Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening over het recht van onderzoek |
Citeertitel | Verordening over het recht van onderzoek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur |
Geen.
Gemeentewet, art. 155a, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2002 | nieuwe regeling | 28-11-2002 Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr. 29 | Raadsvoorstel 2002, nr. 267 |
Het besluit tot het instellen van een onderzoek
De raad kan op voorstel van één of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen als bedoeld in artikel 155a, eerste lid van de Gemeentewet.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 november 2002.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. A.A.H. Smits, loco-secretaris Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmaking is geschied op 11 december 2002.
Deze verordening is in werking getreden op 19 december 2002.
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002, NR. 29
Ieder lid van de raad kan een voorstel indienen om een raadsonderzoek te starten. Er is geen drempelsteun vereist. Uiteraard beslist de raad in zijn geheel of een onderzoek daadwerkelijk plaats zal vinden. Het voorstel dient daartoe met gewone meerderheid van stemmen te worden aangenomen.
Het ligt niet voor de hand om de hele raad te belasten met het daadwerkelijke onderzoek. Daarom is ervoor gekozen een commissie bestaande uit zes raadsleden met het onderzoek te belasten. De gemeentewet bepaalt dat de ambtelijke bijstand van de commissie geregeld moet worden in de gemeentelijke verordening op het recht van onderzoek. Vanuit de griffie wordt de secretaris van de onderzoekscommissie aangewezen. Daarnaast kan de commissie een beroep doen op ambtelijke bijstand zoals bedoeld in artikel 33, eerste lid van de Gemeentewet.
Artikel 4, tweede lid Teneinde het mogelijk te maken een ieder uit te nodigen die meent over informatie te beschikken die voor de commissie van belang kan zijn, is dit artikellid opgenomen.
Een ordelijke procesgang brengt met zich dat de oproepingen om voor de commissie te verschijnen geruime tijd voor de hoorzitting bekend worden gemaakt. Voorts kan de commissie een ieder die stelt over gegevens te beschikken met betrekking tot het voorwerp van onderzoek uitnodigen voor een gesprek.
Er is onderscheid tussen de vergaderingen van de onderzoekscommissie en de hoorzittingen van onderzoekscommissie. De beraadslagingen van de commissie zijn niet openbaar. De verhoren zijn in principe openbaar. Tenzij gewichtige redenen zich er tegen verzetten, bijvoorbeeld in een situatie waarbij uiterste vertrouwelijke informatie schaden wordt medegedeeld door een getuige, dan lijkt een besloten hoorzitting voor de hand liggen.
Artikelen uit de Gemeentewet met betrekking tot het recht van onderzoek
139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.
8.Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.
Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.
[4] 5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.
[5] 6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.
[6] 7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.
[7] 8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.
[8] 9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie, of op haar vordering afgelegd, kunnen, behalve in het geval van artikel
207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 155f Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerpbegroting.