Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Groningen (Gr)

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen - hoofdstuk 4

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Groningen (Gr)
Officiële naam regelingArbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen - hoofdstuk 4
CiteertitelArbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen - hoofdstuk 4
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpARG hoofdstuk 4 - arbeidsduur en werktijden

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voor het eerst vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 1995

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Ambtenarenwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201001-01-2014art. 4:1

05-10-2010

Gemeenteblad, 2010, 89.

DI 10.2371499

Tekst van de regeling

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

HEEFT BESLOTEN:

de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen vast te stellen.

Wijzigingen, inhoudsopgave en bijlagen

HOOFDSTUK 4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN

Artikel 4:1

  • 1. Het college kan in overleg de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur per week. De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar mag hierdoor niet worden overschreden.

  • 2. De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

  • 3. Bij de brandweer en de wat de van toepassing zijnde dienstroosters betreft daarmee vergelijk­bare onderdelen, kunnen van het eerste en het tweede lid afwijkende afspraken worden overeengekomen, met dien verstande dat het bepaalde in de laatste volzin van het eerste lid van toepassing blijft.

Artikel 4:2

  • 1. In een nader door het college vast te stellen regeling worden algemene regels omtrent de werktijden vastgesteld. Voor zover ingevolge deze regeling wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld.

  • 2. Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen:

    • a.

      dat geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is;

    • b.

      dat de werktijden tenminste één maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend worden gemaakt;

    • c.

      dat de werktijd behoorlijk door pauze wordt onderbroken.

    • d.

      dat de werktijd van een ambtenaar niet uitsluitend wordt vastgesteld om het bepaalde in artikel 3:3, derde lid te ontwijken.

  • 3. Bij de brandweer en de wat betreft de van toepassing zijnde dienstroosters daarmee vergelijkbare onderdelen, kan een van het tweede lid afwijkende regeling worden getroffen.

Artikel 4:2:1

  • 1. Bij de regeling van de werktijd en haar toepassing wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

  • 2. Een afwijking van de regeling van de werktijd, bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, onder a, is voor wat betreft de zondag slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

  • 3. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd.

  • 4. Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten. 3

  • 5. Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

  • 6. Vervallen.

Artikel 4:2:2

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Artikel 4:2:2a

Indien naar het oordeel van het college het belang van de dienst compensatie in vrije tijd niet of niet volledig toelaat, dan wel bij de bepaling van de bezoldiging rekening is gehouden met de bijzondere werktijden, kan het college een van artikel 4:2:2 afwijkende regeling treffen.

Arbeidsduur en werktijden ploegendienst beroepsbrandweer

Artikel 4:2:2b

  • 1. Voor ambtenaren van de beroepsbrandweer, in ploegendienst werkzaam, is artikel 4:1 eerste tot en met vierde lid niet van toepassing.

  • 2. De werktijden worden geregeld volgens een dienstrooster, waarbij als regel in aanwezigheidsdiensten (24-uursdiensten) wordt gewerkt en waarbij, mede gelet op artikel 6:2:1a, tweede lid, de geldende arbeidsduur per jaar wordt inachtgenomen.

  • 3. Het basisrooster houdt in dat een 24-uursdienst gevolgd wordt door een roostervrije periode van 48 uren.

  • 4. Het basisrooster is van toepassing met dien verstande:

    • a.

      dat het vakantierooster hiervan afwijkt en door de dienst wordt vastgesteld;

    • b.

      dat een aantal 24-uursdiensten weer wordt uitgeroosterd, opdat de ambtenaar met de resterende diensten voldoet aan het Arbeidstijdenbesluit.

  • 5. Het aantal uit te roosteren diensten als bedoeld in het vorige lid bedraagt als regel 16 op jaarbasis.

  • 6. Het inplannen van de (uitrooster)diensten tijdens het vakantierooster geschiedt door de dienst.

  • 7. Bij het inplannen van de (uitrooster)diensten buiten het vakantierooster wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaren. Ook is het ruilen van diensten tussen ambtenaren toegestaan, mits dit:

    • a.

      binnen één roosterperiode vóór of na het vakantierooster gebeurt en

    • b.

      volgens het Arbeidstijdenbesluit is toegestaan.

    Daarbij heeft de ambtenaar een eigen verantwoordelijkheid voor het Veiligheidspaspoort.

  • 8. Het rooster onderscheidt productieve en onproductieve uren. Voor de bezoldiging zijn de volgende waarderingsfactoren van toepassing:

    productieve uren waarderingsfactor 1

    onproductieve uren waarderingsfactor 0,475

    Op aanwezigheidsdiensten op zaterdag en op zondag van het eerste rooster zijn bovendien de volgende waarderingsfactoren van toepassing:

    zaterdag waarderingsfactor 1,5

    zondag waarderingsfactor 2

  • 9. Het college mandateert het opstellen van roosters en het treffen van een nadere regeling aan de algemene directeur van de Hulpverleningsdienst, onder voorwaarde dat de ondernemingsraad instemt met de regeling, de instemming van het Georganiseerd Overleg is niet vereist.

Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

Artikel 4:3

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      opgebouwde verloftegoed: het voor 1 mei 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

    • b.

      kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

  • 2. Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

  • 3. De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en waneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

  • 4. In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 5. In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 6. In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

  • 7. In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

  • 8. In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 9. In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

  • 10. Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

Artikel 4:3:1

Vervallen

Artikel 4:3:2

Vervallen

Artikel 4:3:3

Vervallen

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 6 december 1995.

 

 

De burgemeester,                                                            De secretaris,

 

 

 

 

H. Ouwerkerk                                                                  J. Bosma