Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heusden

Inspraakverordening gemeente Heusden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeusden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInspraakverordening gemeente Heusden
CiteertitelInspraakverordening gemeente Heusden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

AWB

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-11-2005Onbekend

15-11-2005

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Inspraakverordening gemeente Heusden

 

 

INSPRAAKVERORDENING Gemeente Heusden 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van

    gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen

    van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt

    verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

1.Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van

toepassing.

2.Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

1.Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Dit

eindverslag bevat in elk geval een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure en een

weergave van de zienswijzen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 3.

    De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Heusden 1997 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na de bekendmaking in werking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Heusden 2005.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden op 15 november 2005.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

A.J. Emmen drs. H.P.T.M. Willems

Algemene toelichting

Artikel 150 van de Gemeentewet

Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. De Inspraakverordening gemeente Heusden 2005 is aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, zoals bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur) en de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten.Tevens is de verordening aangepast aan de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving (Adr).

Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb

Met deze herziening is tevens beoogd de inspraakverordening aan te passen aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54) die op 1 juli 2005 in werking is getreden. In deze wet is afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd.

Afdeling 3.4 Awb (oud/nieuw)

Afdeling 3.4 Awb bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. Bij het inwerkingtreden van de Awb in 1994 bestond naast deze afdeling nog een afdeling 3.5 die een uitgebreidere voorbereidingsprocedure kende. Met de nieuwe Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is beoogd deze twee procedures ineen te schuiven en tegelijkertijd te vereenvoudigen. Bij de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is de nieuwe afdeling in verschillende bijzondere wetten van toepassing verklaard. In de wet zelf is afdeling 3.4 (nieuw) van toepassing verklaard op de inspraak bij provincies en gemeenten. De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 Awb alsmede de tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Uit de laatste zinsnede van het nieuwe tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan. In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de MvT.

Inspraakprocedure/deregulering .

Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren vorm worden gegeven. Er is gekozen voor een sobere regeling, mede met het oog op het dereguleringsstreven. Wat resteert is een bondige verordening van slechts acht artikelen. Bovendien biedt de regeling de mogelijkheid voor het bevoegde bestuursorgaan om voor een concreet geval een andere inspraakprocedure vast te stellen, toegespitst op de aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarvoor inspraak plaatsvindt

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het

reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen.

Inspraakprocedure

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. In het verlengde daarvan wordt uiteraard geen inspraak verleend indien dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.

Een derde mogelijkheid is dat de wetgever het al dan niet verlenen van inspraak overlaat aan het betreffende bestuursorgaan.

Geen inspraak zal bijvoorbeeld worden verleend bij:

  • -

    ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleids-voornemen, d.w.z. aanpassingen op onderdelen die geen wezenlijk verschil maken met het vastgestelde beleid, zodat niet gesproken kan worden van gewijzigd beleid.

  • -

    indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • -

    inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

  • -

    indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.

Artikel 5 Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Voor de dossiervorming is in de inspraakverordening een meer uitgebreider eindverslag voorgeschreven, dat door het bestuursorgaan op de gebruikelijke wijze openbaar wordt gemaakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Tijdens de inspraakavond kan al duidelijkheid omtrent de communicatie verschaft worden.

In het derde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 Inwerkingtreding

In artikel 6 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt is tevens de datum waarop de oude verordening vervalt.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 november 2005.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

A.J. Emmen drs. H.P.T.M. Willems

Bijlage met wetteksten Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54)

A.De tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet luidt als volgt:

Artikel 150

1.De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de

1. wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk

beleid worden betrokken.

2.De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van

2. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders

is bepaald.

B.De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 Awb luidt als volgt:

AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE

Artikel 3:10

  • 1.

    Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk

    voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

  • 2.

    Afdeling 4.1.1 is mede van toepassing op andere besluiten dan beschikkingen, indien

    deze op aanvraag worden genomen en voorbereid overeenkomstig deze afdeling.

