Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Verordening ex artikel 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een deel van de gemeente Landgraaf (gebiedsvisie Wgv voor een deel van de gemeente Landgraaf)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening ex artikel 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een deel van de gemeente Landgraaf (gebiedsvisie Wgv voor een deel van de gemeente Landgraaf)
CiteertitelVerordening ex artikel 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een deel van de gemeente Landgraaf (gebiedsvisie Wgv voor een deel van de gemeente Landgraaf)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 6 Wet geurhinder en veehouderij

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-04-200828-12-2018nieuwe regeling

14-02-2008

Landgraaf KOerier, 15-04-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening ex art. 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een deel van de gemeente Landgraaf (gebiedsvisie Wgv voor een deel van de gemeente Landgraaf

Besluit

De verordening ex art. 6, derde lid, van de Wet geurhinder een veehouderij vast te stellen voor een deel van de gemeente LAndgraaf, zijnde het gebied gelegen ten zuiden van de N299 (zoekgebied)

1 Inleiding

De wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Deze wet vormt het nieuwe beoordelingskader bij milieuvergunningen, bestemmingsplannen en bouwvergunningen. De nieuwe wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen moet worden beoordeeld en vervangt de oude, starre en ingewikkelde stankregelgeving met bijbehorende stankcirkels.

Geur is afhankelijk van beleving, omvang van de bron, ruimtelijke scheiding en meteorologische omstandigheden.

In tegenstelling tot de eerdere regelgeving biedt de nieuwe wet de mogelijkheid aan gemeenten om, binnen bepaalde marges en afhankelijk van plaatselijke omstandigheden, een eigen lokaal geurbeleid te voeren.

Om een eigen beleid te kunnen voeren moet een gemeente de huidige geursituatie en de te verwachten ontwikkelingen in kaart brengen en een geur-gebiedsvisie opstellen.

In deze gebiedsvisie wordt onderzocht of de nieuwe wet knelpunten oplevert voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en de duurzame ontwikkeling van de veehouderijsector en welke maatregelen er moeten worden getroffen om de knelpunten op te lossen. Een goed leefklimaat voor de burgers moet daarbij worden gegarandeerd.

Bij het uitwerken van deze Gebiedsvisie is aangesloten bij Handreiking Wet geurhinder en veehouderij (versie 1.0, maart 2007 - Infomil).

2 Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)

2.1 Achtergrond geurwetswijziging

Op 7 november 2006 is de nieuwe “Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierverblijven”, kortweg de “Wet geurhinder en veehouderij” (Wgv) in het Staatsblad gepubliceerd. Bij besluit van 12 december 2006 is het tijdstip van inwerkingtreding bepaald op 1 januari 2007.

De Wgv geeft de gemeenteraad bij verordening de mogelijkheid om maatwerk te leveren door de normen of afstanden binnen een wettelijke marge voor een bepaald (deel)gebied te wijzigen. Dit is geen verplichting, maar de gemeente kan gebiedsgericht geurbeleid (maatwerk) als sturingsinstrument gebruiken.

In de tot 1 januari 2007 gebruikte systematiek werd uitgegaan van de mestvarkeneenheden (mve) als standaardrekeneenheid. Eén mve vertegenwoordigde de geuruitstoot van één vleesvarkenplaats in een traditioneel huisvestingsysteem met (deels) roostervloer. De geuremissie van andere dieren werd via omrekeningsfactoren omgerekend naar mve’s. Verder was sprake van een onderscheid in omgevingscategorieën, gebaseerd op de gevoeligheid voor stankhinder. Hoe groter het aantal mve’s, hoe groter de afstand tussen veehouderij en stankgevoelig object. Verder was de omgevingscategorie van invloed op de aan te houden afstand. Met name in landbouwontwikkelingsgebieden was versoepeling van de normen nodig om ten eerste voldoende bedrijfsontwikkeling mogelijk te maken, ten tweede om ruimte te geven aan milieuvriendelijke technieken en ten derde om geurreductie te bewerkstelligen.

De op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij vormt het nieuwe beoordelingskader voor vergunningverlening en bestemmingsplannen. Er wordt onderscheid gemaakt:

  • -

    Diercategorieën, waarvan de geuremissie berekend wordt met behulp van geuremissiefactoren (met name intensieve veehouderij):

  • -

    Diercategorieën, waarvan de geuremissie wordt bepaald basis van vaste afstanden (met name extensieve veehouderij).

Voor de intensieve veehouderij wordt de geurconcentratie uitgedrukt in aantallen Europese odour units in een volume- eenheid lucht (ouE/m3). Gelijk aan de oude systematiek wordt op basis van de aantallen en diersoorten het aantal odour units bepaald, maar hiervoor geldt geen vaste afstand meer per aantal odour units. De geurbelasting wordt nu bepaald aan de hand van een verspreidingsmodel (V-stacks).

Voor de geurgevoelige objecten wordt geen onderscheid meer gemaakt in omgevingscategorieën, maar in concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden en binnen en buiten de bebouwde kom.

De Wgv maakt het mogelijk om, gestoeld op een gebiedsgericht beleid, binnen een in de wet bepaalde marge af te kunnen wijken van de geurconcentratienormen en/of afstandscriteria (zie paragraaf 2.2.).

2.2 Gemeentelijke verordening

Het maatwerk in de nieuwe Wgv bestaat uit de mogelijkheid om bij gemeentelijke verordening te bepalen dat binnen (een deel van) het grondgebied van de gemeente andere waarden gelden dan de basisnorm. Binnen de bandbreedte van de wet kan dus een ander stankbeleid worden gevoerd, zowel strenger als soepeler. In de verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied andere waarden voor geurbelasting of afstanden gelden.

Aangezien de Wgv uitgaat van gebiedsgerichte benadering geldt de andere waarde of afstand voor alle veehouderijen in het gebied.

Daarnaast kan de raad aan één type geurgevoelige objecten een ander beschermingsniveau bieden, namelijk aan “geurgevoelige objecten die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij”, maar (wellicht) in de toekomst niet meer. Voor die toekomst kan dan een relatief laag beschermingsniveau worden geboden. Hiermee wordt voorkomen dat veehouderijen die hun functie verliezen en in gebruik worden genomen als woning, ontwikkelingen in het agrarisch gebied (gaan) frustreren.

De afwijkende normstelling dient gemotiveerd plaats te vinden, waarbij inzicht gegeven moet worden in:

  • -

    de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied;

  • -

    de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder;

  • -

    het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging of de noodzaak van een even hoog beschermingsniveau van het milieu.

Bij de voorbereiding van een gemeentelijke verordening moet de gemeenteraad danook rekening houden met:

  • -

    de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied (inclusief het cumulatieve aspect);

  • -

    het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging;

  • -

    de noodzaak van een even hoog beschermingsniveau;

  • -

    de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied of (in zijn algemeenheid) de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder betrokken worden bij het bepalen van een andere afstand of waarde. Van deze beide aspecten moet tenminste één bij de besluitvorming worden betrokken.

Onderstaand is artikel 6 Wgv afgedrukt. De gehele Wgv is als bijlage I bijgevoegd.

Wettelijke marges uit artikel 6 Wgv:

1.Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarde, genoemd in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat deze andere waarde:

a. binnen een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom niet minder bedraagt dan 0,1 odour unit per kubieke meter lucht en niet meer dan 14,0 oudour units per kubieke meter lucht;

b. binnen een concentratiegebied, buiten de bebouwde komniet minder bedraagt dan 3,0 odour units per kubieke meter lucht en niet meer dan 35,0 odour units per kubieke meter lucht;

c. buiten een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom niet minder bedraagt dan 0,1 odour unit per kubieke meter lucht en niet meer bedraagt dan 8,0 odour units per kubieke meter lucht;

d. buiten een concentratiegebied, buiten de bebouwde kom niet minder bedraagt dan 2,0 odour units per kubieke meter lucht en niet meer dan 20,0 odour units per kubieke meter lucht.

3. Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere afstand van toepassing is dan de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat deze:

a. binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter bedraagt;

b. buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter bedraagt.

2.3 Provinciaal omgevingsplan

Het POL 2006 bestaat uit de volgende plannen: het streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan en het bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL een economisch beleidskader op hoofdlijnen.

