Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Utrecht (Utr)

Richtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Utrecht (Utr)
Officiële naam regelingRichtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004
CiteertitelRichtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpwelzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Een herdruk van deze richtlijnen is gepubliceerd in Gemeenteblad 2009, nr. 56

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-200901-07-200901-04-2010Wijziging resp. toevoeging art. 2, 6, 10, 13, 16, 19 en 29 t/m 45

30-06-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 55

Besluit college van B&W van 30 juni 2009
22-10-200901-07-200901-01-2010Wijziging resp. toevoeging art. 2, 6, 10, 13, 16, 19 en 29 t/m 45

30-06-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 55

Besluit college van B&W van 30 juni 2009

Tekst van de regeling

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2009 Nr. 55

Verordening tot wijziging van de Richtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004(besluit van b. en w. 30 juni 2009)

Burgemeester en wethouders van Utrecht;

gelet op de artikelen 5,11,12,13,14,15,16,18,35,49 van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende, dat zij de zorg hebben voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende:

VERORDENING tot wijziging van de RichtlijnenBijzondere Bijstand Utrecht 2004 (RBBU)

ARTIKEL I

De Richtlijnen Bijzondere Bijstand Utrecht 2004 (Gemeenteblad van Utrecht 2004, nr. 19), worden gewijzigd als aangegeven in artikel II.

ARTIKEL II

  • Aan artikel 2 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid naar derde en vierde lid, toegevoegd een nieuwe tweede lid, dat luidt als volgt:

    • 2.

      De bijzondere bijstand zoals bedoeld in Hoofdstuk III kan worden verleend in de vorm van periodieke bijzondere bijstand.

  • In artikel zes worden het zesde en zevende lid gewijzigd als volgt:

    • 6.

      De hoogte van de toeslag voor de zelfstandig wonende alleenstaande bedraagt:

  • § EUR 265,00 wanneer de jongere aantoonbare woonlasten heeft;

  • § EUR 212,00 minimaal bij het ontbreken van (aantoonbare) woonlasten;

  • § EUR 132,50 voor een gezin, beide partners jonger dan 21 jaar, waarbij de ene partner een beroep kan doen op de onderhoudsplicht van de ouders.

    • 7.

      De hoogte van de toeslag voor een zelfstandig wonende alleenstaande ouder bedraagt:

  • § EUR 358,00 wanneer de jongere aantoonbare woonlasten heeft;

  • § EUR 286,00 minimaal bij het ontbreken van (aantoonbare) woonlasten.

    ∙In artikel 7 wordt het tweede lid gewijzigd als volgt:

    2.e hoogte van de toeslag bedraagt EUR 212,00.

  • Artikel 10 wordt vervangen door een nieuw artikel 10, dat luidt als volgt:

Artikel 10 Inkomensvoorzieningen bij terugval in inkomen

Toeslagen voormalig alleenstaande ouders

  • 1.

    Aan een alleenstaande ouder, van wie het jongste kind niet meer ten laste van de ouder komt, als gevolg waarvan de ouder de bijstandsnorm voor een alleenstaande moet krijgen, kan een toeslag voormalig alleenstaande ouders worden verstrekt, ter hoogte van 20% van de gehuwdennorm, mits het kind tot het huishouden blijft behoren en studiefinanciering (WSF18+ of WTOS) ontvangt

  • 2.

    De toeslag stopt wanneer het jongste kind 21 jaar wordt, het kind niet meer tot het huishouden behoort, het jongste kind geen studiefinanciering meer ontvangt of als de voormalige alleenstaande ouder een inkomen gaat ontvangen boven de voor haar geldende bijstandsnorm.

    ∙In artikel 13, eerste lid vervallen sub d., e., f. en g, en worden vervangen door nieuw sub d. en e., die luiden als volgt:

    • d.

      extra kosten ten gevolge van een chronische ziekte of handicap;

    • e.

      extra kosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel.

    • Na artikel 13 wordt toegevoegd artikel 13A, dat luidt als volgt:

Artikel 13A Chronisch zieken toeslag

In afwijking van artikel 12 en 13 en met toepassing van de Beleidsregels categoriale en periodieke regeling bijzondere bijstand chronische zieken Utrecht 2007 & 2008 kan aan een inwoner van de gemeente Utrecht van 18 jaar en ouder die lijdt aan één of meerdere chronische ziekten een toeslag worden verstrekt

∙Na artikel 16 wordt toegevoegd een artikel 16A, dat luidt als volgt:

Artikel 16A Reserveringstoeslag

In afwijking van artikel 16 en met toepassing van de Richtlijn Reserveringstoeslag kan aan het hoofd van het huishouden een Reserveringstoeslag worden toegekend voor de aanschaffing, vervanging en/ of reparatie van duurzame gebruiksgoederen, woningmeubilering, woningstoffering, elektrische apparaten en fietsen.

∙Artikel 19 komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuw artikel 19, dat luidt als volgt:

Artikel 19 Toeslagen voor ziektekostenpremie en verzekeringspremie

Een toeslag wordt verstrekt voor de noodzakelijke premies van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.

∙Na artikel 19 worden toegevoegd de artikelen 19A en 19B, die luiden als volgt:

Artikel 19A Legeskosten voor verblijfsvergunningen

Voor bijstandsverlening voor de kosten van leges (voor vergunning) komen de volgende doelgroepen in aanmerking:

  • -

    ex-ama’s tussen 18 en 23 jaar;

  • -

    vluchtelingen die in een vervolgprocedure zitten op medische gronden.

Artikel 19B Kosten voor personen die gedwongen zijn opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen of in forensisch psychiatrische centra

Aan personen die gedwongen zijn opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen of in forensische centra kan bijzondere bijstand worden verleend voor de volgende kosten:

  • -

    kosten voor persoonlijke uitgaven ter hoogte van de zak en kleedgeldnorm geregeld in artikel 23, eerste lid van de WWB;

  • -

    kosten van de premie voor de ziektekostenverzekering en

  • -

    de vaste lasten die verbonden zijn aan de woning.

    ∙Hoofdstuk V Woonlastenfonds komt in zijn geheel te vervallen en wordt vervangen door een nieuw Hoofdstuk V, dat luidt als volgt:

Hoofdstuk V Woonlastenfonds 1 juli 2009-1 januari 2010

Artikel 29 Begripsbepalingen

1.De regeling, zoals beschreven in dit hoofdstuk, verstaat onder:

a.rechthebbende:

Persoon die als huurder van een zelfstandige woning

    • §

      18 jaar of ouder is; en

    • §

      huurtoeslag, een bijdrage op grond van de Regeling bijdrage huurlasten of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt; en

    • §

      als rechthebbende met alle eventuele medebewoners ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) op het adres waarvoor subsidie aangevraagd of ontvangen wordt.

  • b.

    huishouden:

De rechthebbende en alle eventuele medebewoners die ingeschreven staan op het adres waarvoor Huurtoeslag aangevraagd wordt.

    • c.

      inkomen: Het voor de Huurtoeslag van toepassing zijnde rekeninkomen tot een voor het Woonlastenfonds bepaalde maximale hoogte. Rekeninkomen is het toetsingsinkomen voorde huurtoeslag.

    • d.

      huur: Het deel van de huur voor een zelfstandige woning dat in aanmerking komt voor Huurtoeslag (rekenhuur).

    • e.

      Huurquotum: Het deel van het inkomen dat besteed wordt aan de rekenhuur na aftrek van Huurtoeslag (normhuur).

  • 2.

    Voor het vaststellen van de inkomensgrenzen en de hoogte van de bijdrage zijn de bepalingen uit artikel 44 van toepassing. Toelichting. Bij de berekening van de huurquota (aandeel huur van het netto inkomen komt uit op ca. 23%), is een bandbreedte opgenomen die afhankelijk van het inkomen kan komen te liggen tussen 23% en 27%. Op het moment dat de huurquota door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld zijn deze bindend.

  • 3.

    De bijdrage uit het Woonlastenfonds is bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand wordt niet met terugwerkende kracht toegekend over periodes voorafgaand aan de van toepassing zijnde huurtoeslagperiode (1 juli 2009 tot 1 juli 2010).

Artikel 30 Categorieën die in aanmerking komen

Met inachtneming van de bepalingen genoemd in artikel 29 komen vooreen vergoeding in aanmerking:

  • eenpersoonshuishoudens met een rekeninkomen van de Huurtoeslag niet hoger dan EUR 14. 655,00 als zij jonger dan 65 jaar zijn;

  • meerpersoonshuishouden met een rekeninkomen van de Huurtoeslag niet hoger dan EUR 19.088,00 als zij jonger dan 65 jaar zijn;

  • eenpersoonsouderenhuishoudens met een rekeninkomen van de Huurtoeslag niet hoger dan EUR 14.225,00 als zij 65 jaar of ouder zijn;

  • meerpersoonsouderenhuishoudens met een rekeninkomen van de Huurtoeslag niet hoger dan EUR 18.670,00 als zij 65 jaar of ouder zijn.

Artikel 31 Huurquotum

  • 1.Het huurquotum voor het Woonlastenfonds voor zelfstandige woningen in Utrecht is in de benoemde inkomenscategorieën bepaald op:

  • 16,5% van het rekeninkomen voor eenpersoonshuishoudens onder 65 jaar

  • 17,5% van het rekeninkomen voor meerpersoonshuishoudens onder 65 jaar;

  • 17,75% van het rekeninkomen voor eenpersoonsouderenhuishoudens;

  • 19% van het rekeninkomen voor meerpersoonsouderenhuishoudens.

    2.Als de rekenhuur na aftrek van de Huurtoeslag meer is dan het quotum voor het Woonlastenfonds, wordt het verschil uitgekeerd door middel van een bijdrage uit het Utrechts Woonlastenfonds. De bijdrage wordt berekend op de wijze zoals in artikel 43 is aangegeven.

Artikel 32 Voorliggende voorzieningen

De Huurtoeslag en de woonkostentoeslag voor huurders zijn de voorliggende voorzieningen waarop het Woonlastenfonds aansluit.

Artikel 33 Woonlastenfonds als aanvullende regeling

  • 1. De bijdrage is uitsluitend bestemd voor huurders van zelfstandige woonruimten.

  • 2. De bijdrage is bedoeld als aanvulling op de Huurtoeslag en de woonkostentoeslag voor huurders en is alleen bestemd voor huishoudens die Huurtoeslag en/of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangen.

  • 3. Ais de bijdrage uitsluitend een aanvulling op de woonkostentoeslag is, zijn de regels woonkostentoeslag voor huurders van toepassing. Indien de rechthebbende zowel Huurtoeslag als een woonkostentoeslag voor huurders heeft, zijn de bepalingen voor de woonkostentoeslag van toepassing.

Artikel 34 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een bijdrage uit het Utrechts Woonlastenfonds wordt behandeld in aansluiting op de (voorlopige) toekenning Huurtoeslag door de Belastingdienst, door Het Vierde Huis of gelijktijdig met de aanvraag voor een woonkostentoeslag voor huurders bij Het Vierde Huis.

  • 2. Aanvragen kunnen alleen ingediend worden voor het eerstvolgende of lopende subsidiejaar. Het subsidiejaar loopt van 1 juli tot en met 31 juni. Aanvragen die tijdens het lopende subsidiejaar worden ingediend worden met terugwerkende kracht tot 1 juli van het lopende subsidiejaar uitbetaald.

Artikel 35 Benodigde bewijsstukken

De aanvrager is verplicht alle voor het vaststellen van het recht op een bijdrage noodzakelijke gegevens en bewijsstukken te verstrekken. Vanaf 1 juli 2009 tot 1 juli 2010 is dit de inkomensverklaring 2008 van de Belastingdienst die een huishouden ontvangt. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij controle gegevens omtrent inkomen en samenstelling van het huishouden op te vragen bij de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en GBA.

Artikel 36 Beschikking

De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt berekend op basis van de definitieve berekening Huurtoeslag en/of woonkostentoeslag. De benodigde gegevens staan in de beschikking van de Belastingdienst die de aanvrager bij het aanvraagformulier moet voegen en/of kan worden opgevraagd bij de Belastingdienst. Door middel van het ondertekenen van het aanvraagformulier geeft de aanvrager hier toestemming voor.

Artikel 36A Onjuistheden in beschikkingen van belastingdienst

Indien er duidelijke onjuistheden staan in de beschikking van de Belastingdienst worden deze bij het berekenen van de bijdrage woonlastenfonds hersteld of gewijzigd.

Artikel 37 Controle

Controle vindt plaats op basis van de definitieve beslissing van de Huurtoeslag en/of woonkostentoeslag, waarvan de bijdrage woonlastenfonds afhankelijk is.

Artikel 38 Wijziging bijdrage Woonlastenfonds

De bijdrage Woonlastenfonds is afhankelijk van de Huurtoeslag, en/of de woonkostentoeslag voor huurders. Bij wijzigingen in de berekening en/of na de beslissing Huurtoeslag of door de Belastingdienst of de woonkostentoeslag voor huurders, wijzigt de bijdrage uit het Woonlastenfonds eveneens.

Wijzigingen in de rekenhuur of het inkomen zijn eveneens van invloed op de bijdrage Woonlastenfonds.

Artikel 39 Wijziging wetgeving of richtlijnen

Bij wijzigingen of jaarlijkse bijstellingen van de Huurtoeslagwet, wijzigingen in de woonkostentoeslag voor huurders of de Algemene bijstandswet kunnen de uitgangspunten voor het Woonlastenfonds eveneens gewijzigd worden.

Artikel 40 Terugbetaling

De rechthebbende is verplicht te veel ontvangen bijdragen uit het Woonlastenfonds terug te betalen. De bepalingen van de Wet werk en bijstand zijn van toepassing.

Artikel 41 Bezwaar

  • 1. Indien de rechthebbende om gemotiveerde redenen het niet eens is met de beslissing bijdrage woonlastenfonds kan rechthebbende bezwaar indienen tegen de berekening van de bijdrage uit het Woonlastenfonds. Dit bezwaar wordt in samenhang met de berekening van de Huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders gezien, waarvan de bijdrage afhankelijk is.

  • 2. De belanghebbende moet het gemotiveerde bezwaarschrift binnen zes weken na de beslissing bijdrage woonlastenfonds het bezwaar indienen bij burgemeester en wethouders van Utrecht.

  • 3. Het bezwaarschrift moet de volgende gegevens bevatten:

    • naam en adres van huurder/belanghebbende;

    • leeftijd en gezinssamenstelling;

    • reden van het bezwaar;

    • beslissing Huurtoeslag van de Belastingdienst;

    • beslissing bijdrage Woonlastenfonds van Het vierde huis.

  • 4. Op de behandeling van bezwaarschriften is de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften van toepassing.

Artikel 42 Betalingen

  • 1. De bijdrage Woonlastenfonds wordt (indien mogelijk) maandelijks betaald aan de huurder via Het vierde huis. Indien maandelijkse betalingen niet mogelijk zijn om administratieve of organisatorische redenen, wordt de bijdrage periodiek uitbetaald (per kwartaal/maximaal per halfjaar). Aanvragers worden daarvan op de hoogte gesteld.

  • 2. Als de bijdrage Woonlastenfonds een aanvulling betreft op de woonkostentoeslag voor huurders wordt de bijdrage gelijktijdig met de woonkostentoeslag voor huurders voor huurders uitbetaald volgens bovenstaande systematiek.

  • 3. Er is geen bezwaar mogelijk tegen de termijn van uitbetaling indien de reden van het uitblijven van betaling gelegen is in de administratieve handelingen van de uitkeringsinstantie voor de Huurtoeslag (Belastingdienst) of nalatigheid van de aanvrager en/of rechthebbende. Dit hangt samen met het feit dat de hoogte van de bijdrage uit het woonlastenfonds afhankelijk is van de Huurtoeslag Er worden geen bevoorschottingen op de bijdragen Woonlastenfonds verstrekt.

Artikel 43 Vaststellen bijdrage

De bijdragen uit het Woonlastenfonds als bedoeld in artikel 31 worden als volgt berekend:

  • 1.

    Definitie

    • A

      : eenpersoonshuishoudens;

    • B

      : meerpersoonshuishoudens;

    • C

      : eenpersoonsouderenhuishoudens;

    • D

      : meerpersoonsouderenhuishoudens

  • 2.

    Vaststellen rekeninkomen

    • A

      ook als het jaarinkomen lager is dan EUR 14.655,00 is het rekeninkomen EUR 14.655,00;

    • B

      ook als het jaarinkomen lager is dan EUR 19.088,00 is het rekeninkomen EUR 19.088,00;

    • C

      ook als het jaarinkomen lager is dan EUR 12.440,00 is het rekeninkomen EUR 12.440,00;

    • D

      ook als het jaarinkomen lager is dan EUR 17.086,00 is het rekeninkomen EUR 17.086,00

In alle andere gevallen is het rekeninkomen het jaarinkomen voor de Huurtoeslag. Indien de rechthebbende uitsluitend een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt, wordt het inkomen voor de woonkostentoeslag voor huurders door Sociale Zaken & Werkgelegenheid vastgesteld. In aanvulling hierop is dit inkomen eveneens van toepassing voor het Woonlastenfonds.

  • 3.

    Vaststellen rekeninkomen voor het woonlastenfonds Het door de Belastingdienst definitief vastgestelde (reken)inkomen van de huurtoeslag in het jaar voorafgaand aan het lopende subsidiejaar wordt het rekeninkomen dat geldt voor de vaststelling van de bijdrage uit het Woonlastenfonds. Als de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het aanvraagjaar geen huursubsidie heeft gehad, geldt het geschatte inkomen van het aanvraagjaar dat vastgesteld is door de Belastingdienst (voorlopige beschikking Huurtoeslag). De huurtoeslag van het lopende jaar is de voorliggende voorziening voor de bijdrage Woonlastenfonds.

  • 4.

    Vaststellen huurquotum woonlastenfonds:

    • A

      het huurquotum wordt vastgesteld op 16.50 % van het rekeninkomen;

    • B

      het huurquotum wordt vastgesteld op 17.50 % van het rekeninkomen;

    • C

      het huurquotum wordt vastgesteld op 17.75 % van het rekeninkomen;

    • D

      het huurquotum wordt vastgesteld op 19.00 % van het rekeninkomen.

  • 5.

    Vaststellen rekenhuur De rekenhuur wordt vastgesteld op de nettohuur en het deel van de kosten dat voor Huurtoeslag in aanmerking komt:

  • 6.

    Vaststellen verschil en minimaal verschuldigde huur De bijdrage van het Woonlastenfonds is het verschil tussen de rekenhuur na aftrek van de Huurtoeslag en het huurquotum. Als na berekening van het huurquotum voor het Woonlastenfonds de berekende normhuur voor het Woonlastenfonds lager is dan de basishuur die voor de huurtoeslag van toepassing is, is de basishuur het bedrag dat van toepassing is uit de tabellen huurtoeslagen.

  • 7.

    Vaststellen bijdrage Woonlastenfonds Er wordt geen bijdrage toegekend als:

    • A

      het jaarinkomen hoger is dan EUR 14. 655,00;

    • B

      het jaarinkomen hoger is dan EUR 19. 088,00;

    • C

      het jaarinkomen hoger is dan EUR 14. 225,00 en

    • D

      het jaarinkomen hoger is dan EUR 18.670,00.

  • 8.

    Tussentijdse berekeningen Bij alle tussentijdse berekeningen wordt uitgegaan van de werkelijke bedragen (niet afgerond). Zodra het eindbedrag berekend is, wordt afgerond naar de euro erboven als het bedrag boven EUR 1,00 ligt.

  • 9.

    De berekende bijdragen tussen EUR 0,01 en EUR 1,00 Als de berekende bijdrage EUR 1, 00 of minder is, wordt de bijdrage vastgesteld op EUR 0, 00

  • 10.

    De berekende bijdragen hoger dan EUR 75,00 per maand:

  • a.

    bijdragen die hoger zijn dan EUR 75,00 per maand worden vastgesteld op EUR 75,00 per maand;

  • b.

    de bijdragen Woonlastenfonds voor huishoudens die vóór 1 juli 2007 meer ontvingen dan EUR 75,00 per maand worden eveneens gemaximeerd op € 75,00.

    • 11.

      Bijdrage Woonlastenfonds boven maximale huurgrens Bij een rekenhuur boven EUR 647,53 per maand wordt geen bijdrage uit het Woonlastenfonds verstrekt, tenzij het gaat om een specifieke ouderenwoning of een aangepaste woning voor mensen met een beperking of gezinnen met meer dan vijf kinderen. Deze huishoudens kunnen een woonkostentoeslag voor huurders aanvragen bij Het Vierde Huis . Indien zij daarvoor in aanmerking komen, is in aanvulling daarop een bijdrage uit het Woonlastenfonds mogelijk voor de groepen die tot bovengenoemde inkomenscategorieën van het Woonlastenfonds behoren. Als het huishouden bestaat uit personen onder de 23 jaar mag de rekenhuur niet hoger zijn dan EUR 357,37 per maand.

    • 12.

      Bijdrage Woonlastenfonds onder kwaliteitsgrens. Huishoudens die een woning bewonen waarvan de rekenhuur onder EUR 357,37 per maand ligt komen niet in aanmerking voor een bijdrage uit het woonlastenfonds.

    • 13.

      Wijziging bedragen De in dit hoofdstuk genoemde bedragen en percentages kunnen door burgemeester en wethouders jaarlijks gewijzigd worden.

Artikel 44 Nadere regels ter uitvoering

De uitvoering van deze regeling wordt opgedragen aan Het Vierde Huis gelieerd aan WoningNet Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering nadere regels stellen.

Artikel 45

De Richtlijnen Woonlastenfonds maken deel uit van de Richtlijnen Bijzondere Bijstand Utrecht 2006 De bepalingen van de hoofdstukken I tot en met IV en VI artikel 47 in de Richtlijnen bijzondere bijstand zijn hierop niet van toepassing.

ARTIKEL III

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na publicatie.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 30 juni 2009.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. J. Schuilenburg Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 14 oktober 2009.

Deze beleidsregel treedt in werking op 22 oktober 2009 en werkt terug tot 1 juli 2009.