Artikel 3:11

1.Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking

1. hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter

inzage.

  • 2.

    Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.

    Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan

    mededeling gedaan.

  • 3.

    Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het bestuursorgaan afschrift van de

    ter inzage gelegde stukken.

  • 4.

    De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.

Artikel 3:12

1.Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-,

1. nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.

Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

2.Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft,

2. wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk

voorschrift anders is bepaald.

3.In de kennisgeving wordt vermeld:

  • a.

    waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

  • b.

    wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

  • c.

    op welke wijze dit kan geschieden;

  • d.

    indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:13

Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:14

  • 1.

    Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken

    en gegevens.

  • 2.

    Artikel 3:11, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 3:15

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun

    zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • 2.

    Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan

    anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 3.

    Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig

    in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 4.

    Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het

    bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in

de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3:16

1.De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen

1. als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere

termijn is bepaald.

  • 2.

    De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

  • 3.

    Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van

    overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:17

Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Artikel 3:18

  • 1.

    Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo

    spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het

    bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na

ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn

verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de

aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan het besluit uiterlijk twaalf weken

    na de terinzagelegging van het ontwerp, indien het een besluit betreft:

    • a.

      inzake intrekking van een besluit;

    • b.

      inzake wijziging van een besluit en de aanvraag is gedaan door een ander dan degene tot wie het te wijzigen besluit is gericht.

  • 4.

    Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht doet het bestuursorgaan daarvan zo

    spoedig mogelijk, nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is

verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In

afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval

binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is

verstreken.

Uitwerkingsbesluit Inspraakverordening 2005

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 15 november 2005;

Gezien het voorstel van het college van 18 oktober 2005, doc. Nr. B200511209;

Besluit:

Op grond van artikel 2, eerste lid en artikel 4, tweede lid van de Inspraakverordening 2005 dat:

  • 1.

    bij de voorbereiding van structuurplannen en bestemmingsplannen wordt gedurende een periode van vier weken inspraak verleend, tenzij het college van oordeel is dat het bestemmingsplan zodanig van omvang is, dat inspraak overbodig is;

  • 2.

    bij vrijstellingen op grond van artikel 15, eerste lid en bij uitwerkings- en wijzigingsplannen op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wordt geen inspraak verleend.

Aldus besloten in zijn openbare raadsvergadering van 15 november 2005;

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

A.J. Emmen drs. H.P.T.M. Willems

Uitwerkingsbesluit Inspraakverordening

vastgesteld d.d. 21-03-2006, in werking d.d. 07-04-2006

Vastgesteld beleid inzake wijzigings- en uitwerkingsprocedures

Op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan in een bestemmingsplan zijn bepaald dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen of moeten uitwerken. Van deze bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden die hiervoor zijn opgenomen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt ook geregeld op welke wijze belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijzen op de uitwerking of wijziging naar voren te brengen. Dit gebeurd via publicatie in een huis-aan-huis blad, waarna het ontwerpbesluit gedurende een bepaalde periode ter inzage wordt gelegd. In deze periode kunnen belanghebbenden een zienswijze indienen.

Voorheen was het verplicht om voorafgaand aan een dergelijke terinzagelegging, de aanvraag ook nog vier weken ter inzage te leggen waarbij burgers een inspraakreactie konden indienen. Per 1 juli 2005 heeft de regering deze verplichte terinzagelegging voor inspraak afgeschaft, omdat een dubbele terinzagelegging in dit soort gevallen overbodig werd geacht. De regering bepaalde dat gemeenten zelf kunnen bepalen om al dan niet inspraak toe te passen. Omdat, gezien de omvang en de kaderstelling in het bestemmingsplan, één periode van terinzagelegging waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend, volstaat, heeft het college op 21 maart 2006 besloten om geen inspraak toe te passen bij uitwerkings-en wijzigingsplannen.

Deze uitwerking van de inspraakverordening treedt in werking met ingang van 7 april 2006.