Organisatie | Hilversum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2003 |
Citeertitel | Subsidieverordening ISV 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149; Wet stedelijke vernieuwing.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-03-2003 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 08-01-2003 De Gooi en Eembode, 30-01-2003 | Onbekend |
De raad van de gemeente Hilversum;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2002;
overwegende dat het wenselijk is om stedelijke vernieuwing in de gemeente een extra impuls te geven door stimulering van maatregelen op het gebied van stedelijke vernieuwing die voldoen aan de gemeentelijke criteria, zoals verwoord in het op 7 juni 2000 door ons vastgestelde Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing;
gelezen het advies van de raadscommissie stad van 10 december 2002;
gelet op de bepalingen van de Wet stedelijke vernieuwing,
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Vast te stellen de Subsidieverordening Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2003
Hoofdstuk 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins leidt tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;
Artikel 2 - Reikwijdte en doelstelling verordening
Voor alle subsidies geldt dat ze slechts worden verstrekt indien de investering, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan het gemeentelijke beleid inzake stedelijke vernieuwing, zoals opgenomen in de wet en het Ontwikkelingsprogramma als bedoeld in art 1 sub cen mits het budget toereikend is.
De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling en uitbetaling van de subsidie en geschiedt op een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en door de subsidie-aanvrager volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier.
De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval:
De aanvrager verleent aan burgemeester en wethouders inzage in de bescheiden en documenten die betrekking hebben op de werkzaamheden of activiteiten en verstrekt alle inlichtingen die naar hun oordeel nodig zijn om te beoordelen of aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidieverlening wordt voldaan.
Artikel 9 - De vaststelling van de subsidie
Binnen dertien weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 7 neemt het college van burgemeester en wethouders een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie.
Bij de vaststelling wordt bepaald of het toegekende subsidiebedrag nog steeds juist is. Een en nader wordt berekend op basis van een vergelijking van de opgegeven kosten en mogelijke bijdragen van andere partijen bij indiening van het project, met de werkelijke kosten en bijdragen bij de gereedmelding.
Artikel 12 - De intrekking en wijziging van de subsidie
In aanvulling op de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb kan het college van burgemeester en wethouders zolang de subsidie niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien de werkzaamheden niet binnen een nader door burgemeester en wethouders vast te stellen termijn na het besluit tot subsidieverlening zijn gestart.
HOOFDSTUK 4 - Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 19 - Overgangsbepaling
Op aanvragen, waarop vóór de inwerkingtreding van deze verordening subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de regelingen op grond waarvan deze subsidie is verleend van toepassing.
Artikel 20 - Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van stedelijke vernieuwing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze verordening treedt in werking met ingang van zes weken na de dag van bekendmaking. Met ingang van dezelfde datum wordt ingetrokken de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1989, zoals vastgesteld op 9 februari 1989 en laatstelijk gewijzigd op 10 januari 1990.
Toelichting Subsidieverordening ISV 2003
Op 1 januari 2000 is de Wet stedelijke vernieuwing (hierna: de wet) in werking getreden. Op basis van deze wet heeft de gemeente Hilversum een subsidie uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (hierna: ISV) aangevraagd als bijdrage in de kosten van stedelijke vernieuwing in Hilversum. De aanvraag is gedaan door middel van het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing dat door de gemeenteraad is vastgesteld. De ISV-bijdrage wordt verleend voor een investeringstijdvak van vijf kalenderjaren.
Voor de eerste ISV-periode (2000 – 2004) heeft de gemeente Hilversum een bijdrage van (afgerond) € 6,2 miljoen ontvangen uit het rijksbudget en een bijdrage van € 0,6 miljoen uit provinciale middelen. Daarnaast ontvangt de gemeente ISV-bijdrage uit de middelen voor bodemsanering.