Op grond van het POL wordt de gemeente Landgraaf gekenmerkt als Stedelijke bebouwing (P9) in de kernen met daaromheen stedelijke ontwikkelingszones (P8) en provinciale Ontwikkelingszones Groen (P2) afgewisseld met Ecologische hoofdstructuur (P1).

3 Uitgangspunten gebiedsvisie

3.1 Algemene uitgangspunten

Met het oog op de verordening heeft de gemeente Landgraaf voor de gebiedsvisie een aantal uitgangspunten geformuleerd:

  • -

    De gemeente Landgraaf profileert zich als “leisure”-gemeente: Het stimuleren van recreatie en toerisme is een belangrijk aandachtspunt binnen de gemeente;

  • -

    Het buitengebied van de gemeente Landgraaf wordt gekenmerkt door een kleinschalig en landelijk karakter. Een van de eigenschappen is een verspreid liggende agrarische bedrijvigheid, verspreid liggende woningen en natuur- en recreatiegebieden. Dit karakter dient te worden behouden;

  • -

    Om al bestaande of bekende uitbreidingsplannen van kernen mogelijk te maken in overbelaste situaties, kan de bestuurlijke afweging worden gemaakt om voor een kern of plan een hogere norm of kleinere afstand op te nemen. In dat geval wordt het woon- en leefklimaat ondanks de hogere norm of kleinere afstand als goed beoordeeld. Dit zal gemotiveerd moeten gebeuren;

  • -

    Overbelaste woningen in het buitengebied zijn veelal historisch gegroeide situaties. Uitgangspunt is om in deze situaties de norm niet aan te passen. De Wgv verplicht niet tot sanering van overbelaste situaties.

3.2 Gevalsdefinitie

De onderhavige verordening heeft uitsluitend betrekking op het deel van de gemeente Landgraaf ten zuiden van de provinciale weg N299. Voor het gebied ten noorden van de N299 is de voorbereidingstijd om te komen tot een verordening ex art. 6 van de Wgv groter, deze wordt dan ook in een later stadium aan de gemeenteraad voorgelegd.

 

Afbakening:

Onderhavige gebiedsvisie met bijbehorende verordening heeft zoals eerder aangegeven uitsluitend betrekking op het deel van de gemeente Landgraaf ten zuiden van de Provinciale weg N299 (verder genoemd: zoekgebied). Vanuit het oogpunt van “Landgraaf als leisure-gemeente” worden in deze gebiedsvisie en verordening uitsluitend veehouderijen met “afstandsdieren” (dieren zonder geur-emissie-factoren) opgenomen.

 

Definitie “veehouderijen met afstandsdieren”

In bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij zijn diercategorieën opgenomen waarbij sprake is van geuremissiefactoren. Deze Regeling is opgenomen als bijlage II.

Diercategorieën, die niet in de regeling zijn opgenomen, zijn zogenaamde “afstandsdieren”

Kenmerkend voor een deel van de veehouderij binnen het aandachtsgebied van deze gebiedsvisie zijn de veehouderijen, waar diercategorieën worden gehouden, waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld en die in nauwe interactie staan met de directe omgeving. Gedacht moet worden aan maneges (het houden van paarden).

Verwacht mag worden dat voor deze leisure-activiteiten, die zich kenmerken door een interactie met de directe omgeving, de afstandcriteria uit de Wgv als te rigide kunnen blijken.

De Wgv stelt alleen eisen aan de geurhinder vanwege dierenverblijven. De Wgv geeft geen regels voor andere geurbronnen die in of nabij de veehouderij aanwezig kunnen zijn. De beoordeling van andere geurbronnen, zoals de bereidingsplaats van diervoer/breivoer of de mestopslag valt niet onder de werkingssfeer van de Wgv, maar moet worden beoordeeld op grond van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer.

Als figuur I bij deze gebiedsvisie is een kaart opgenomen waarop het gebied is aangegeven waarop deze gebiedsvisie en de bijbehorende verordening betrekking heeft.

4 Inrichtingen met “afstandsdieren” binnen gebied

4.1 Overzicht veehouderijen

Voor het in figuur I van deze gebiedsvisie aangegeven gebied is een analyse (Quick-Scan) uitgevoerd van veehouderijen met “afstandsdieren”.

In dit gebied blijken uitsluitend veehouderijen voor het houden van paarden aanwezig te zijn, die vallen onder de diercategorieën, waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld (de zogenaamde afstandsdieren).

