Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Havenverordening Almelo

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHavenverordening Almelo
CiteertitelHavenverordening Almelo
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-198718-12-2012Onbekend

09-04-1987

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Havenverordening Almelo

 

 

 

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2103

Raadsbesluit van 9 april 1987, houdende vaststelling van de Havenverordening Almelo

HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen.

Artikel 1

Betekenis van enige uitdrukkingen.

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Schipper Degene die een schip of een samenstel voert dan wel degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting.

  • b.

    Schip: Elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water.

  • c.

    Drijvende inrichting: Een drijvend bouwsel , dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst.

  • d.

    Drijvend voorwerp: Een bouwsel dat geschikt is gemaakt om te water te worden verplaatst en dat geen schip of drijvende inrichting is.

  • e.

    Recreatieschip : Een schip dat bestemd is voor het vervoer van personen niet zijnde bedrijfsvervoer en niet tegen betaling.

  • f.

    Woonschip : Schepen die uitsluitend of hoofdzakelijk als woning worden gebezigd, of tot woning bestemd zijn als bedoeld in de Wet op de Woonwagens en Woonschepen 1918.

  • g.

    Ambtenaren van de havendienst: De havenmeester, zijn plaatsvervanger en andere ambtenaren, die daartoe door burgemeester en wethouders als zodanig zijn aangewezen.

  • h.

    Laden en lossen: Het verwerken in en uit het schip van stoffen, goederen of voorwerpen al dan niet tegen vrachtbetaling.

  • i.

    Havenverkeer : Alle verkeer, noodzakelijk voor de aan- en afvoer van goederen, de in- of ontscheping van personen en door deze meegevoerde bagage, alsmede elk ander verkeer, dat zich in verband met het verrichten van werkzaamheden of het verlenen van diensten op het haventerrein moet bevinden.

  • j.

    Gevaarlijke stoffen: Onder gevaarlijke stoffen worden verstaan de in artikel 1 sub c van het Reglement betreffende het vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG), genoemde stoffen; bij het vervoer van of naar zee worden onder gevaarlijke stoffen begrepen de stoffen welke ingevolge het bepaalde bij of krachtens de IMO-IMDG Code, het schepenbesluit 1975 (Stbl. 367) de Bulk Chemical Code en/ of Gas carrier Code voorwaardelijk tot het vervoer zijn toegelaten.

  • k.BPR:.

    Het Binnenvaartpolitiereglement.

  • l.

    Zondagen: Zondagen, alsmede de eerste en tweede Kerstdag, de tweede Paasdag en Pinksterdag, de Goede Vrijdag, de Hemelvaartsdag, de Nieuwjaarsdag en de Nationale feestdagen.

    Daar waarin deze verordening van schip wordt gesproken wordt tevens bedoeld recreatieschip, drijvende inrichting en drijvend voorwerp tenzij uit het betreffende artikel het tegendeel blijkt.

2. Deze verordening is van toepassing op de havens en andere bevaarbare wateren, alsmede de daarbij behorende werken als kaden, kadeterreinen, opslagterreinen en -ruimten, steigers en andere kunstwerken en inrichtingen.

Artikel 2

Vergunningen en ontheffingen.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk vergunning verlenen voor het bepaalde in de artikelen 9, 13 lid 1, 14, 16, 28, 37 en 38.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 17, 21 en 24.

Artikel 3

Vergunning of ontheffing.

  • 1.

    Omtrent een verzoek om vergunning of ontheffing ingevolge deze verordening moet binnen één maand nadat het verzoek is binnengekomen een beslissing genomen worden.

  • 2.

    De beslissing kan voor ten hoogste twee maanden worden verdaagd. Van een verdaging wordt de verzoeker voor het verstrijken van de termijn waarbinnen zonder verdaging een beslissing op het verzoek genomen had moeten worden schriftelijk mededeling gedaan.

  • 3.

    Een ingevolge deze verordening verleende vergunning of ontheffing is alleen van kracht indien dit schriftelijk is verleend.

  • 4.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze, op eerste vordering van degenen die belast zijn met de opsporing van overtredingen van deze verordening, ter inzage af te geven.

  • 5.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 4

Machtiging tot uitvoering en in te stellen beroep.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheden behoort, over te dragen aan de door hen aan te wijzen ambtenaren van de havendienst.