De wet vervangt een groot aantal min of meer sectorale regelingen, waaronder de voormalige regelingen die gericht waren op stadsvernieuwing, herstructurering, woningbouw (Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) en (BLS) Besluit Locatie Subsidies), treffen van geluidwerende maatregelen en bodemsanering.
De ISV-bijdrage is mede bedoeld om private investeringen te stimuleren. Indien de gemeente subsidie aan derden wil toekennen, dan is daarvoor een wettelijke grondslag vereist. Daarom heeft de gemeente Hilversum de Subsidieverordening ISV vastgesteld. De tekst is afgeleid van de modelverordening van de Vereniging van de Nederlandse Gemeente (uitgave juli 2001) en toegesneden op de locale situatie.
Met het vaststellen van de Subsidieverordening ISV is de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1989 ingetrokken.
Stedelijke vernieuwing is gericht op verbetering van leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van het stedelijk gebied. De wet beperkt zicht tot de stedelijke vernieuwing, die gericht is op de fysieke leefomgeving.
Per investeringstijdvak van vijf kalenderjaren stelt de gemeenteraad een meerjaren ontwikkelings- programma vast waarin het beleid met betrekking tot de stedelijke vernieuwing in de gemeente is uitgewerkt. Het Ontwikkelingsprogramma voor het eerste investeringstijdvak van 2000 tot 2004 is vastgesteld op 7 juni 2000. Dit Ontwikkelingsprogramma vormt het beleidskader voor de inzet van de ISV-middelen.
In het Ontwikkelingsprogramma staan de gemeentelijke doelstellingen en de concreet te bereiken resultaten. Voorts is aangegeven wat de relatie is met de niet op de fysieke leefomgeving gerichte stedelijke vernieuwingsinspanningen, i.c. in de sociale en in de sociaal-economische pijler.
Het Ontwikkelingsprogramma stelt prioriteiten naar plaats (buurt- en wijkniveau), tijd (investerings- tijdvakken) en thema (prestatievelden en aandachtsgebieden).
Voor de Stedelijke Vernieuwing is Hilversum Oost aangewezen als prioriteitsgebied.
Het in het Ontwikkelingsprogramma geformuleerde beleid op het gebied van wonen en zorg zal worden uitgewerkt in een aantal nieuwe woondienstenzones.
In de periode 2000-2004 is Liebergen aangewezen als ISV-pilotgebied voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak van de stedelijke vernieuwing.
In de periode 2005-2010 zal de aanpak van het oude deel van de wijk Over ’t Spoor centraal staan.
In deze Subsidieverordening ISV wordt een subsidiemethodiek geïntroduceerd die meer aansluit bij het huidige gedachtegoed van stedelijke vernieuwing, dat wil zeggen, geen gedetailleerde subsidievoorwaarden, maar globalere en integrale investeringsplannen toetsen op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, waarbij onder investering wordt verstaan elke financiële inspanning gericht op een fysieke maatregel in het kader van stedelijke vernieuwing.
In het Ontwikkelingsprogramma zijn stadsdelen aangewezen waar de stedelijke vernieuwingsopgave het grootst is. Het is dan ook logisch dat de gemeenteraad door middel van het verdeelbesluit met voorrang budget reserveert voor subsidies aan stedelijke vernieuwingsplannen in die stadsdelen.
De Subsidieverordening ISV is beperkt van opzet omdat alleen de subsidies zijn opgenomen die aan derden (niet-overheidsorganen) kunnen worden toegekend. Volgens de subsidietitel 4.2 van de Awb (artikel 4:21 derde lid ) hoeft er voor het verstrekken van financiële middelen aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld (zoals gemeenten) geen subsidieverordening te worden gemaakt omdat er in dat geval geen sprake is van subsidie. Dit betekent dat de ISV-middelen die de gemeente zelf uitgeeft (zoals voor herinrichting van de openbare ruimte, bodemsanering, aankopen van grond en voorbereidingskosten van complexe projecten) niet in deze subsidieverordening zijn meegenomen.
