Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel subsidieverstrekking stimulering bedrijven |
Citeertitel | Beleidsregel subsidieverstrekking stimulering bedrijven |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidie |
Geen
Algemene subsidieverordening 2008
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | nieuwe regeling | 08-06-2009 Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 41 | Besluit college van B&W van 8 juni 2009 |
GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2009 Nr. 41
Beleidsregel subsidieverstrekking stimulering bedrijven(besluit van b. en w. 8 juni 2009)
Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;
Overwegende dat zij krachtens de Algemene subsidieverordening 2008 (ASV 2008) bevoegd zijn tot de verstrekking van subsidies;
dat het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte een beleidsregel vast te stellen betreffende de verstrekking en de normering van de hoogte van subsidies met betrekking tot bedrijven in het kader van stedelijke vernieuwing aangewezen gebieden.
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en op de ASV 2008;
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Doel van de subsidie
Het doel van de subsidieverstrekking op basis van deze beleidsregel is:
Artikel 4 Vaststelling en reservering van het budget
Onverminderd het bepaalde in artikel 5 van de ASV 2008 wordt op grond van artikel 4 van de ASV 2008 in samenhang met de beleidsregel Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing –mits deze middelen in het kader van ISV3 beschikbaar komen- jaarlijks het subsidieplafond per deelbudget vastgesteld inzake stimulering bedrijven.
Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen
Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de in deze beleidsregel genoemde getallen binnen een marge van 10% af te wijken, indien dat in een bijzonder geval in het belang van zowel de aanvrager als de stedelijke vernieuwing is en er geen dringende redenen zijn voor het aanhouden van de in de verordening genoemde getallen.
Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de betreffende raadscommissie die tot taak heeft het college daaromtrent te adviseren, in bijzondere gevallen, waarin toepassing van het bepaalde in het eerste lid ontoereikend zou zijn voor verstrekking van een bijdrage, in het belang van de stedelijke vernieuwing, passend binnen het stedelijk (economisch) beleid en de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening.
1.In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
stedelijk vernieuwingsgebied: een gebied gelegen in de wijken Overvecht, Zuilen, Ondiep, Kanaleneiland en Hoograven of een gebied waarin anderszins stedelijke vernieuwing plaatsvindt (zie Hoofdstuk 2, artikel 2.1 sub b). Tevens wordt hieronder verstaan een locatie buiten de 5 genoemde gebieden waar zich een bedrijf bevindt dat de rechtstreekse gevolgen ondervindt van stedelijke vernieuwing waardoor economische draagvlakvermindering ontstaat en het bedrijf daardoor in de financiële problemen komt;
stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;
winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande, dat, indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden, ten laste van de rechtspersoon komende, sociale lasten;
Artikel 2.1, eerste lid onder a:
Naast de ondernemers binnen de vijf benoemde gebieden wil deze regeling ook ondernemers ondersteunen die buiten dezen gebieden gevestigd zijn, maar ook te maken krijgen met herstructurering, sloop of renovatie (stedelijke vernieuwing). Betreffende ondernemers kunnen in aanmerking komen voor een subsidie als zij bijvoorbeeld als gevolg van economische draagvlakvermindering in de financiële problemen komen. Te denken hierbij valt aan sloop van woningen vallend binnen het primair verzorgingsgebied van de ondernemer, waarbij de onderneming niet gehuisvest is in een stedelijk vernieuwingsgebied, maar wel de gevolgen ervan ondervindt Een dergelijke ondernemer kan in een dergelijk geval van inkomens-/winstdaling, voor verplaatsing en bedrijfsbeëindiging in aanmerking komen.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c.:
De gehanteerde definitie van ondernemer houdt eveneens in, dat de vrije beroepsbeoefenaren ondernemer zijn in de zin van deze beleidsregel
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van deze regeling dient de ondernemer van zijn/haar inkomen afhankelijk te zijn van zelfstandige werkzaamheden en voor de fiscus in aanmerking komen voor de zogenaamde ondernemersfaciliteiten;
Artikel 2.1, eerste lid, onder d.:
De omschrijving van het begrip winst beoogt mede de positie van de feitelijke eigenaren van de ondernemingen, die in de vorm van een rechtspersoon worden gedreven, voor de toepassing van deze regeling zo weinig mogelijk te doen verschillen van hun positie in het geval dat de onderneming rechtstreeks aan hen als natuurlijke persoon zou hebben toebehoord. Indien de grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting op het moment van het nemen van het besluit van burgemeester en wethouders inzake de steunverlening nog niet is vastgesteld, zal moeten worden volstaan met de best mogelijke benadering van deze grondslag.
Artikel 2.1, eerste lid onder l.:
Een definitie van het begrip verhuiskosten is gewenst omdat dat begrip in het verleden aanleiding heeft gegeven tot discussie. Met de thans gegeven definitie is discussie over de vraag welke kosten onder de verhuiskosten worden begrepen, uitgesloten.
Door deze bepaling wordt benadrukt dat de steunverlening in het kader van deze beleidsregel gericht is op de onderneming als economische eenheid.
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Geldelijke steun aan een ondernemer kan worden verleend ten behoeve van:
Artikel 2.2 onder 1.a, b, c, d, e en f:
De regeling beoogt niet een schadevergoedingsregeling te zijn. Zij is gericht op kleinere bedrijven. Teneinde met de beschikbare financiële middelen zoveel mogelijk ondernemers effectief te kunnen steunen is in deze beleidsregel het maximum steunbedrag vastgesteld, waarbij een differentiatie naar situatie is aangebracht.
Ook een onderneming die niet gehuisvest is in een stedelijk vernieuwingsgebied, maar wel de gevolgen ondervindt van bijvoorbeeld sloop van woningen in het primaire verzorgingsgebied waardoor het economische draagvlak vermindert en de ondernemer in financiële problemen komt, komt voor subsidie in aanmerking.
De regeling beoogt niet een schadevergoedingsregeling te zijn. Zij is gericht op kleinere bedrijven. Teneinde met de beschikbare financiële middelen zoveel mogelijk ondernemers effectief te kunnen steunen is in deze beleidsregel het maximum steunbedrag vastgesteld, waarbij een differentiatie naar situatie is aangebracht.
Geldelijke steun als bedoeld in artikel 2.2 wordt verleend:
indien dat de verwezenlijking van de voor het betrokken stedelijk vernieuwingsgebied vastgestelde ruimtelijke economische structuur ten goede komt alsmede indien -bij verplaatsing- de vestiging van het bedrijf past in de vastgestelde ruimtelijke economische structuur van het gebied waarheen het bedrijf verplaatst wordt;
indien bij de onderneming waarin detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening of horeca wordt uitgeoefend niet meer dan tien personen met een volledige weektaak werkzaam zijn en bij andere ondernemingen niet meer dan 25 personen met een volledige weektaak. Indien de onderneming behoort tot een concern -al dan niet via aandelenbezit- worden de bij het concern en bij de overige daartoe behorende ondernemingen werkzame personen meegerekend voor de bepaling van het aantal bij de onderneming werkzame personen;
Het verstrekken van geldelijke steun geschiedt uitsluitend wanneer daarmede een bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke economische structuur van een stedelijk vernieuwingsgebied. Bij verplaatsing zal het bedrijf tevens moeten passen in de ruimtelijke economische structuur van het gebied waarheen het bedrijf verplaatst wordt. Onder ruimtelijke economische structuur wordt hier verstaan: de situering van de naar aard en omvang onderscheiden bedrijven en concentraties van bedrijven in een gebied ten opzichte van hun omgeving.
Uit dit lid blijkt, dat de steunverlening bedoeld is voor de kleinere onderneming. Met betrekking tot de omvang van een onderneming is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds detailhandel, consumentverzorgende bedrijven en horeca en anderzijds andere bedrijven. Bij het begrip onderneming wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de fiscale eenheid; personen die bij bedrijfsonderdelen van dezelfde onderneming werkzaam zijn worden daarom meegeteld.
Het verstrekken van geldelijke steun geschiedt alleen aan bedrijven die levensvatbaar zijn. De subsidieregeling heeft als doel om levensvatbare bedrijven te steunen bij de realisering van hun individuele voornemens. Zij strekt er niet toe om niet-levensvatbare bedrijven voort te laten bestaan of te saneren. Bij het beoordelen van de levensvatbaarheid zal niet alleen rekening gehouden moeten worden met de bedrijfsresultaten die de ondernemer in de oude situatie heeft behaald, waarbij in acht moet worden genomen, dat deze als gevolg van stedelijke vernieuwing en ontvolking negatief beïnvloed kunnen zijn, maar dient ook de nieuwe situatie ingeschat te worden.
Indien de ondernemer een detaillist betreft dient bij de beoordeling nadrukkelijk het detailhandelsbeleid te worden betrokken.
Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet verstrekt:
Een liquidatie-uitkering op grond van artikel 1636A Burgerlijk Wetboek kan voor tweederde (2/3 deel in mindering worden gebracht op uitkeringen ingevolge de Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) ( Stb. 2003, 246. Is het resterende (1/3) deel minder dan een bedrijfsbeëindigingsbijdrage op grond van de beleidsregel, dan kan aanvulling tot het op grond van deze beleidsregel mogelijke bedrag plaatsvinden.
