Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009
CiteertitelVerordening rioolrecht 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met inwerkingtreding van deze regeling wordt de verordening rioolrecht 2008 ingetrokken.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-200910-03-2010nieuwe regeling

18-12-2008

Biltbuis 30-12-2008

cv 11-11-2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009

De raad van de gemeente De Bilt;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2008;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • 1.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • 2.

    onder afvalwater verstaan: water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • 3.

    onder eigendom verstaan: een roerende of een onroerende zaak;

  • 4.

    onder verbruiksperiode verstaan: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam “rioolrecht” wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom –niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van de heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan de periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet als afvalwater is afgevoerd. Vermindering als gevolg van het besproeien van tuinen of landerijen, het vullen van vijvers of zwembaden of het schoonmaken van voertuigen vindt niet plaats.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor een hoeveelheid van kubieke meters afvalwater van:

1 tot en met 50 € 137,40;

51 tot en met 150 € 186,60;

151 tot en met 300 € 261,00;

301 tot en met 500 € 333,00;

501 tot en met 1.000 € 666,00;

  • 1.

    001 tot en met 5.000 € 666,00 vermeerderd met € 333,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 500 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 1.000 m³;

  • 5.

    001 tot en met 10.000 € 3.330,00 vermeerderd met € 666,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 1.000 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 5.000 m³;

  • 10.

    001 tot en met 20.000 € 6.660,00 vermeerderd met € 1.665,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 2.500 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 10.000 m³;

  • 20.

    001 tot en met 40.000 € 13.320,00 vermeerderd met € 3.330,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 5.000 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 20.000 m³;

  • 40.

    001 tot en met 80.000 € 26.640,00 vermeerderd met € 6.660,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 10.000 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 40.000 m³;

  • 80.

    001 en meer € 53.280,00 vermeerderd met € 13.320,00 per eenheid afgevoerd afvalwater van 20.000 m³ of een gedeelte hiervan boven de afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 80.000 m³;

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke betalingstermijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4.

    De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het rioolrecht.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening rioolrecht 2008” van 20 december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

3.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

4.Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolrecht 2009”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2008.

De griffier, de voorzitter,

mr drs J.L. van Berkel A.J. Gerritsen