Het betreft de volgende inrichtingen:

  • -

    J.A. Boesten, Leemkampsweg (ong);

  • -

    Manege Bovenste Hof, Overstehofweg 12;

  • -

    Paardenpension Nielen, Heihof 1;

  • -

    Personality, Boomweg 4;

  • -

    Ruitersportcentrum Terwinselen BV, Tunnelweg 1.

4.2 Beschrijving veehouderijen

In deze paragraaf is per veehouderij binnen het beschouwde gebied een korte beschrijving opgenomen.

4.2.1 J.A. Boesten, Leemkampsweg ong

Op 8 augustus 1978 is een oprichtingsvergunning verleend waarna op 15 juni 1982 een revisievergunning is verleend voor een paarden- en varkenshouderij.

In 1995 is door middel van een melding een wijziging van de inrichting gemeld. De wijziging betrof het vervallen van het houden van varkens. Gemeente Landgraaf heeft naar aanleiding van deze melding aangepaste voorschriften bij de Wm-vergunning opgesteld d.d. 13 maart 1995.

Op basis van voorschrift E1 van de Wm-vergunning is het toegestaan maximaal 13 paarden binnen de inrichting te houden.

Bij de gemeente Landgraaf zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

4.2.2 Manege Bovenste Hof, Overste Hofweg 12

De milieuvergunning van deze manege dateert van 22 december 1995. Op 6 oktober 1998 is een uitbreidingsvergunning verleend. De uitbreiding betrof het uitbreiden van de manege met een terras. In mei 2003 is een verandering van de inrichting gemeld. Een gedeelte van de manege is verbouwd tot dienstwoning.

Op basis van voorschrift F1 van de Wm-vergunning is het toegestaan maximaal 40 paarden en 2 pony’s binnen de inrichting te houden.

Bij de gemeente Landgraaf zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

4.2.3 Paardenpension Nielen, Heihof 1

De milieuvergunning van dit paardenpension dateert van 26 mei 1997. De Wm-vergunning voorziet in het houden van maximaal 20 paarden binnen de inrichting. Per brief van 2 augustus 2007 van de gemeente Landgraaf aan de inrichting, betreffende een integrale controle Wet milieubeheer, is aan het bedrijf medegedeeld dat de inrichting valt onder de werkingssfeer van het Besluit Landbouw.

Tot 31 december 2007 hebben veehouderijen, die vallen onder het Besluit Landbouw milieubeheer niets te maken met de Wgv. Bij de voorgenomen wijziging van het Besluit Landbouw zal de Wgv integraal worden overgenomen in het Besluit Landbouw, zodat ook voor deze inrichting de regels van de Wgv gelden. Verwachting is dat de wijziging Besluit landbouw milieubeheer begin 2008 in werking zal treden. Het besluit Landbouw milieubeheer wordt opgenomen in het Activiteitenbesluit.

In deze gebiedsvisie wordt derhalve reeds rekening gehouden met de Wgv voor deze inrichting.

Bij de gemeente Landgraaf zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

4.2.4 Personality, Boomweg 4

De milieuvergunning van dit manegebedrijf met drank- en horeca-inrichting dateert van 16 december 1986. Door middel van een melding is in april 2002 een aantal wijzigingen in de inrichting in de vergunde situatie opgenomen.

De Wm-vergunning voorziet in het houden van maximaal 16 paarden binnen de inrichting.

De inrichtinghouders hebben in 2005 een reeds kenbaar gemaakt uitbreidingsplannen te hebben (uitbreiding met 10 m in noordelijke richting. Uitbreiding was echter niet mogelijk als gevolg van de ligging van de inrichting ten opzichte van de nabij gelegen (voormalige) camping.

4.2.5 Ruitersportcentrum Terwinselen BV, Tunnelweg 1

Op 14 december 1982 is een oprichtingsvergunning verleend, waarna op 25 augustus 1994 een revisievergunning is verleend voor een manege met horecabedrijf.

Op 15 november 1996 is de Wm-vergunning ambtshalve aangepast met betrekking tot voorschriften voor afvalstoffen, bedrijfsafvalwater en de cv-installatie.

