Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drimmelen

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Drimmelen 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrimmelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Drimmelen 2009
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Drimmelen 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand, art. 8 en 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-201001-01-200901-01-2015Nieuwe regeling

25-06-2009

't Carillon, 26-11-10

11

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Drimmelen 2009

 

De raad van de gemeente Drimmelen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 2 juni 2009

 

gelet op artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand;

 

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag, op welke wijze invulling aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ wordt gegeven, alsmede dat de raad bij verordening de hoogte van de langdurigheidstoeslag dient vast te stellen;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Gemeente Drimmelen 2009

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen;

  • b.

    De wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • d.

    WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000;

  • e.

    Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

  • f.

    Vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • g.

    Referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • h.

    Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • i.

    Inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de wet.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die:

    • a.

      gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm, én

    • b.

      geen in aanmerking te nemen vermogen heeft, én

    • c.

      ten tijde van de peildatum in de gemeente Drimmelen woonachtig is.

  • 2.

    Geen recht op langdurigheidstoeslag heeft de persoon die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 De hoogte van de toeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt naar boven afgerond op hele euro’s

    • a.

      voor gehuwden: 39% van de norm onder artikel 21, onderdeel c, van de wet;

    • b.

      voor alleenstaande ouders: 90% van het bedrag genoemd onder a;

    • c.

      voor alleenstaanden: 70% van het bedrag genoemd onder a.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor de persoon die in een inrichting verblijft 50% van het van toepassing zijnde bedrag uit lid 1.

  • 3.

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt op 1 januari van het betreffende jaar vastgesteld.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2, lid 1 onderdeel a, kan de persoon met een inkomen dat op jaarbasis niet hoger is dan twaalf maal 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm per maand vermeerderd met tweemaal de toeslag als genoemd in artikel 3, lid 1 voor een gedeeltelijke toeslag in aanmerking komen.

  • 5.

    De hoogte van de gedeeltelijke toeslag voor de persoon als genoemd in lid 4 van dit artikel is het bedrag van de toeslag als genoemd in lid 1 van dit artikel verminderd met 35% van het bedrag waarmee het inkomen op jaarbasis de toepasselijke 100% van de bijstandsnorm overschrijdt.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De verordening treedt de dag na bekendmaking in werking, en werkt terug tot 1 januari 2009.

Artikel 6 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Drimmelen 2009.

Algemene toelichting

Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. In artikel 36 van deze wet is de langdurigheidstoeslag opgenomen. Tot 1 januari 2009 werd in dit artikel nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking kwamen voor de toeslag. De verstrekking van de langdurigheidstoeslag door gemeente is dwingend door de wetgever bepaald en tot 1 januari 2009 was er nauwelijks beleidsruimte bij de uitvoering.

 

De langdurigheidstoeslag is een door de gemeente jaarlijks uit te keren bedrag aan personen met langdurig een minimum inkomen tot de leeftijd van 65 jaar. Op grond van artikel 36 WWB zijn personen van 65 jaar en ouder uitgesloten van de langdurigheidstoeslag

Tot 1 januari 2009 was voor het recht op de langdurigheidstoeslag als voorwaarde opgenomen dat betrokkene geen arbeidsmarktperspectief mocht hebben. Het arbeidsmarktperspectief en de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden was hierbij overigens wel ter beoordeling van de gemeente. Met ingang van 1 januari 2009 is dit ontbreken van arbeidsmarktperspectief uit de wet geschrapt en vervangen door het ontbreken van uitzicht op inkomensverbetering.

De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

In het Bestuursakkoord Rijk en Gemeenten 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Op 1 januari 2009 is de wet tot decentralisatie van de langdurigheidstoeslag in werking getreden.

De decentralisatie sluit aan bij het uitgangspunt om, daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren.

 

Artikel 36 van de WWB blijft de basis voor de verlening van de langdurigheidstoeslag, daarnaast is aan artikel 8 WWB een bepaling toegevoegd waarin wordt omschreven dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Een aantal zaken vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van de minimale leeftijd van 23 jaar naar 21 jaar. De doelstelling van de langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen.

In artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

 

Op grond van artikel 8, in combinatie met artikel 36 van de WWB en de Gemeentewet, stelt de gemeenteraad van Drimmelen de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Drimmelen 2009 vast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen, en waarbij een eenduidige uitleg van belang is. Bij een aantal omschrijvingen van de begrippen wordt aangesloten bij de definities in de wet.

Artikel 2 Voorwaarden

In lid 1 van dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Er is invulling aan het begrip langdurig gegeven door in onderdeel a de referteperiode op 5 jaar, ofwel 60 maanden, voorafgaand aan de peildatum vast te stellen.

In onderdeel a wordt ook invulling gegeven aan het begrip laag inkomen. Een laag inkomen is een netto maandinkomen tot 100% van de voor de belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm.

 

Onder lid 2 worden bepaalde groepen uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en de doelstelling ervan.

 

Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij zicht hebben op inkomensverbetering in de toekomst. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan een van beiden een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.

Artikel 3 De hoogte van de toeslag

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de norm voor gehuwden (artikel 21 onderdeel c van de WWB) vormt het uitgangspunt voor de langdurigheidstoeslag voor gehuwden. Op basis van deze langdurigheidstoeslag worden de toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders berekend. Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Het percentage onder lid 1, onderdeel a is berekend op basis van het door het Rijk aangegeven bedrag voor de langdurigheidstoeslag 2009 afgezet tegen de gehuwdennorm. De percentages genoemd in artikel 1, onderdelen b en c zijn gelijk aan de percentages op basis waarvan door de wetgever de bijstandsnormen met maximale toeslag voor deze doelgroepen zijn bepaald. Ieder jaar zal op 1 januari de hoogte van de toeslag voor dat betreffende jaar worden vastgesteld. Het betreffende jaar is het jaar dat het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat. De belanghebbende die zijn aanvraag later indient dan in het betreffende jaar, ontvangt toch de voor dat betreffende jaar toepasselijke langdurigheidstoeslag.

 

Voor het jaar 2009 betekent de bepaling in artikel 3 de volgende hoogte van de langdurigheidstoeslag:

Gehuwden € 501

Alleenstaande ouder € 451

Alleenstaande € 351

 

In lid 2 is geregeld dat personen die op de peildatum in een inrichting verblijven de helft van de voor hen toepasselijke langdurigheidstoeslag ontvangen. In het algemeen komen personen die in een inrichting verblijven niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. In inrichtingen wordt voorzien in wezenlijke gebruiksgoederen, zoals een bed en een wasmachine. Daardoor zijn er minder vervangingsuitgaven, en kan de langdurigheidstoeslag voor deze personen lager worden vastgesteld.

 

In lid 4 is geregeld dat personen met een hoger inkomen dan 100% van de bijstandsnorm ook in aanmerking voor een (gedeeltelijke) langdurigheidstoeslag kunnen komen. Het inkomen mag daarvoor op jaarbasis niet meer dan twaalfmaal 100% van de geldende bijstandsnorm per maand vermeerderd met tweemaal het toepasselijke bedrag aan langdurigheidstoeslag bedragen. Op deze manier worden armoedevaleffecten verkleind. Armoedevaleffecten ontstaan wanneer personen door een kleine inkomensstijging niet langer in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. In deze situatie wordt de hoogte van de langdurigheidstoeslag vastgesteld conform de bepaling in lid 5. Het bedrag aan inkomensoverschrijding wordt voor 35% in mindering gebracht op het te ontvangen bedrag aan langdurigheidstoeslag.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De decentralisatie van de langdurigheidstoeslag is met ingang van 1 januari 2009 neergelegd in de wet. Vanaf deze datum dient de gemeente voor de verlening van de langdurigheidstoeslag regels te stellen in een verordening. De verordening langdurigheidstoeslag dient dan ook terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 te hebben.

In de wet is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 juni 2009,

de raad voornoemd,

drs. G.L.C.M. de Kok, voorzitter

mr. M.J.N. Schetters - Schuurbiers, griffier