Naast de verordening is de subsidietitel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepasing omdat deze rechtstreekse werking heeft. Subsidiëring in Hilversum geschiedt mede op basis van de Algemene SubsidieVerordening Hilversum (ASV 1998). .Blijkens artikel 3 van de ASV 1998 blijft deze hier buiten werking omdat de ISV-middelen afkomstig zijn van het Rijk en de Provincie.
Hoofdstuk 1 omvat algemene artikelen zoals begripsomschrijvingen, maar ook de algemene procedure voor het aanvragen, verlenen, vaststellen, intrekken of wijzigen, betalen en terugvorderen van subsidies conform de voornoemde bepalingen van de Awb.
Hoofdstuk 2 introduceert de mogelijkheid om ontwikkelingssubsidies te verlenen voor de uitvoering en realisering van de ambities en doelstellingen, zoals vastgelegd in het Ontwikkelingsprogramma.
Hoofdstuk 3 opent in beginsel de mogelijkheid subsidie toe te kennen aan aparte subsidiecategorieën. Hierbij kan gedacht worden aan subsidie voor verbetering woningverbetering (inclusief particuliere huurwoningen) of aan subsidie voor geluidwerende voorzieningen.
Het benoemen van restauraties van monumenten als afzonderlijke categorie ligt niet voor de hand gelet op de specifieke regelgeving die hiervoor reeds bestaat (Brrm en gemeentelijke monumentenverordening).
Evenmin is bodemsanering door derden als afzonderlijke subsidiecategorie opgenomen. In de meeste gevallen waarin de overheid bodemsaneringskosten voor haar rekening neemt, zal de overheid ook zelf opdrachtgever zijn en is dus geen sprake van subsidie in de zin van de Awb. Verder bestaat er onduidelijkheid over de vraag in hoeverre bij het subsidiëren van bodemsanering sprake kan zijn van ongeoorloofde overheidssteun, dan wel van ongerechtvaardigde verrijking.
Vooralsnog is hoofdstuk 3 niet nader ingevuld aangezien er voor gekozen is om de relatief beperkte ISV middelen gericht in te zetten voor de prioritaire gebieden en thema’s, zoals deze zijn aangewezen in het Ontwikkelingsprogramma.
Hoofdstuk 4 – tenslotte – bevat een aantal overgangs- en slotbepalingen.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 4:32 Awb bepaalt dat subsidieverlening door een bestuursorgaan aan derden/niet-overheidsorganen een wettelijke grondslag behoeft.
De grondslag voor de verordening is artikel 149 van de Gemeentewet.
De wet stedelijke vernieuwing zelf biedt geen grondslag voor een subsidieverordening.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
De algemene bepalingen van hoofdstuk 1 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in de hoofdstukken 2 en 3. De bepalingen van hoofdstuk 1 zijn daarom naast de in hoofdstuk 2 en 3 genoemde voorwaarden van toepassing.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die bij de toekenning van de verschillende subsidies een rol spelen. Nieuw is dat in dit artikel allerlei begrippen zijn opgenomen die te maken hebben met de stedelijke vernieuwing, zoals verwoord in de wet en in het Ontwikkelingsprogramma. Het gaat om begrippen als prioriteitsgebieden, investeringen en ontwikkelingssubsidie. Deze subsidievorm is met name gericht op meer innovatieve samenwerkingsvormen, waarbij subsidie wordt gegeven voor grotere integrale investeringen voor prioriteitsgebieden en is bedoeld om een mogelijk tekort te dekken bij zo’n stedelijk investeringsplan waarvoor nergens anders dekking kan worden gevonden. In het investeringsplan moet sprake zijn van een bundeling van maatregelen, waarbij niet alleen aandacht wordt geschonken aan de inhoud, maar ook aan het proces groot belang wordt gehecht, bijvoorbeeld door alle belanghebbenden bij de planontwikkelingen te betrekken. Op grond van deze verordening kan de gemeente ontwikkelingssubsidie toekennen, mits het plan voldoet aan de overige gestelde voorwaarden en er in ieder geval een samenwerkingsoverkomst wordt gesloten tussen de meest betrokken partijen.
