Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht (Utr)

Beleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht (Utr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen
CiteertitelBeleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp-

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

wettelijke grondslag vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 65
  2. Gemeentewet, art. 231
  3. Gemeentewet, art. 244
  4. Algemene Wet Bestuursrecht, art. 4, lid 81
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200201-01-2014nieuwe regeling

04-12-2001

Gemeenteblad van Utrecht 2001, nr. 49

B&W besluit van 4 december 2001

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Beleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen

(b. en w.-besluit van 4 december 2001)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de

artikelen 231 en 244 van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene

wet bestuursrecht,

BESLUIT

vast te stellen de volgende

BELEIDSREGEL inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen

Artikel 1 Toepassing

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing bij de heffing van de gemeentelijke

    belastingen in de zin van de artikelen 219 en 229 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing op aanslagen onroerende-zaak-

    belastingen, waaraan een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering

    onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten

    grondslag heeft gelegen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrag van de belasting:

    het bedrag van de aanslag, het gevorderde bedrag of het bedrag dat op

    aangifte is voldaan;

  • b.

    de belanghebbende:

    de belastingplichtige of degene die het bedrag van de belasting als

    hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

  • c.

    de vijf-jaarstermijn:

    de termijn door welk verloop na het tijdstip van het ontstaan van de

    belastingschuld, ontstaan van de aanspraak op een in de wet voorziene

    vermindering, ontheffing of vrijstelling, of het verlenen van teruggaaf de

    bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of

    naheffingsaanslag vervalt;

  • d.

    het bedrag van de vermindering:

    het bedrag waarmee het oorspronkelijke bedrag van de belasting wordt

    verlaagd.

Artikel 3 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

  • 1.

    Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op

    een bedrag dat tenminste EUR 9,08 per aanslag, per kennisgeving of per

    voldoening op aangifte lager is dan het oorspronkelijk vastgestelde bedrag

    van die belasting, verleent de ambtenaar belast met de heffing van die

    belasting ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende in

    aanmerking komt, indien:

    • a.

      bij de uitspraak op het bezwaarschrift of aanvraag om een in de wet

      voorziene aanspraak op vermindering de belanghebbende niet-ontvankelijk

      wordt verklaard in zijn bezwaar of aanvraag

      wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of de aanvraag dan wel

      om andere redenen van formele aard, of

    • b.

      de belanghebbende een aanvraag strekkende tot vermindering van belasting

      indient binnen een redelijke termijn nadat hem aannemelijk is geworden

      dat het bedrag van de belasting voor een te hoog bedrag is vastgesteld.

  • 2.

    Het bedrag van de vermindering wordt vermeerderd met de invorderingsrente als

    bedoeld in artikel 28 van de Invorderingswet 1990, berekend over over het teveel

    betaalde bedrag aan belasting over de periode van de datum van (laatste) betaling

    tot aan de dagtekening van de kennisgeving van de vermindering.

Artikel 4 Uitzonderingen

Artikel 3 is niet van toepassing in de gevallen dat:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift bedoeld onder het

    eerste lid, letter a, of de aanvraag als bedoeld het eerste lid onder a of

    b, de vijf-jaarstermijn is verstreken;

  • b.

    het aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de

    wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of de aanvraag

    ongebruikt heeft laten verstrijken;

  • c.

    het totaal bedrag aan belasting van een of meer van een en dezelfde

    belastingplichtige voor hetzelfde tijdvak geheven aanslagen van dezelfde

    soort, na herberekening van de formele belastingschuld geen wijziging

    ondergaat;

  • d.

    binnen de vijfjaarstermijn belastingtijdvakken zijn gelegen voorafgaande

    aan het moment waarop aan belanghebbende de feiten bekend zijn geworden

    waardoor het aannemelijk is dat het bedrag van de belasting onjuist is

    vastgesteld, zonder dat de belanghebbende een aanvraag als bedoeld in het

    eerste lid, onder b, heeft ingediend

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

  • 1.

    Indien geen termen aanwezig zijn om op het bezwaarschrift of de aan-

    vraag een ambtshalve vermindering te verlenen wordt daarvan gemotiveerd

    mededeling gedaan:

    indien het bezwaarschrift of de aanvraag, bedoeld in artikel 3, onder a, is

    ingediend: in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uit-

    gesproken;

  • 2.

    Indien een aanvraag bedoeld in artikel 3, onder b, is ingediend: in een

    schriftelijke beslissing op de aanvraag

Artikel 6 Jurisprudentie

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, waarin een

    toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende

    gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing,

    leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting

    indien het bedrag van de belasting onherroepelijk is komen vast te staan

    voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het gerechtshof is

    gewezen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak

    van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van

    overeenkomstige toepassing op prejudiciéle beslissingen van het Hof

    van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke

    uitspraken van dit Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingaansla-

    gen 2000,vastgesteld bij besluit van 29 februari 2000 wordt ingetrokken met

    ingang van het in het tweede lid genoemde tijdstip van inwerkingtreding.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 3.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel ambtshalve

    vermindering gemeentelijke belastingaanslagen 2002.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders, gehouden op 4 december 2001.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. W.J.P. Kok Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 19 december 2001. Deze beleidsregel is in

werking getreden op 1 januari 2002.