In juli 1996 is verplaatsing van de mestopslag gemeld en in januari 2005 is de plaatsing van 3 zee-containers ten behoeve van opslag gemeld.

De Wm-vergunning voorziet in het houden van maximaal 60 volwassen paarden (ouder dan 3 jaar), 10 paarden in opfok (jonger dan 3 jaar), 15 pony’s (ouder dan 3 jaar) en 5 pony’s in opfok (jonger dan 3 jaar).

Bij de gemeente Landgraaf zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

4.3 Ruimtelijke ontwikkelingen

Binnen het gedefinieerde gebied voor deze gebiedsvisie is sprake van één locatie waar concrete plannen zijn voor ontwikkeling van woningbouw.

Deze locatie betreft de Bousberg, gesitueerd ter plaatse van de voormalige camping. Het plan omvat een herstructurering van het gebied tot een exclusieve woningbouwlocatie, vorm te geven volgens het basisprincipe “het woningbouwplan is te gast in het landschap”. Het plan, zoals het op dit moment is uitgewerkt bestaat uit 56 villa's, 1 landhuis van 4 woningen, 2 kastelen van elk 14 appartementen en 14 vrije kavels. Daarnaast zijn thans binnen de gemeente Landgraaf geen plannen/voornemens gekend, voor bouwplannen in het zoekgebied.

De vigerende bestemmingsplannen binnen het zoekgebied laten geen ruimte voor de oprichting van nieuwe veehouderijen met afstandsdieren.

5 Analyse

In onderstaande paragrafen is per veehouderij beschouwd of de op 1 januari 2007 van kracht geworden nieuwe Wet geurhinder en veehouderij knelpunten oplevert, zowel voor de huidige situatie, als een mogelijke toekomstige situatie waarbij zowel mogelijke uitbreidingen van de veehouderij als potentiële ruimtelijke ontwikkelingsplannen zijn meegenomen.

De Wgv schrijft tevens voor dat, indien de gemeente gebruik maakt van een verordening, de cumulatieve geurhindersituatie hierbij moet worden betrokken. Cumulatie is echter uitsluitend van toepassing op situaties waarbij sprake is van geuremissiefactoren. In onderhavige situatie is hiervan geen sprake. Daarnaast is binnen het onderzoeksgebied nergens sprake van een geurgevoelig object met meer dan één veehouderijen met “afstandsdieren” binnen een afstand van 100 meter vanaf dat geurgevoelig object. Ook vanuit dat perspectief is derhalve geen sprake van een cumulatieve geurhindersituatie

5.1 J.A. Boesten, Leemkampsweg (ong);

De locatie is gelegen buiten de bebouwde kom, aan het eind van de Leemkampsweg. Aan de Leemkampsweg bevinden zich voornamelijk bedrijven. Tegenover de manege aan de Leemkampsweg bevindt zich een pension. De afstand vanaf het dierenverblijf tot aan het pension bedraagt circa 35 meter.

De norm uit de Wgv wordt hier derhalve overschreden.

Het betreft hier een bestaande (overbelaste) situatie. Volgens de Wgv zijn in een overbelaste situatie nieuwe geurgevoelige objecten binnen de contour (50 meter) toegestaan voor zover deze geen verdergaande beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf tot gevolg hebben dan de reeds bestaande beperkingen die de reeds aanwezige geurgevoelige objecten binnen de contour met zich meebrengen.

Geconcludeerd wordt dat de minimale, bij verordening vast te stellen norm uit de Wgv niet wordt gehaald. Het betreft een bestaande situatie waar geen uitbreidingsplannen van de inrichting zijn voorzien.

5.2 Manege Bovenste Hof, Overstehofweg 12;

De locatie is gelegen buiten de bebouwde kom. De dichtstbijzijnde woning van derden bevindt zich op een afstand van circa 95 meter vanaf het dierenverblijf. De minimale afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object buiten de bebouwde kom bedraagt 50 meter (Wgv, artikel 4). Aan dit afstandscriterium wordt voldaan.

De norm uit de Wgv kan hier derhalve gehandhaafd blijven.

Gelet op de marge (50 meter ten opzichte van 95 meter) lijken ook eventuele toekomstige uitbreidingen van de inrichting op dit punt geen belemmeringen te ondervinden.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in dit gebied niet voorzien.