  • 2.

    De ambtenaren van de havendienst zijn verplicht jaarlijks aan burgemeester en wethouders verslag uit te brengen van hetgeen zij ter uitvoering van die opdracht verricht hebben.

  • 3.

    Bij burgemeester en wethouders binnengekomen aanvragen om vergunning of ontheffing worden, voor zover nodig, geacht bij ambtenaren van de havendienst binnengekomen te zijn.

  • 4.

    Van de uitvoering door de ambtenaren van de havendienst en van hun nalatigheid daarbij staat voor direct belanghebbenden schriftelijk beroep open op burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Het beroepsschrift moet bij burgemeester en wethouders ingediend zijn uiterlijk dertig dagen, nadat de beschikking van bedoelde ambtenaren aan betrokkene afgegeven of verzonden is of genomen had behoren te zijn.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders beschikken, nadat zij appellant hebben gehoord, bij met redenen omklede besluit uiterlijk veertien dagen na ontvangst van het beroepschrift en delen hun besluit onverwijld mede aan appellant door toezending of uitreiking van een afschrift van dat besluit. Zij kunnen deze beslissing eenmaal voor ten hoogste veertien dagen verdagen.

Artikel 5

Bijzondere opsporingsambtenaren.

  • 1.

    Naast degene aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van overtredingen van het bepaalde in deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de havendienst ieder voor zover het zaken betreft die aan zijn toezicht zijn toevertrouwd.

  • 2.

    Indien daartoe de noodzaak bestaat, voor wat betreft de zorg voor de naleving van enig voorschrift in deze verordening gesteld, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan belast zijn of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt te allen tijde al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen, woningen en schepen daaronder begrepen te betreden of binnen te treden, desnoods tegen de wil van rechthebbende, zulks voor zover het woningen betreft, met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853 (Stbl. 83).

Artikel 6

Openbare kennisgevingen.

De bij deze verordening voorgeschreven openbare kennisgevingen vinden plaats door middel van publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende bladen en eventueel op een door burgemeester en wethouders te bepalen andere wijze.

 

HOOFDSTUK 2: Openbare orde en veiligheid te water.

Artikel 7

Het besturen van schepen onder invloed van alcoholhoudende drank en/ of andere stoffen.

  • 1.

    Het is de schipper van een schip verboden dit te sturen of te doen sturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik daarvan {al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof} de vaardigheid in het sturen kan verminderen in die mate, dat hij niet tot behoorlijk sturen in staat moet worden geacht.

  • 2.

    Een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de havendienst kunnen bij ernstige verdenking dat degene die op een scheepvaartweg een varend schip voert of stuurt, verkeert in een toestand als bedoeld in het vorige lid, aan die persoon een verbod opleggen op de scheepvaartweg een varend schip te voeren of te sturen voor de tijd gedurende welke verwacht dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste acht uren.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een schip dat op de scheepvaartweg voor vertrek gereed ligt, te voeren of te sturen, met dien verstande dat in dat geval het verbod bedoeld in het tweede lid, voor ten hoogste twaalf uren kan worden opgelegd.

Artikel 8

Het breken van ijs.

  • 1.

    Het is verboden ijs in de wateren te breken.

  • 2.

    Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor het losmaken van ijs rond schepen tot een maximale afstand van 1.00m.

    • b.

      voor hem die handelt in opdracht of met toestemming van een ambtenaar van de havendienst.

Artikel 9

Het opleggen, droogzetten en slopen van schepen. (vergunning)

Het is verboden schepen op te leggen, te slopen of droog te zetten.

Artikel 10

Baggeren.

  • 1.

    Het is verboden in de wateren te baggeren of naar levenloze voorwerpen te vissen of te zoeken.

  • 2.

    Het in het vorige lid gestelde verbod geldt niet voor hem die handelt in opdracht of met toestemming van een ambtenaar van de havendienst.

Artikel 11

Onbeheerde schepen.

De ambtenaren van de havendienst zijn bevoegd een schip, een drijvende inrichting of een drijvend voorwerp, welke onbemand is en waarvan de schipper of eigenaar onbekend is in bewaring te nemen of te doen nemen, zulks voor rekening en risico van de eigenaar of beheerder doch niet dan na het voornemen daartoe bij openbare kennisgeving te hebben bekend gemaakt.