Het bepaalde in het tweede lid is opgenomen, omdat het ongewenst moet worden geacht dat illegale werkzaamheden dan wel hobbymatige activiteiten met overheidsgeld worden gesteund.
Vrije beroepen waren tot 1 juli 2008 niet verplicht zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. Nu geldt een overgangstermijn tot 31 december 2009. Na die datum moeten alle vrije beroepers zijn ingeschreven.
Paragraaf 2.2 Voortzetting ter plaatse
Aan de ondernemer kan inkomenssteun voor winstdaling worden toegekend, indien de winst van de ondernemer in het boekjaar, waarin hij zijn aanvraag indient, naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie jaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag en tevens lager is dan EUR 32.000,00. Voornoemd basisbedrag wordt jaarlijks vermeerderd conform de CBS tabel Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100.
De steun op grond van het eerste lid bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daarop volgende boekjaar en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst en kan hoogstens EUR 32.000,00 per jaar bedragen. Voornoemd basisbedrag wordt jaarlijks vermeerderd conform de CBS tabel Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100.
Inkomenssteun wordt slechts verleend, indien te verwachten valt dat de ondernemer binnen een afzienbaar tijdsbestek -hier dus gesteld op twee jaar en in uitzonderingsgevallen vier jaar- (weer) een renderend bedrijf uitoefent.
Artikel 2.7 Verbouwingsbijdrage
De volgende verbouwingen komen met name voor steun in aanmerking:
Een bijdrage van 25% in de totale geraamde kosten is een redelijke bijdrage. De beschikbare middelen zijn beperkt. Teneinde zoveel mogelijk ondernemers effectief te kunnen steunen is dit percentage gekozen. Het percentage kan een goede stimulans zijn, anderzijds is het zo laag dat niet de indruk kan ontstaan dat het hier een schaderegeling betreft.
Artikel 2.8 Huurgewenningsbijdrage
Aan de ondernemer/huurder die ten gevolge van verbouwingen als bedoeld in artikel 2.7 een hogere huur moet gaan betalen, kan een éénmalige huurgewenningsbijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten.
Indien de verbouwingen als bedoeld in artikel 2.7 niet voor rekening van de ondernemer/huurder geschieden, doch voor rekening van de eigenaar/verhuurder zal de ondernemer over het algemeen een hogere huur moeten betalen. Dit artikel voorziet voor die situatie in een huurgewenningsbijdrage.
Artikel 2.9 Herinrichtingbijdrage
Bij de term herinrichting moet met name gedacht worden aan voorzieningen welke aard- en nagelvast moeten worden aangebracht en de kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting, welke niet passend zijn te maken voor het verbouwde bedrijfspand.
Zie toelichting artikel 2.7, tweede lid.
Artikel 2.11 Maximale bijdrage
De totale bijdrage per ondernemer voor verbouwing, huurgewenning, herinrichting en stagnatie als bedoeld in de artikelen 2.7 tot en met 2.10 bedraagt maximaal EUR 50.000,00 voor ondernemingen waarin detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening of horeca wordt uitgeoefend en maximaal EUR 60.000,00 voor andere ondernemingen.
Het bepalen van een maximale bijdrage is nodig teneinde met de beschikbare middelen zoveel mogelijk ondernemers effectief te kunnen ondersteunen. Gelet op de ervaringscijfers uit het verleden is het maximale steunbedrag gedifferentieerd naar de soort van bedrijf.
Artikel 2.12 Huurgewenningsbijdrage
Zie toelichting artikel 2.7, tweede lid.
Artikel 2.13 Hogere huisvestingskosten voor ondernemer/eigenaar
Aan de ondernemer die in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf hogere huisvestingskosten heeft als eigenaar van zijn bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats kan een bijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere kosten geen gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten.
indien de ondernemer huurder was van de te verlaten bedrijfsruimte: 20% van het verschil tussen de waarde van de te verlaten bedrijfsruimte en de te betrekken bedrijfsruimte, waarbij de waarde van de te verlaten bedrijfsruimte wordt gesteld op tien maal de huur op het moment van overgang en tevens op jaarbasis.
Zie toelichting artikel 2.7, tweede lid.
Artikel 2.14, eerste lid onder b.:
Zie toelichting artikel 2.7, eerste lid.
Artikel 2.14, eerste lid onder c:
Zie toelichting artikel 2.9, eerste lid.
Zie toelichting artikel 2.7, tweede lid.