Geconcludeerd wordt dat met toepassing van de norm uit de Wgv de duurzame ontwikkeling van de veehouderij niet in gevaar wordt gebracht.

5.3 Paardenpension Nielen, Heihof 1;

De inrichting is gelegen in een buitengebied. De dichtstbijzijnde woning van derden bevindt zich op een afstand van circa 380 meter. De afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object buiten de bebouwde kom bedraagt 50 meter (Wgv, artikel 4). Aan dit afstandscriterium wordt ruimschoots voldaan.

De norm uit de Wgv kan hier derhalve gehandhaafd blijven.

Gelet op de ruime marge (50 meter ten opzichte van 380 meter) lijken ook eventuele toekomstige uitbreidingen van de inrichting op dit punt geen belemmeringen te ondervinden.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in dit gebied niet voorzien. Tevens zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

Geconcludeerd wordt dat met toepassing van de norm uit de Wgv de duurzame ontwikkeling van de veehouderij niet in gevaar wordt gebracht.

5.4 Personality, Boomweg 4;

De inrichting is momenteel gelegen buiten de bebouwde kom. De afstand tussen de dichtstbijzijnde bestaande woning van derden (gelegen binnen de bebouwde kom) en het dierenverblijf van de inrichting bedraagt circa 47 meter. Er is hier derhalve sprake van een bestaande situatie die volgens de Wgv per 1 januari 2007 als overbelast (aan te houden afstand bedraagt 100m) dient te worden beschouwd. Aan de noordzijde van de inrichting was een camping gelegen. Ter plaatse van dit gebied heeft de gemeente Landgraaf een nieuwbouwplan voorzien (landschapsplan “Villapark de Bousberg”). In dit ontwikkelingsplan is rekening gehouden met een afstand van de geplande woningen tot het dierenverblijf van de manege van 50 meter.

De norm in de Wgv bedraagt 100 meter voor situaties binnen de bebouwde kom. Na realisatie van het ontwikkelingsplan moet deze omgeving als bebouwde kom worden beschouwd.

De inrichtinghouder heeft reeds eerder te kennen gegeven uitbreidingsplannen te hebben voor de manege in noordelijke richting. De aanwezigheid van de huidige bestemming (camping), maakt deze uitbreiding niet mogelijk (binnen het kader van de wetgeving tot 1 januari 2007, alsook vanuit de nieuwe Wgv – afstandcriteria art. 4).

De ontwikkeling van zowel de inrichtinghouder als het villapark worden belemmerd door het afstandcriterium van 100 m uit Wgv.

5.5 Ruitersportcentrum Terwinselen BV, Tunnelweg 1.

De inrichting is gelegen buiten de bebouwde kom. De afstand tot de bebouwde kom bedraagt circa 200 meter. Aan de overzijde van de Tunnelweg bevindt zich een woonwagencentrum. De afstand tussen de dierenverblijven en het woonwagencentrum bedraagt circa 100 meter.

De minimale afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object buiten de bebouwde kom bedraagt 50 meter (Wgv, artikel 4). Aan dit afstandscriterium wordt ruimschoots voldaan.

De norm uit de Wgv kan hier derhalve gehandhaafd blijven.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in dit gebied niet voorzien. Tevens zijn geen uitbreidingsplannen van de inrichting bekend.

Geconcludeerd wordt dat met toepassing van de norm uit de Wgv de duurzame ontwikkeling van de veehouderij niet in gevaar wordt gebracht.

5.6 Overige ruimtelijke ontwikkelingen

De overige ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in paragraaf 4.3 worden beschreven, leiden binnen het zoekgebied niet tot strijdigheid met de Wgv.

5.7 Integrale beschouwing

In algemene zin geldt dat het aantal veehouderijen met afstandsdieren in het zoekgebied beperkt is. Binnen de bestaande bestemmingsplannen bestaat daarnaast geen ruimte voor nieuwe vestigingen.

Voor de veehouderijen met afstandsdieren buiten de bebouwde kom geldt dat de afstandscriteria van 50 m, zoals opgenomen in artikel 4 uit de Wgv, niet leidt tot knelpunten.

Voor veehouderijen met afstandsdieren binnen de bebouwde kom geldt dat er conflicterende situaties ontstaan bij het afstandscriterium van 100, zoals opgenomen in artikel 4 uit de Wgv.