Artikel 12

Vervoer van zand en dergelijke stoffen.

Zonder toestemming van een ambtenaar van de havendienst is het verboden in de wateren zand, baggerspecie of dergelijke stoffen met onder- of zijlossers te vervoeren.

Artikel 13

Het bouwen en herstellen van schepen. (vergunning)

  • 1.

    Het is verboden in de wateren schepen te (doen) bouwen, te (doen) verbouwen of daaraan herstellingen te (doen) verrichten.

  • 2.

    Het in het vorige lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van noodreparaties, binnenwerk herstellingen en voor het uitvoeren van kleine reparaties door of in opdracht van de schipper mits deze reparaties niet langer duren dan 2 maal 24 uren.

Artikel 14

Het plaatsen van steigers en voorwerpen of het uitvoeren van werken. (vergunning)

  • 1.

    Het is verboden in openbaar vaarwater of op of aan de daaraan of daarlangs gelegen loswallen, steigers te plaatsen of werken uit te voeren.

  • 2.

    Het is verboden een voorwerp niet zijnde een schip of vistuig op, in of boven openbaar vaarwater te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

Artikel 15

Hond aan boord.

Schippers, die een hond of honden aan boord van hun schip hebben, zijn, indien een ambtenaar van de havendienst dit verlangt, verplicht om deze hond of honden vast te leggen of vastgelegd te houden.

Artikel 16

Het onttrekken of aflaten van water (vergunning)

  • 1.

    Het is verboden aan de gemeentelijke wateren water te onttrekken of daarop af te laten.

  • 2.

    Het in het vorige lid bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van ballasten en ontballasten en ten aanzien van het dekwassen.

Artikel 17

Verbod tot baden. (ontheffing)

Het is verboden in een openbaar water te baden of te zwemmen of een andere dan een bij openbare kennisgeving door burgemeester en wethouders aangegeven openbare zwemplaats.

Artikel 18

Belemmering scheepvaart en overlast aan schepen.

Het is aan ieder, die zich als bader of zwemmer in een openbare vaarweg ophoudt, verboden:

  • a.

    bij nadering van een schip zich in de koerslijn van dat schip of in de onmiddellijke nabijheid van die koerslijn te bevinden;

  • b.

    zich zodanig te gedragen, dat de scheepvaart daarvan hinder kan ondervinden.

Artikel 19

Het onbevoegd gebruikmaken van vaartuigen.

Het is onbevoegden verboden enig schip te water te laten, los te maken, ter verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich op of in een schip te bevinden.

Artikel 20

Toegang tot openbare trappen en steigers.

Het is zonder toestemming van een ambtenaar van de havendienst verboden de toegang tot de kades te belemmeren of langer daarvan gebruik te maken dan voor het in- of ontschepen van personen en/ of laden en lossen nodig is.

 

HOOFDSTUK 3: Van het aanmeren en innemen van ligplaatsen.

Artikel 21

Meervoorschriften. (ontheffing)

  • 1.

    Het is de schipper verboden met zijn schip te liggen, zijn schip te laden of te lossen in de wateren, anders dan aan een daartoe bestemde meergelegenheid.

  • 2.

    Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan schepen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 22

Beveiligingsmaatregelen bij het meren.

Waar geen remmingwerken aanwezig zijn, is de schipper verplicht door het aanbrengen van kurkzakken of drijfbalken of op andere wijze ervoor zorg te dragen, dat tengevolge van het meren van zijn schip geen schade of letsel aan derden kan worden toegebracht.

Artikel 23

Het innemen van een ligplaats.

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van een ambtenaar van de havendienst ligplaats in te nemen langs kaden, oevers, steigers, trappen en andere kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud bij de gemeente.

  • 2.

    De schipper van een schip, die een ligplaats heeft ingenomen, moet daarvan binnen 2 uur na aankomst van zijn schip melding doen aan een ambtenaar van de havendienst.

  • 3.

    Het is de schipper verboden met zijn schip te meren op een plaats, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders hebben bepaald dat deze uitsluitend is bestemd tot ligplaats voor nader aangeduide categorieën van schepen, waartoe het meergelegenheid zoekende vaartuig niet behoort.

Artikel 24

Het innemen van een ligplaats voor bewoningsdoeleinden, het drijven van handel of het verlenen van huisvesting.

(ontheffing)

  • 1.