Artikel 2.14, derde en vierde lid:
Geldelijke steun wordt alleen toegekend als dat de ruimtelijke economische structuur ten goede komt. Het is uiteraard niet de opzet om verplaatsing van een bedrijf te subsidiëren en vervolgens te moeten constateren dat wederom een bedrijf in het verlaten pand wordt gevestigd, dat niet past in de ruimtelijke economische structuur. Artikel 2.14, derde en vierde
lid beoogt een dergelijke situatie te voorkomen. Daartoe wordt van de ondernemer/eigenaar resp. van de eigenaar/verhuurder geëist dat een overeenkomst met kettingbeding met de gemeente wordt gesloten. Aan de eigenaar kan voor de huurderving van het te verlaten bedrijfspand op grond van artikel 2.21 geldelijke steun verleend worden.
Artikel 2.15 Maximale bijdrage
De totale bijdrage per ondernemer voor huurgewenning, hogere huisvestingskosten voor de ondernemer/eigenaar, verhuiskosten, verbouwing, herinrichting en stagnatie, als bedoeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.14 bedraagt maximaal EUR 50.000,00 voor ondernemingen waarin detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening of horeca wordt uitgeoefend en maximaal EUR 60.000,00 voor andere ondernemingen.
Zie toelichting bij artikel 2.11
De beëindiginguitkering bedraagt 35% van de totale winst over de drie, aan het boekjaar waarin de aanvraag om een uitkering wordt ingediend, voorafgaande boekjaren. Zij is tenminste EUR 7.500,00 en ten hoogste EUR 30.000,00. Voornoemd basisbedrag wordt jaarlijks vermeerderd conform de CBS tabel Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100.
Aan de ondernemer, die eigenaar is van het te verlaten bedrijfspand wordt de steun slechts verstrekt indien hij zich jegens de gemeente bij overeenkomst verbonden heeft
de bepaling onder a. op straffe van een door burgemeester en wethouders nader te bepalen direct opeisbare boete te aanvaarden en op te leggen aan zijn rechtsopvolgers.
4.Indien de ondernemer niet de eigenaar is van het te verlaten bedrijfspand wordt hem de steun slechts verstrekt indien de eigenaar van het bedrijfspand zich jegens de gemeente bij overeenkomst verbonden heeft tot het onder 3. a. en b. bepaalde.
Het percentage is zo gekozen, dat het een stimulans kan vormen om tot vervroegde bedrijfssluiting over te gaan, hetgeen in een aantal gevallen wenselijk kan zijn.
Artikel 2.16, derde en vierde lid:
Zie toelichting artikel 2.14, vierde en vijfde lid. Hetgeen daar is gesteld met betrekking tot verplaatsing van een bedrijf geldt mutatis mutandis voor beëindiging van een bedrijf.
Paragraaf 2.5 Tijdelijke huisvesting
In de praktijk blijkt, dat soms renovatie- of sloop-/nieuwbouwprojecten moeilijkheden ondervinden bij het verplaatsen van ondernemers in verband met het ontbreken van subsidiemogelijkheden voor de verhuiskosten van en naar de tijdelijke behuizing, de noodzakelijke herinrichtingskosten van tijdelijke huisvesting, de hoge huisvestingskosten van de tijdelijke vestiging en voor stagnatieschade. Dit artikel voorziet in dergelijke situaties.
Paragraaf 3.1 Nieuwbouw en renovatie bedrijfsruimte
De subsidie bedraagt maximaal EUR 50,00 voor elke vierkante meter te realiseren dan wel te renoveren bedrijfsruimte tot een maximum van EUR 75.000,00 per pand resp. complex, met dien verstande dat de subsidie -samen met eventuele andere bijdragen, waarop aanspraak kan worden gemaakt- niet meer bedraagt dan 50% van de stichtingskosten resp. renovatiekosten (excl. grondkosten).
Ingeval subsidie verleend wordt op grond van dit artikel is subsidieverstrekking op grond van de artikelen 2.6 t/m 2.17 uitgesloten met uitzondering van de verhuiskostenbijdrage, als bedoeld in artikel 2.14 en de bijdrage in de winstderving tengevolge van stagnatie als bedoeld in artikel 2.10 en artikel 2.14.
De in dit artikel bedoelde subsidie dient uiteindelijk volledig ten goede te komen aan op het bedrijfsterrein of in het bedrijfscomplex gevestigde ondernemers. De subsidie dient er ook op gericht te zijn op kostprijsbasis (zonder subsidie) structureel te hoge huisvestingslasten voor met name ondernemers uit stedelijke vernieuwingsgebieden tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, bijvoorbeeld door het wegnemen van de onrendabele investeringstop.
