Verordening Rioolheffing 2010
DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.
15 september 2009;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende verordening:
"Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2010".
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of
transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,
in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterleidingbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater
of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater;
en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen
teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand
voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te
voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van
waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering
wordt afgevoerd;
- 2.
Met betrekking tot het deze heffing wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel
al dan niet krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht
of persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte
als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan:
degene die dat gedeelte voor gebruik heeft
afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun
indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt,
wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd
gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten
tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden
aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De heffing wordt geheven naar het aantal kubieke meters water
dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal
kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het
belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is
toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet
gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de
hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij
die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een
volle maand gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is
geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien
vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water wordt
verminderd met de hoeveelheid water die niet is
afgevoerd.
- 4.
Indien de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel
niet bekend zijn, wordt het watergebruik van gemeentewege
bepaald aan de hand van de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van
vergelijkbare percelen. Als minimum waterafname wordt
aangehouden een hoeveelheid van 201 m3.
- 5.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid
toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de
hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
De heffing als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de
maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening
behorende tarieventabel;
- 2.
Voor de berekening van de heffing wordt een gedeelte van een in
de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid
aangemerkt;
- 3.
De maatstaven en tarieven als bedoeld in lid 1 worden
vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij
openbaar te maken besluit
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 3 is verschuldigd bij het
begin van het belastingjaar of als dit later is, bij de aanvang
van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het in de loop van
het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de
loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij
het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een
ander perceel in gebruik neemt.
- 5.
Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet
geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet
1990 moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke
termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgende op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen
worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in
tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste
dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van
het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
- 3.
In afwijking in zoverre van de voorgaande leden geldt ingeval
het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
Rioolrecht of andere heffingen € 1.500,-- of meer is, dat de
aanslagen moeten worden betaald in twee termijnen. De eerste
termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het
eerste, tweede en derde lid gestelde termijnen.
.
Artikel 11 Nadere regels door het college van
burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening rioolrechten 2006’ van 3 november 2005, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag
na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing
2010”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Beek, gehouden op 8 oktober 2009.
de raadsgriffier, de voorzitter,
drs. G.H.M. Erven drs. A.M.J. Cremers