    Het is verboden woonschepen in de bij de gemeente of particulieren in beheer zijnde wateren te doen of laten verblijven behoudens op daartoe door burgemeester en wethouders bij openbare kennisgeving aan te wijzen plaatsen.

  • 2.

    Het is verboden met enig schip in de gemeentelijke wateren ligplaats in te nemen voor het drijven handel of het uitoefenen van een bedrijf.

Artikel 25

Inzage scheepsdocumenten

De schipper van een schip is verplicht desgevraagd aan een ambtenaar van de havendienst inzage te verlenen van de ladingsdocumenten, de meetbrief, de monsterrol en de overige scheepsdocumenten.

Artikel 26

Draaiverbod voortstuwer.

Het is zonder toestemming van een ambtenaar van de havendienst verboden de voortstuwer van een aangemeerd schip te laten draaien, tenzij en voor zover nodig ter voorbereiding van het vertrek en dan op zodanige wijze, dat daardoor geen schade of letsel aan derden kan worden toegebracht.

Artikel 27

Overlast laden en lossen.

  • 1.

    Het is de schipper verboden zijn schip te laden of te lossen indien daarbij onredelijke overlast, materialen te water geraken of ernstige verstoring van de openbare orde moet worden verwacht.

  • 2.

    Een ambtenaar van de havendienst kan ter zake van het gestelde in het vorige lid aan de hand van de situatie tijdens het laden of lossen beoordelen of van onredelijke overlast of ernstige verstoring van de openbare orde, rust en veiligheid sprake is en met betrekking hiertoe de nodige bevelen geven ter bescherming van de openbare orde, rust en veiligheid.

Artikel 28

Toestellen, werken of inrichtingen ten dienst van het laden en lossen. (vergunning)

Het is verboden:

  • a.

    vaste of verplaatsbare mechanische inrichtingen voor het laden en lossen, zoals kranen, trechters, los- en laadbruggen, transporteurs of dergelijke toestellen aan de haven of op de kaden te hebben of in gebruik te nemen;

  • b.

    aan de haven of op de kaden direct of indirect te laden of te lossen door middel van drijvende kranen, transporteurs of soortgelijke inrichtingen.

     

HOOFDSTUK 4: Laden en lossen.

Artikel 29

Laad- en lostijden.

  • 1.

    Alle dagen is het gedurende de tijd tussen 21.00 en 07.00 verboden in de havens aan kades, schepen te laden of te lossen.

  • 2.

    Het in het vorige lid gestelde verbod geldt niet voor hen die handelen in opdracht of met toestemming van een ambtenaar van de havendienst.

Artikel 30

Opslaan van goederen.

Het is zonder toestemming van een ambtenaar van de havendienst verboden:

  • a.

    de kaden in gebruik te nemen voor het opslaan en opgeslagen hebben van goederen of voor welke andere doeleinden dan ook;

  • b.

    op de kaden goederen of stoffen te hebben binnen een afstand van 5 meter uit de kademuren of walbeschoeiing, tenzij dit voor de directe ladingsbehandeling nodig is;

  • c.

    op de kaden goederen langer te laten liggen dan door een ambtenaar van de havendienst voor het laden of lossen bepaalde termijn.

     

HOOFDSTUK 5: Gevaarlijke stoffen.

Artikel 31

Meldingsplicht.

  • 1.

    De schipper van een schip is verplicht tenminste 6 uur voor de vermoedelijke tijd van aankomst in de haven aan de havenmeester een schriftelijke opgave te verstrekken van de aan boord aanwezig zijnde gevaarlijke stoffen en het voorgenomen tijdstip van het in- en/ of uitladen c.q. verplaatsen van deze stoffen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde krachtens de Wet Gevaarlijke Stoffen met betrekking tot de melding van gevaarlijke stoffen aan de bevoegde plaatselijke autoriteit dient ter uitvoering van deze verplichting de melding schriftelijk te geschieden op een formulier van het door burgemeester en wethouders voorgeschreven model. Een formulier voor de opgave als bedoeld in lid 1 van dit artikel is bij een ambtenaar van de havendienst verkrijgbaar.

  • 3.

    Voor zover de stuwage van de te laden stoffen op het in lid 1 genoemde tijdstip nog niet bekend is, moet deze alsnog zo spoedig mogelijk maar in elk geval voor het inladen aan een ambtenaar van de havendienst worden opgegeven.

