Organisatie | Heusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Heusden |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Heusden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Geen
AWB
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2005 | Onbekend | 15-11-2005 Onbekend | Onbekend |
INSPRAAKVERORDENING Gemeente Heusden 2005
1.Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
2.Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.
1.Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Dit
eindverslag bevat in elk geval een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure en een
Artikel 150 van de Gemeentewet
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. De Inspraakverordening gemeente Heusden 2005 is aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, zoals bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur) en de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten.Tevens is de verordening aangepast aan de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving (Adr).
Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb
Met deze herziening is tevens beoogd de inspraakverordening aan te passen aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54) die op 1 juli 2005 in werking is getreden. In deze wet is afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd.
Afdeling 3.4 Awb bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. Bij het inwerkingtreden van de Awb in 1994 bestond naast deze afdeling nog een afdeling 3.5 die een uitgebreidere voorbereidingsprocedure kende. Met de nieuwe Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is beoogd deze twee procedures ineen te schuiven en tegelijkertijd te vereenvoudigen. Bij de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is de nieuwe afdeling in verschillende bijzondere wetten van toepassing verklaard. In de wet zelf is afdeling 3.4 (nieuw) van toepassing verklaard op de inspraak bij provincies en gemeenten. De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 Awb alsmede de tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Uit de laatste zinsnede van het nieuwe tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan. In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de MvT.
Inspraakprocedure/deregulering .
Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren vorm worden gegeven. Er is gekozen voor een sobere regeling, mede met het oog op het dereguleringsstreven. Wat resteert is een bondige verordening van slechts acht artikelen. Bovendien biedt de regeling de mogelijkheid voor het bevoegde bestuursorgaan om voor een concreet geval een andere inspraakprocedure vast te stellen, toegespitst op de aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarvoor inspraak plaatsvindt
Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het
reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.
Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. In het verlengde daarvan wordt uiteraard geen inspraak verleend indien dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.
Een derde mogelijkheid is dat de wetgever het al dan niet verlenen van inspraak overlaat aan het betreffende bestuursorgaan.
Geen inspraak zal bijvoorbeeld worden verleend bij:
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Voor de dossiervorming is in de inspraakverordening een meer uitgebreider eindverslag voorgeschreven, dat door het bestuursorgaan op de gebruikelijke wijze openbaar wordt gemaakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Tijdens de inspraakavond kan al duidelijkheid omtrent de communicatie verschaft worden.
In het derde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).
Bijlage met wetteksten Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54)
A.De tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet luidt als volgt:
1.De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de
1. wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk
2.De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van
2. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders
B.De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 Awb luidt als volgt:
AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE
1.Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking
1. hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter
1.Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-,
1. nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
2.Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft,
2. wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald.
3.In de kennisgeving wordt vermeld:
Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.
1.De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen
1. als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere
Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn
verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de
aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In
afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval
binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is
Uitwerkingsbesluit Inspraakverordening 2005
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 15 november 2005;
Gezien het voorstel van het college van 18 oktober 2005, doc. Nr. B200511209;
Op grond van artikel 2, eerste lid en artikel 4, tweede lid van de Inspraakverordening 2005 dat:
Aldus besloten in zijn openbare raadsvergadering van 15 november 2005;
A.J. Emmen drs. H.P.T.M. Willems
Uitwerkingsbesluit Inspraakverordening
vastgesteld d.d. 21-03-2006, in werking d.d. 07-04-2006
Vastgesteld beleid inzake wijzigings- en uitwerkingsprocedures
Op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan in een bestemmingsplan zijn bepaald dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen of moeten uitwerken. Van deze bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden die hiervoor zijn opgenomen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt ook geregeld op welke wijze belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijzen op de uitwerking of wijziging naar voren te brengen. Dit gebeurd via publicatie in een huis-aan-huis blad, waarna het ontwerpbesluit gedurende een bepaalde periode ter inzage wordt gelegd. In deze periode kunnen belanghebbenden een zienswijze indienen.
Voorheen was het verplicht om voorafgaand aan een dergelijke terinzagelegging, de aanvraag ook nog vier weken ter inzage te leggen waarbij burgers een inspraakreactie konden indienen. Per 1 juli 2005 heeft de regering deze verplichte terinzagelegging voor inspraak afgeschaft, omdat een dubbele terinzagelegging in dit soort gevallen overbodig werd geacht. De regering bepaalde dat gemeenten zelf kunnen bepalen om al dan niet inspraak toe te passen. Omdat, gezien de omvang en de kaderstelling in het bestemmingsplan, één periode van terinzagelegging waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend, volstaat, heeft het college op 21 maart 2006 besloten om geen inspraak toe te passen bij uitwerkings-en wijzigingsplannen.
Deze uitwerking van de inspraakverordening treedt in werking met ingang van 7 april 2006.