis. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het definitieve verzoek is beslist.
Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Bij besluit van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het centraal stembureau inzake de telling en de controle van de ondersteuningsverklaringen.
Paragraaf 3. De beoordeling van het definitieve verzoek.
Artikel 53 is komen te vervallen
Artikel 54 is komen te vervallen.
Het centraal stembureau beslist over de geschillen die ten aanzien van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen op grond van artikel 48 rijzen.
Vervolgens besluit het centraal stembureau of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan het vereiste aantal, bedoeld in de artikel 2 derde lid
Voor de berekening van het vereiste aantal, bedoeld in de artikel 2 derde lid, wordt uitgegaan van het volgens bij besluit van burgemeester en wethouders te stellen regels vastgestelde aantal kiesgerechtigden voor de laatstgehouden verkiezing van de gemeenteraad.
Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.
De aanwijzing van de dag van de stemming vindt plaats bij besluit van burgemeester en wethouders.
Het besluit wordt ter openbare kennis gebracht op de gebruikelijke wijze.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden alle ingebrachte bezwaren alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend.
Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
De voorzitter van het centraal stembureau doet van het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek mededeling aan de gemeenteraad.
De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met formulieren.
Hij vernietigt deze pakken en de processen-verbaal nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Ten aanzien van de stemming zijn de van toepassing zijnde artikelen in de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
Bij het gelijktijdig plaatsvinden van de stemmingen voor twee of meer referenda zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens besluit van burgemeester en wethouders gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.
De tekst van een aan een referendum onderworpen besluit is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter gemeentehuis verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
Burgemeester en wethouders stellen een feitelijke samenvatting vast van het aan het referendum onderworpen besluit. De burgemeester draagt er zorg voor dat de samenvatting ten minste veertien dagen voor de stemming aan het adres van de kiezers wordt bezorgd.
Bij de samenvatting wordt van de verkrijgbaarheid van de tekst van het besluit ter gemeentehuis mededeling gedaan.
Hoofdstuk 9. De vaststelling van de uitslag van het referendum
Het centraal stembureau houdt op de dag van de stemming of een dag na de stemming een openbare zitting.
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Indien het centraal stembureau besluit dat een referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders.
Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen vindt een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders.
Het centraal stembureau stelt vast:
het totale aantal stemmen dat voor het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;
het totale aantal stemmen dat tegen het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;
de som van de onder a en b bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
het totale aantal ongeldige stemmen;
het totale aantal kiesgerechtigden voor het referendum.
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast of een meerderheid zich tegen het aan het referendum onderworpen besluit heeft uitgesproken en, indien dit het geval is, of die meerderheid ten minste dertig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen.
De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.
Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij besluit van burgemeester en wethouders.
De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.
Bij besluit van burgemeester en wethouders wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk openbaar op de gebruikelijke wijze.
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de gemeenteraad.
Hoofdstuk 10. Bepalingen inzake bezwaar en beroep
Tegen de hierna genoemde besluiten kan een belanghebbende beroep instellen bij het orgaan dat het besluit heeft genomen volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht:
inzake het inleidend verzoek tot het houden van een referendum, het definitieve verzoek tot het houden van een referendum, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van het aantal kiesgerechtigden en de vaststelling van de uitslag van een referendum;
tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden;
besluiten of een besluit aan een referendum kan worden onderworpen.
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of een anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen;
door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het houden van een referendum in te dienen hetzij niet, hetzij wel uit te oefenen;
zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen;
opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum deelneemt;
kiezerspassen of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;
bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is.
Indien de referendumverordening in een bepaalde situatie niet heeft voorzien en aan het college van burgemeester en wethouders geen bevoegdheid is toegekend in de uitvoering te voorzien dan is de Kieswet van toepassing.
Deze verordening wordt aangehaald als: referendumverordening gemeente Soest 2005.
De verordening treedt in werking na publicatie met in achtneming van de geldende termijn.
Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt gelijktijdig de referendumverordening gemeente Soest 2003 van 10 april 2003 ingetrokken.