Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oss

parkeerverodening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOss
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingparkeerverodening
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De raad van de nieuwe gemeente Oss heeft in het kader van de samenvoeging Oss-Lith deze regeling op 03-01-2011 geldend verklaard voor de nieuwe gemeente Oss. Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 Gemeentewet, de Wegenverkeerswet en het reglement Verkeersregels en Verkeerstekens

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-1994Onbekend

25-02-1994

Oss Actueel 10-01-2003 en 11-01-2011

G/BOR

Tekst van de regeling

Intitulé

parkeerverodening

 

 

 

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren van voertuigen

Begripsomschrijving

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1966: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 4 mei 1966, Stb. 181;

  • b.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1966 of in het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en/of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijke voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 554) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor motorvoertuigen opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het RVV 1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990;

  • i.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • k.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Wegenverkeersreglement (Stb. 1950, K377), met dien verstande dat fietsers en bromfietsers niet als voertuig worden beschouwd.

Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2.

(Dit artikel is toegevoegd bij wijzigingsbesluit van 25 febr. 1994)

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren.

  • 3.

    De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4
  • 1.

    Een parkeervergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.

  • 2.

    De parkeervergunning vermeldt in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, de voorletters wanneer het een natuurlijk persoon betreft, en het adres van de vergunninghouder;

    • b.

      het kenteken of ander kenmerk van het voertuig of voertuigen/gebruiker waarvoor/aan wie de vergunning is verleend;

    • c.

      de datum van ingang van de vergunning;

    • d.

      het weggedeelte of de weggedeelten waarvoor de parkeervergunning is verleend;

    • e.

      de termijn waarvoor deze is verleend.

Artikel 5
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt; de vergunninghouder dient hiervan meteen mededeling te doen aan burgemeester en wethouders;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer een vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

Verbodsbepalingen

Artikel 6
  • 1.

    Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 8
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden;

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Strafbepalingen

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in artikel 6 t/m 8 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als: " Parkeerverordening Oss 1994 ".

Artikel 12
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking nadat deze op de gebruikelijke wijze is bekend gemaakt.

  • 2.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Oss 1991, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 januari 1994

en gewijzigd bij raadsbesluit van 25 februari 1994

De gemeenteraad voornoemd,

De secretaris, De voorzitter,