  • 4.

    De schipper is verplicht tijdens het verblijf in de haven een duplicaat van het formulier als hiervoor bedoeld, onder zijn berusting te hebben.

     

HOOFDSTUK 6: Bestrijding van brand.

Artikel 32

Verbod gebruik open vuur of licht en rookverbod.

  • 1.

    Het is de schipper verboden, bij het laden, lossen en verwerken van brandbare lading aan boord van schepen, in de laadruimte of aan dek bij de laadruimten, open vuur of licht te gebruiken.

  • 2.

    Het is verboden te roken boven openliggende luiken of in laadruimen van schepen van waaruit brandbare lading gelost of waarin brandbare lading geladen wordt.

Artikel 33

Maatregelen ter voorkoming, enz. van brand en bevelen havenmeester en brandweer.

  • 1.

    Alle aanwijzingen die door een ambtenaar van de havendienst of door een ambtenaar van de brandweer worden gegeven ter afwending van brandgevaar, ter voorkoming van uitbreiding van brand, of tot afwering van gevaar voor de openbare veiligheid nodig worden geoordeeld, dienen door de schipper te worden opgevolgd.

  • 2.

    De schipper is verplicht in geval van brand of bij gevaar voor brand, onmiddellijk te gehoorzamen aan de aanwijzingen van de ambtenaren van de havendienst en van de ambtenaar van de brandweer, die bij de brand blussen het bevel voert, ten aanzien van het liggen en verhalen van zijn vaartuig.

Artikel 34

Lossen, laden en opslaan van lading.

Het is verboden brandende, broeiende, gebrand hebbende of gebroeid hebbende lading uit een schip te lossen en op te slaan, ofwel een schip daarmede te beladen, zonder toestemming van een ambtenaar van de havendienst.

 

HOOFDSTUK 7: Maatregelen ter voorkoming van verontreiniging van water en kaden.

Artikel 35

Voorkoming van milieuhinder.

  • 1.

    Iedere schipper die met zijn schip in een haven verblijft is verplicht, het aan boord van zijn schip aanwezige huisvuil te deponeren in de daarvoor bestemde vanwege de gemeente geplaatste container.

  • 2.

    De schipper van een schip evenals de exploitant van een aan de vaarweg en andere wateren gelegen terreinen, is verplicht:

    • a.

      zodanige maatregelen te nemen dat het te water geraken van vloeistoffen en voorwerpen, die tot milieuhinder aanleiding kunnen geven, wordt voorkomen;

    • b.

      onmiddellijk na het te water geraken van de in sub a genoemde vloeistoffen en voorwerpen, daarvan mede kennis te geven aan een ambtenaar van de havendienst en er zorg voor te dragen, dat deze vloeistoffen en voorwerpen onmiddellijk, of binnen de door een ambtenaar van de havendienst te bepalen tijd uit de havens en andere wateren worden verwijderd.

Artikel 36

Het reinigen van kaden.

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Algemene Politieverordening zijn de kadegebruikers verplicht, indien ten gevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sintels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, chemicaliën of andere daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, haventerreinen en overslagterreinen zijn achtergebleven, te zorgen, dat de kaden en/ of terreinen behoorlijk, zulks ter beoordeling van een ambtenaar van de havendienst worden gereinigd binnen 24 uren na beëindiging der werkzaamheden, en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, ten minste één maal per dag.

  • 2.

    Indien binnen de in het eerste lid gestelde tijd niet met het reinigen is aangevangen kan een ambtenaar van de havendienst op kosten van degene die het reinigen heet nagelaten het nodige daartoe strekkende werkzaamheden laten verrichten.

Artikel 37

Stuwadoorsmaterieel. (vergunning)

Het is verboden na afloop van de werkzaamheden stuwadoorsmaterieel op de openbare kaden of wegen achter te laten.

Artikel 38

Garneren van goederen. (vergunning)

Het is verboden goederen, die met vorkhefwagens moeten worden verwerkt, op de openbare kade- en haventerreinen anders op te slaan dan met gebruikmaking van houten onderliggers van voldoende dikte teneinde bij het onderschuiven van de vork beschadiging van de kade oppervlak te voorkomen.

HOOFDSTUK 8: Straf- en slotbepalingen.

Artikel 39

Verstrekken gegevens.

Het is verboden ter zake van een aanvraag om ontheffing of vergunning of anderszins onjuiste of onvolledige gegevens te

verstrekken.

Artikel 40

Strafbepalingen.

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 41

Inwerkingtreding en citeer titel.

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die waarop zij afgekondigd is.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als: Havenverordening Almelo.

Artikel 42

Bijzonderheden inzake inwerkingtreding.

  • 1.

    Bij de inwerking treden van deze verordening vervallen de artikelen 50, 52, 53 en 54 van de Algemene Politieverordening voor Almelo van 1 april 1982.

  • 2.

    Ontheffingen en vergunningen, verleend krachtens de artikelen genoemd in de in het vorige lid aangehaalde verordening blijven gelden, tot zij ingetrokken of vervallen zijn.

 

ONDERSCHRIFT

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 april 1987.

de secretaris, de voorzitter,

M.Snijder F.J.H. Schneiders

 

TOELICHTING.

Algemeen.

In het verleden werd een aantal zaken betreffende de haven geregeld in de Algemene Politieverordening (APV). Enige jaren gelden is de APV gewijzigd, en zijn de artikelen betreffende de haven geschrapt met de bedoeling deze op te nemen in een havenverordening.

Deze verordening is geschreven na advies van de Vereniging van Havenmeesters in Nederland, de provinciale Waterstaat, politie, brandweer, de Kamer van Koophandel en toegezonden aan de Schippersvereniging "Schuttevaer". De verordening is aangepast aan het op 1 april 1984 in werking getreden Binnenvaartpolitiereglement (BPR), dat bepalingen bevat ter voorkoming van aanvaring of aandrijving op de openbare wateren in het Rijk die voor de scheepvaart open staan, met uitzondering van enkele grote rivieren. In verband met het feit dat het Binnenvaartpolitiereglement ook geldt voor de Almelose wateren heeft deze verordening slechts een beperkte omvang. Bij het opstellen van de verordening is zoveel mogelijk getracht de bestaande oneffenheden weg te werken en de in de praktijk opgedane ervaringen door middel van ge- en verbodsbepalingen in de verordening op te nemen.

De ontwerpverordening bestaat uit 8 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat algemene bepalingen zoals begripsomschrijvingen, vergunning, ontheffing, etc.

Hoofdstuk 2 behandelt de orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart in het algemeen.

Hierin zijn een aantal ge- en verboden opgenomen, die deze orde en veiligheid beogen te handhaven.

Hoofdstuk 3 geeft een volledige regeling inzake het aanmeren en innemen van ligplaatsen.

Hoofdstuk 4 bevat bepalingen omtrent het laden en lossen.

Hoofdstuk 5 bevat bepalingen, die verband houden met het vervoeren, laden en lossen van gevaarlijke stoffen, mede gezien in het licht van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de daarbij behorende uitvoeringsmaatregelen.

Hoofdstuk 6 bevat een regeling voor het voorkomen en bestrijden van brand.

Hoofdstuk 7 somt maatregelen tegen verontreiniging van water en kaden op. Hoofdstuk 8 regelt de strafbepalingen, welke van toepassing zijn bij overtreding van ge- en verbodsbepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld.

In deze verordening zijn overigens geen regels gesteld inzake de bouw en inrichting van vaartuigen, de nationaliteit daarvan en de aan de schipper te stellen eisen, omdat deze onderwerpen vrijwel geheel door regelingen van de rijksoverheid worden beheerst.

Opgenomen is de bepaling, dat uitvoering van één of meer artikelen van de verordening kan worden overgedragen aan ambtenaren van de havendienst waarbij de havenmeester onder leiding van de directeur van de Hoofdgroep Reiniging, Haven- en Marktdienst optreedt als hoofd van de ambtenaren van de havendienst.

De praktijk heeft uitgewezen, dat een dergelijk artikel onmisbaar is teneinde een slagvaardig beleid te kunnen voeren.

In verband daarmee is ook bepaald, dat van de beslissingen van de havenmeester beroep open staat op het College van burgemeester en wethouders.

Deze bepaling beantwoordt geheel aan hedendaagse rechtsopvattingen.

Gelet op de huidige wetgeving op het gebied van de gevaarlijke stoffen en het milieu is het noodzakelijk dat een aantal bepalingen hieromtrent wordt opgenomen ten behoeve van de bescherming van de haven en kaden.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.

Dit artikel is een algemeen definitieartikel. Begrippen, die meermalen in de verordening voorkomen, worden hier omschreven. De definities zijn opgenomen om met een korte omschrijving een samengesteld begrip aan te geven. Waar mogelijk is aansluiting gezocht bij het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 2.

Ter wille van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid is een algemeen artikel opgenomen, waarin alle mogelijkheden tot het verlenen van vergunning c.q. ontheffingen zijn vermeld. In de artikelen waarvoor vergunning of waarvoor ontheffing kan worden verleend wordt bij de aanhef hiernaar verwezen.

Artikel 3.

Vergunningen en ontheffingen worden verleend door burgemeester en wethouders, tenzij de verlening geschiedt door de burgemeester, voornamelijk in verband met de uitvoering van artikel 219 van de Gemeentewet.

Vergunningverlening is slechts mogelijk in de aangegeven gevallen. Er kunnen voorschriften worden gesteld, die betrekking hebben op de geregelde materie. Er zijn geen voorschriften opgenomen over de duur van de vergunning. Ook vergunningen die voor onbepaalde tijd worden verleend, kunnen worden ingetrokken, mits rekening wordt gehouden met de belangen, die het onderwerp van de regeling zijn.

Ontheffingen kunnen eveneens slechts worden verleend in de gevallen in de verordening opgenomen. Het verschil tussen de vergunning en de ontheffing is, dat de gemeentelijke overheid met het stellen van het verbod en de mogelijkheid van het verlenen van de vergunning aangeeft een bepaald beleid te willen voeren. Door de vergunning en het stellen van de voorschriften is ordening mogelijk. Waar de gemeentelijke overheid als regel een totaalverbod beoogt stelt zij burgemeester en wethouders in de gelegenheid

bij wijze van uitzondering een ontheffing te verlenen als dat rechtvaardig wordt geoordeeld om een burger tegemoet te komen. Ook dan kunnen voorschriften worden gesteld.

Het bezit van een vergunning maakt deel uit van de norm. In het artikel is dan ook een zodanige omschrijving gevolgd, dat het niet bezitten van een vergunning door de vervolgende gerechtelijke instantie moet worden bewezen.

Voor de ontheffing geldt de regel, dat men in beginsel strafbaar is. Degene, die meent dat hem een ontheffing is verleend, moet het bestaan van de ontheffing bewijzen.

Artikel 4.

Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevalle n een machtiging verstrekken bij de uitvoering van de verordening.

De burgemeester heeft deze mogelijkheid niet, voor zover hij met de uitvoering van een bepaald onderdeel van de verordening is belast. Bij het redigeren is aansluiting gezocht bij de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet AROB).

Artikel 5.

Naast de algemene opsporingsambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering maakt dit artikel het mogelijk enkele bijzondere opsporingsambtenaren aan te wijzen, die alleen ten aanzien van bepaalde artikelen van de onderhavige verordening opsporingsbevoegdheid hebben. Hierbij valt te denken aan de havenmeester en/ of diens plaatsvervangers, de commandant van de brandweer.

Artikel 6, 7 en 8.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 9.

Hiermee wordt voorkomen dat her en der boten uit het water worden gehaald of in het water worden gelaten. Door middel van een vergunning kunnen voorschriften gesteld worden, waardoor met name schade aan de waterkant en kaden kan worden voorkomen.

Artikel 10.

Met dit artikel wordt voorkomen dat er eventueel schade ontstaat aan kunstwerken, oevers en taluds.

Artikel 11.

Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid in te grijpen in verband de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van schade die onbeheerde schepen en drijvende inrichtingen of drijvende voorwerpen kunnen veroorzaken.

Artikel 12.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13.

Het in lid 1 van dit artikel bedoelde verbod is belangrijk. De openbare orde en veiligheid gebieden ook in dit opzicht voorschriften te geven.

Aan de te verlenen vergunningen op grond van lid 1 kunnen verschillende voorschriften worden verbonden.

Te denken valt aan maatregelen om het scheepvaartverkeer niet te belemmeren, om vervuiling van en het werpen van voorwerpen in de wateren tegen te gaan.

Artikel 13 is ook op woonschepen van toepassing.