Omdat in de prioriteitgebieden de stedelijke vernieuwingsopgave het grootst is, is het logisch dat de gemeenteraad budget reserveert voor investeringen (indien nodig ook voor meerdere jaren) en bij de realisering ervan voorrang geeft in de subsidietoekenning. Via het verdeelbesluit kunnen op deze manier de middelen op een geconcentreerde, gebiedsgerichte manier worden ingezet met als doel dat op een effectieve, efficiënte en integrale wijze de problemen kunnen worden aangepakt.
Begrippen als subsidie, subsidiebeschikking, subsidieverlening en subsidievaststelling zijn niet in de begripsbepalingen opgenomen omdat deze begrippen reeds gedefinieerd zijn in de subsidietitel 4.2 van de Awb.
Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling van de verordening.
Dit artikel geeft aan dat op grond van deze verordening subsidie kan worden verleend voor elke investering in het kader van stedelijke vernieuwing.
Lid 2 bepaalt dat alle subsidie-aanvragen zullen worden getoetst aan de beleidsuitgangspunten voor de stedelijke vernieuwing in de gemeente, zoals deze zijn verwoord in het Ontwikkelingsprogramma en in de wet.
Lid 1 maakt duidelijk dat er alleen subsidie wordt verstrekt indien hiervoor geld is gereserveerd op de gemeentebegroting (dat kan in de begroting zelf of in een Ontwikkelingsprogramma dat onderdeel uitmaakt van de begroting). De voedingsbron doet niet ter zake. Het geld voor stedelijke vernieuwing bestaat in elk geval uit het ISV-budget dat de gemeente van het Rijk en de Provincie ontvangt, maar kan worden aangevuld met andere subsidies en gemeentelijke middelen.
De gereserveerde budgetten gelden als subsidieplafond. Dit is volgens de Awb (art 4:22) het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van de subsidies. In artikel 4:26, eerste lid van de Awb wordt bepaald dat bij of krachtens wettelijk voorschrift het beschikbare bedrag aan subsidie wordt verdeeld. Dit betekent dat de gemeenteraad inzicht moet geven in de manier waarop hij het budget binnen het subsidieplafond verdeelt.
Het budget kan worden opgedeeld in deelbudgetten, verdeeld naar de verschillende subsidiecategorieën (lid 2). Deze deelbudgetten worden eveneens aangemerkt als subsidieplafond. De raad kan een deelbudget in meerdere onderdelen splitsen dan wel samenvoegen; dergelijke onderdelen zijn ook deelbudgetten in de zin van deze verordening. Door deze flexibele werkwijze ontstaat de mogelijkheid om maatwerk te leveren voor een investering en om de sectorale besteding van budgetten los te laten, indien dit gewenst is. De hoogte van deze budgetten en deelbudgetten zal uiteraard afhangen van de omvang van de ISV-middelen die de gemeente tot haar beschikking heeft en de keuzen die worden gemaakt ten aanzien van de te subsidiëren investeringen.
Op grond van artikel 18 van de wet kan de minister een aanvullend ISV-budget verstrekken als het rijksbudget tijdens het investeringstijdvak wordt verhoogd. Anderzijds bepaalt artikel 22 van die wet dat het budget kan worden ingetrokken of gewijzigd bij strijdigheid met de wet of met een verdrag (bijvoorbeeld EU-bepalingen). Omdat het gemeentelijk ISV-budget derhalve tussentijds door de minister kan worden aangepast, kan de raad dat ook doen en het gemeentelijk (deel)budget navenant wijzigen. Het verdeelbesluit kan door de raad eveneens worden aangepast ingeval van onvoorziene, tussentijds ingediende subsidieverzoeken
Het tweede lid van deze bepaling zorgt ervoor dat er bij de verdeling van het budget meerjarige zekerheid kan worden geboden. Concreet betekent dit dat de voorrang van een investering zich vertaalt in een reservering op de gemeentebegroting voor meerdere jaren: niet alleen de middelen van dat ene jaar worden aangesproken, maar ook die van volgende jaren. Gevolg hiervan is wel dat er voor deze volgende jaren dus minder subsidie voor incidentele aanvragen beschikbaar zijn; individuele investeringenzijn niet mogelijk ingeval er sprake is van een samenwerkingsovereenkomst opdat er geen dubbele geldstromen ontstaan.
De gemeenteraad houdt bij zijn verdeling onder andere rekening met de doelstellingen van stedelijke vernieuwing en met de gewenste reservering voor en prioriteit van investeringen (lid 3). Conform de systematiek van de stedelijke vernieuwing worden subsidies voortaan bij voorkeur ingezet voor meer innovatieve samenwerkingsvormen, waarbij subsidie wordt gegeven voor investeringen in de prioriteitsgebieden. Als voorrangsregel geldt: ‘waar mogelijk en passend’. Ingeval er sprake is van meerdere van dit soort integrale investeringen bepaalt de volgorde van binnenkomst de voorrang, mits het budget toereikend. Ingeval van een dreigende overschrijding geldt als voorrangsnorm de mate van fysieke een maatschappelijke bijdrage van de investering aan de stedelijke vernieuwing.
Artikel 4 tot en met 12 Algemene procedure voor subsidiering
In deze artikelen wordt de algemene aanvraagprocedure beschreven die op alle subsidies in deze verordening van toepassing is. Er zijn vijf momenten (vgl. de subsidietitel 4.2 van de Awb) te onderscheiden in de aanvraagprocedure en de behandeling ervan: de aanvraag van de subsidie (artikel 5), de verlening van de subsidie (artikel 6), de gereed melding van het project (artikel 7), de vaststelling van de subsidie (artikel 9) en de uitbetaling (artikel 10).
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5 Aanvraag om subsidie
Dit artikel bepaalt dat de aanvrager subsidie aanvraagt bij burgemeester en wethouders (lid 1). Om de procedure te vergemakkelijken, zijn de door burgemeester en wethouder vastgestelde aanvraagformulieren te verkrijgen; voor elke subsidiecategorie is een apart formulier beschikbaar. Het geeft aan welke gegevens bij de aanvraag moeten worden meegestuurd, zoals bestek en tekeningen van het investeringsplan, een gespecificeerde opgave van de geraamde kosten, een opgave van eventuele investeringsbijdragen en de te realiseren cofinanciering etc. De gevraagde gegevens zijn nodig om te beoordelen tot welke subsidiecategorie de aanvraag behoort om zo de voorgestelde investering te kunnen toetsen aan de gestelde prioriteiten. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van subsidie geldende voorwaarden en uitgangspunten.
Lid 2 bepaalt dat de subsidieaanvraag het hele jaar kan worden ingediend. Hiervoor is gekozen omdat met name de investeringsplannen onderling te veel van elkaar zullen verschillen om een adequate uiterste indieningstermijn te kiezen. Aan gezien het ISV zich uitstrekt over investeringstijdvakken van vijf kalenderjaren, is er geen reden om de termijnen te koppelen aan de jaarlijkse begrotingscyclus. In de conceptfase zullen daarom afspraken tussen de indiener(s) van de aanvraag en de gemeente moeten worden gemaakt over de tijd die de gemeente nodig heeft op de aanvraag te beoordelen.
Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde orgaan dat beslist op de subsidieaanvraag..
Naast de niet-limitatief opgesomde weigeringsgronden in het vijfde lid worden in de artikelen 4:25 (dwingend) en 4:35 (facultatief) van de Awb bepaald in welke gevallen de subsidie in elk geval dient respectievelijk kan worden geweigerd. Met name de weigeringsgrond bij overschrijding van het subsidieplafond (art 4:25 lid 2) is cruciaal.