Paragraaf 3.2 Huurdervingsbijdrage
De huurdervingbijdrage bedraagt:
indien de eigenaar van de te verlaten bedrijfsruimte daarin niet als ondernemer het te verplaatsen of te beëindigen bedrijf uitoefent: vijf maal het verschil tussen de gemiddelde huur op jaarbasis over de laatste drie jaren voorafgaande aan het jaar van de aanvraag en de nieuwe huur, gerekend op het moment van overgang en tevens op jaarbasis.
Geldelijke steun bij verplaatsing en beëindiging van een bedrijf wordt aan een eigenaar alleen toegekend als dat de ruimtelijke economische structuur ten goede komt. Het is uiteraard niet de opzet om verplaatsing van een bedrijf te subsidiëren en vervolgens te moeten constateren dat wederom een bedrijf in het verlaten pand wordt gevestigd, dat niet past in de ruimtelijke economische structuur. Teneinde de medewerking van de eigenaar van het onroerend goed daartoe te verkrijgen voorziet dit lid in de mogelijkheid van een geldelijke bijdrage voor huurderving.
Artikel 2.19, tweede en derde lid stelt voorwaarden om te voorkomen dat opnieuw een bedrijf in het pand wordt gevestigd dat niet past in de ruimtelijke economische structuur. Daartoe wordt van de ondernemer/eigenaar resp. van de eigenaar/verhuurder geëist dat een overeenkomst met kettingbeding met de gemeente wordt gesloten.
De beschikbare middelen zijn beperkt. Teneinde zoveel mogelijk eigenaren effectief te kunnen ondersteunen is dit bedrag gekozen.
Een aanvraag dient vergezeld te gaan van een advies, uitgebracht door een daartoe door de gemeente toegelaten onafhankelijke instantie. Dit advies zal in ieder geval de levensvatbaarheid van het bedrijf waarvan de ondernemer een verzoek om steun indient omvatten. De kosten van dit advies worden door de gemeente vergoed.
De onafhankelijke instantie die adviseert en/of de levensvatbaarheid toetst is op dit moment het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf.
Deze bepaling is erop gericht, dat de aanvragen vergezeld gaan van al die bescheiden, die nodig zijn om een beslissing te nemen. Alvorens het advies inzake de levensvatbaarheid van een bedrijf wordt opgesteld dient de onafhankelijke, adviserende instantie na te gaan of de aanvrager formeel in aanmerking kan komen voor steunverlening. Indien hij niet rechtmatig gevestigd is of de onafhankelijke instantie uit andere hoofde meent, dat reeds bij voorbaat vaststaat dat steunverlening onmogelijk is, kan de onafhankelijke instantie met een advies, waarin dit is vermeld, volstaan.
De ondernemer resp. eigenaar dient, voor zover voor de uitvoering van deze beleidsregel nodig te achten is, desgevraagd aan door burgemeester en wethouders, respectievelijk de in artikel 2.21, eerste lid genoemde onafhankelijke instantie, aangewezen personen gegevens te verstrekken, inzage te geven in zijn boeken en bescheiden en toegang te verlenen tot zijn bedrijfsruimten.
Uitbetaling van de toegekende steun vindt plaats:
voor zover betreft steun als bedoeld in de artikelen 2.7, 2.9, 2.14, eerste lid onder a., b. en c., 2.17, tweede lid onder a. en b. en 2.18, binnen acht weken nadat de op de werkzaamheden betrekking hebbende nota's zijn gecontroleerd en akkoord bevonden door de in artikel 2.21, eerste lid bedoelde toegelaten instantie;
Uit het woord "maximale" volgt, dat, wanneer na uitvoering van de werkzaamheden blijkt, dat de kosten lager zijn dan bij de aanvraag werd opgegeven, de toegekende bijdrage dienovereenkomstig kan worden verlaagd. Voorts volgt er tevens uit, dat, wanneer de kosten hoger uitgevallen blijken te zijn, de bijdrage niet wordt verhoogd.
Dit lid is opgenomen om zoveel mogelijk duidelijkheid te geven omtrent het tijdstip van uitbetaling van een bijdrage en tevens om het mogelijk te maken controle uit te oefenen op de mate waarin de bedrijfsvoornemens metterdaad zijn uitgevoerd.
Over een aanvraag om geldelijke steun welke voor inwerkingtreding van deze beleidsregel is ingediend overeenkomstig de bepalingen van de subsidieverordening Stadsvernieuwing hoofdstuk "Bedrijven" zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, wordt beschikt op basis van deze beleidsregel.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 8 juni 2009.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. J. Schuilenburg Mr. A. Wolfsen