Uit de analyse blijkt dat bij toepassing van een afstandcriterium van minder dan 50 m (zie bovenstaand), er toch sprake is van een goed woon- en leefklimaat:

  • -

    de betreffende veehouderijen functioneren op relatief korte afstand van de woningen (< 50 m);

  • -

    er is geen sprake van klachten en/of hinderpatroon.

Voorts kan met een adequate bedrijfsvoering, hetgeen in de milieuvergunning gereguleerd kan (blijven) worden en het in dit kader toe te passen beginsel van Beste Beschikbare Technieken, nieuwe hinder voorkomen worden.

Gelet op:

  • -

    het ontstaan van conflicterende situaties bij het afstandscriterium van 100 m, als genoemd in art. 4 Wgv;

  • -

    de blijvende garantie voor een goed woon- en leefklimaat bij een afstand van 50 m;

  • -

    de gewenste accentuering/profilering van de gemeente Landgraaf op het gebied van recreatie en toerisme en de daarbij gewenste ruimtelijke inrichting, waarbij de functie leisure kort bij de functie wonen gerealiseerd moet worden,

maakt het wenselijk en gemotiveerd mogelijk om invulling te geven aan artikel 6 Wgv, voor wat betreft het gebied binnen de bebouwing, en daarmee de afstand van 100 m terug te brengen tot 50 m binnen het zoekgebied.

Gezien de ligging van de veehouderijen ten opzichte van de gemeentegrenzen, heeft de hierboven voorgestelde beslissing geen effecten op de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen in nabij gelegen gemeenten. Derhalve is voorshands geen overleg noodzakelijk met andere gemeenten, zoals bepaald in art 9 Wgv.

6 Conclusie en besluiten

In algemene zin kan worden gesteld dat de Wet geurhinder en veehouderij voor het deel van Landgraaf gelegen ten zuiden van de Provinciale weg N299 voor de zogenaamde “afstandsdieren” weinig conflicterende situaties oplevert. Binnen de bestaande bestemmingsplannen bestaat daarnaast geen ruimte voor nieuwe vestigingen.

Voor de veehouderijen met afstandsdieren buiten de bebouwde kom geldt dat de afstandscriteria van 50 m, zoals opgenomen in artikel 4 uit de Wgv, niet leidt tot knelpunten.

Voor veehouderijen met afstandsdieren binnen de bebouwde kom geldt dat er conflicterende situaties ontstaan bij het afstandscriterium van 100, zoals opgenomen in artikel 4 uit de Wgv.

Gelet op:

  • -

    het ontstaan van conflicterende situaties bij het afstandscriterium van 100 m, als genoemd in art. 4 Wgv;

  • -

    de blijvende garantie voor een goed woon- en leefklimaat bij een afstand van 50 m;

  • -

    de gewenste accentuering/profilering van de gemeente Landgraaf op het gebied van recreatie en toerisme en de daarbij gewenste ruimtelijke inrichting, waarbij de functie leisure kort bij de functie wonen gerealiseerd moet worden,

maakt het wenselijk en gemotiveerd mogelijk om invulling te geven aan artikel 6 Wgv, voor wat betreft het gebied binnen de bebouwing, en daarmee de afstand van 100 m terug te brengen tot 50 m binnen het zoekgebied.

Nogmaals wordt opgemerkt dat de Wgv niet verplicht tot sanering van overbelaste situaties. Dit aspect is danook in deze gebiedsvisie niet nader uitgewerkt en behoeft ook in een verordening geen nadere aandacht.

 

Gelet op het vorenstaande wordt ex art. 6, derde lid, van de Wgv bepaald dat:

1. voor het zoekgebied (het gebied gelegen ten zuiden van de N299) en de daarin gelegen veehouderijen waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld en die gelegen zijn binnen de bebouwde kom, de afstand wordt teruggebracht naar 50 meter;

2. voor het zoekgebied (het gebied gelegen ten zuiden van de N299) en de daarin gelegen veehouderijen waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld en die gelegen zijn buiten de bebouwde kom, de afstand zoals genoemd in art. 4 van de Wgv van toepassing blijft (50 meter).

aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 14 februari 2008

De griffier, De voorzitter