Om het verbod in lid 1 een niet te ruime strekking te geven, zijn in lid 2 uitzonderingen opgenomen voor nood- en resp. kleine reparaties.

Artikel 14, 15 en 16.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 17.

Dit artikel beoogt met name de vrijheid voor het scheepvaartverkeer te waarborgen buiten de door burgemeester en wethouders aangegeven openbare zwemplaatsen. Tevens wordt met dit artikel de veiligheid te water vergroot. De bevoegde ambtenaren kunnen mede op basis hiervan de nodige aanwijzingen of waarschuwingen geven en zonodig optreden.

Artikel 18.

In dit artikel zijn voorschriften opgenomen, waarbij het de zwemmer is verboden zich zodanig te gedragen, dat het scheepvaartverkeer ernstig hinder ondervindt.

Artikel 19.

Hierbij wordt de onbeheerd liggende boot beschermd. De bescherming strekt zich ook uit tot vaartuigen, die op of aan de weg of op of aan de kade of oever liggen.

Artikel 20, 21 en 22.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 23

Het direct aanmelden van de aankomst van de vaartuigen is belangrijk in verband met het algemene toezicht, dat op de ligplaatsen in de wateren moet worden uitgeoefend. Het 2e lid maakt het mogelijk, dat de ambtenaren van de havendienst regelend kunnen optreden ten aanzien van de ligplaatsen.

Artikel 24.

Deze bepaling waakt er onder meer voor, dat de gemeente ontsierd wordt door drijvende opslagplaatsen, winkels, kantoorruimten, e.d. en beoogt het bestaande woonschepenbeleid, in deze het verminderen van het aantal woonschepen, te waarborgen.

Artikel 25.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 26.

Dit artikel heeft mede tot doel de ondermijning van kaden tegen te gaan.

Artikel 27.

Omdat niet te voorkomen is, dat bij het laden of lossen "iets in het water valt" is de redactie van dit artikel zo gesteld, dat havengebruikers verplicht kunnen worden gesteld tenminste de minimale voorzieningen te doen aanbrengen, welke veelal ontbreken.

Artikel 28 en 29.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 30.

Hiermee wordt het juiste gebruik van de haven gestimuleerd.

Artikel 31.

Dit artikel is geredigeerd overeenkomstig de huidige wetgeving op het gebied van gevaarlijke stoffen.

In lid 1 wordt het voorgeschreven model bedoeld (zie bijlage).

Artikel 32, 33 en 34.

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 35.

Hoofdstuk 7 van de verordening, waarin onder meer dit artikel is opgenomen, is van belang voor het treffen van maatregelen ter voorkoming van verontreiniging van haven en kaden. Deze maatregelen kunnen schade aan het milieu voorkomen, terwijl deze bepalingen tevens in het belang van de volksgezondheid moeten worden geacht.

Artikel 36.

Niet alleen de schippers hebben de in deze verordening gestelde verplichting, maar ieder, onder wiens verantwoordelijkheid de lossing of de belading van een vaartuig plaatsvindt. De aannemer, bouwhandelaar, betonfabrikant, enz., die in zijn opdracht op de wal materiaal laat lossen op zijn loswal, heeft ook de verplichting toe te zien, dat de lossing op een behoorlijke manier geschiedt, dat wil zeggen dat het materiaal op de juiste plaats op zijn loswal gelost wordt en dat geen materiaal gedeponeerd wordt in de vaarweg of op de taluds. Zij beschikken over de mogelijkheid en hebben ook de verplichting bij niet juiste lossing deze te doen stoppen.

Artikel 37.

Hiermee wordt beoogd dat zowel restanten, zie artikel 36, als gereedschap wordt opgeruimd.

Artikel 38.

Hiermee kan men voorschriften stellen aan gebruik van kaden en oevers.

Artikel 39.

Het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens wordt hierbij strafbaar gesteld.

Artikel 40.

In dit artikel is de strafbepaling opgenomen. Het niet naleven van voorschriften gesteld in een vergunning of ontheffing is door het hier bepaalde eveneens strafbaar gesteld. De tweede categorie heeft een maximum van f.5.000,--.

Artikel 41.

De citeertitel en de dag van inwerkingtreding van de verordening worden in dit artikel vastgesteld.

Artikel 42.

Het is noodzakelijk deze overgangsbepalingen op te nemen.