Zodra een project definitief is opgeleverd, vindt de gereedmelding plaats door de subsidie-aanvrager (lid 1). De procedure is analoog aan de aanvraagprocedure. Per subsidiecategorie kan de procedure van gereedmelding verschillen, om zo de meest passende voorschriften te kunnen geven. De gereedmeldingstermijn is gewenst om de voortgang van de activiteiten te garanderen en om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan.
Lid 2, sub a, bepaalt dat het doel waarvoor de subsidie is verleend is gerealiseerd overeenkomstig de opgelegde voorwaarden en verplichtingen. De gemeente controleert dus achteraf of aan de voorwaarden bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is er voor gekozen om een verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de uitvoering van de werkzaamheden is afgeweken van de eerder genoemde doelstelling, voorwaarden of verplichtingen kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.
Met het oog op de uitbetaling van de subsidie is het van belang te weten wanneer het project is voltooid (lid 2, sub c). Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen, moeten de rekeningen en betalingsbewijzen gedurende 5 jaar beschikbaar worden gehouden (lid 4).
Aan het college van burgemeester en wethouders dient onverwijld melding te worden gedaan van gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot intrekking of wijziging van de subsidie.
Artikel 9 De vaststelling van de subsidie
Blijkens artikel 4:42 Awb dient de beschikking tot vaststelling om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen. De beschikking verplicht het college van burgemeester en wethouders definitief tot betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig de artikelen 4:52 tot 4:57 Awb inzake betaling en terugvordering. Indien het college van burgemeester en wethouders instemt met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling (door de gereedmelding, zie boven art 7 lid 2), stelt het de subsidie vast overeenkomstig artikel 4:46 van de Awb; in het tweede lid 2 worden de gronden genoemd op basis waarvan de subsidie lager vastgesteld kan worden.
Artikel 10 De betaling van de subsidie
De subsidie wordt in principe betaald als bijdrage ineens. De algemene termijn hiervoor is vier weken na de subsidievaststelling (zie artikel 4:52, lid 2 van de Awb). Deze termijn is daarom in de verordening overgenomen, maar er kan ook een andere periode worden gesteld. Zo kan bij innovatieve samenwerkingsverbanden worden besloten om de subsidie uit te betalen als jaarlijkse bijdrage, op het moment dat besloten is de subsidie te verlenen of na ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 11 Tussentijdse rapportage
Het niet voldoen aan de verplichting tot tussentijdse rapportage kan, met gebruikmaking van de artikelen 4:48 juncto artikel 4:56 Awb, ertoe leiden dat de betalingsverplichting wordt opgeschort vooruitlopend op intrekking of wijziging van de subsidieverlening omdat de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
De inhoud van de tussentijdse rapportage kan aanleiding vormen om de hoogte van het voorschot te wijzigen en/of de subsidieverlening te wijzigen. Om praktische redenen is ervoor gekozen deze verplichting alleen van toepassing te verklaren voor subsidieaanvragen van meer dan € 50.000,-.
Artikel 12 De intrekking en wijziging van de subsidie
De intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling geschieden op basis van afdeling 4.2.6 van de Awb. In deze bepaling is één aanvulling opgenomen op de intrekkingsgronden uit de Awb. Aangezien het bij stedelijke vernieuwing kan gaan om ingrijpende, ingewikkelde werkzaamheden, is de keuze van een termijn niet in de verordening vastgelegd, maar wordt overgelaten aan de beoordeling van burgemeester en wethouders.
Artikel 13 Ontheffing van termijnen
Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een algemene ontheffingsgrond te geven aan burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of het verlengen van de gereedmeldingstermijn.
Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 15 Bijzondere gevallen
Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 2 Ontwikkelingssubsidie
De hoofdstukken 2 en 3 moeten in samenhang met het eerste hoofdstuk worden gelezen. Hoofdstuk 2 en 3 geven aanvullende of afwijkende bepalingen. De ontwikkelingssubsidie heeft een ander karakter dan de andere subsidies die op grond van hoofdstuk 3 kunnen worden aangewezen. De ontwikkelingssubsidie (lid 1) is een subsidie met enige speelruimte, bedoeld om eventuele struikelblokken in het proces van stedelijke vernieuwing weg te nemen.
Artikel 16 Aanvraag en doel ontwikkelingssubsidie
De ontwikkelingssubsidie is bedoeld om een tekort bij een investeringsplan te dekken en kan slechts aan derden worden verleend. De hoogte van een ontwikkelingssubsidie is geen vooraf bepaald vast bedrag. De hoogte ervan wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld en vastgesteld in relatie tot de andere elementen van het totale investeringsplan.
In lid 1 is bepaald dat deze subsidie alleen kan worden verleend voor investeringsplannen. De investeringsplannen worden daarom getoetst aan het Ontwikkelingsprogramma.
In lid 3 is bepaald dat ter uitvoering van de subsidiebeschikking de subsidieontvanger een samenwerkingsovereenkomst dient aan te gaan met de gemeente en de overige partijen die bij de uitvoering van het plan zijn of worden betrokken.
De samenwerkingsovereenkomst is een nieuw element in de Subsidieverordening ISV. De ondertekenende partijen zijn in beginsel die partijen die een financiële bijdrage of een prestatie leveren bij de realisering van het plan. Deze overeenkomst stoelt op artikel 4:36, lid 1 Awb. Artikel 4:33 Awb staat het opnemen van deze voorwaarde aan de subsidieverlening nadrukkelijk toe. De sanctie op het niet nakomen van de verplichting volgt uit het samenspel van de verordening en de intrekkingsgronden uit de Awb. Zolang de ontwikkelingssubsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening in ieder geval intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen indien deze niet meewerkt aan de totstandkoming van de overeenkomst.
Artikel 17 Het investeringsplan
Omdat het investeringsplan de basis is van de aanvraag voor een ontwikkelingssubsidie, dienen aan het plan concrete eisen te worden gesteld. In deze bepaling is een aantal voorwaarden opgesomd waaraan het plan dient te voldoen, die eventueel in een beleidsplan nader aangevuld kunnen worden.
De financiële paragraaf biedt de mogelijkheid om meerjarenafspraken te maken met betrekking tot investeringen en subsidies. De looptijd hoeft niet samen te vallen met de investeringstijdvakken uit de wet stedelijke vernieuwing. Zo kan bijvoorbeeld in de 1ste ISV-periode subsidie worden verleend voor investeringen die doorlopen in de 2de ISV-periode.
Dit hoofdstuk is nog niet nader ingevuld.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat de overgangs- en slotbepalingen: een overgangsbepaling (artikel 19), hardheidsclausule (artikel 20, de citeertitel (artikel 21) en de datum van inwerkingtreding van deze subsidieverordening (artikel 22).
De bepalingen van toepasselijke “oude” regelingen op grond waarvan reeds subsidie is aangevraagd en verleend, blijven van toepassing zoals deze luiden op het moment van subsidieverlening. Dit is een uitvloeisel van het rechtszekerheidsbeginsel. Dit beginsel brengt tevens mee dat indien aanvragen nog niet volledig zijn afgedaan deze Subsidieverordening ISV van toepassing is, tenzij dit voor de subsidie-aanvrager een ongunstiger resultaat zou opleveren. Bovendien kan voorlopige handhaving van de bestaande regelingen belang zijn in verband met een ingesteld beroep.
Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijven burgemeester en wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van de wet (is een regeling van hogere orde).
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
De termijn van zes weken is opgenomen omdat de Tijdelijke Referendumwet van toepassing is op het besluit om de Subsidieverordening ISV vast te stellen.