Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Beleidsregel inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen
(b. en w.-besluit van 4 december 2001)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de
artikelen 231 en 244 van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene
wet bestuursrecht,
BESLUIT
vast te stellen de volgende
BELEIDSREGEL inzake het verlenen van een ambtshalve vermindering op gemeentelijke belastingaanslagen
Artikel 1 Toepassing
- 1.
Deze beleidsregel is van toepassing bij de heffing van de gemeentelijke
belastingen in de zin van de artikelen 219 en 229 van de Gemeentewet.
- 2.
Deze beleidsregel is niet van toepassing op aanslagen onroerende-zaak-
belastingen, waaraan een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering
onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten
grondslag heeft gelegen.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- a.
bedrag van de belasting:
het bedrag van de aanslag, het gevorderde bedrag of het bedrag dat op
aangifte is voldaan;
- b.
de belanghebbende:
de belastingplichtige of degene die het bedrag van de belasting als
hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;
- c.
de vijf-jaarstermijn:
de termijn door welk verloop na het tijdstip van het ontstaan van de
belastingschuld, ontstaan van de aanspraak op een in de wet voorziene
vermindering, ontheffing of vrijstelling, of het verlenen van teruggaaf de
bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of
naheffingsaanslag vervalt;
- d.
het bedrag van de vermindering:
het bedrag waarmee het oorspronkelijke bedrag van de belasting wordt
verlaagd.
Artikel 3 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend
- 1.
Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op
een bedrag dat tenminste EUR 9,08 per aanslag, per kennisgeving of per
voldoening op aangifte lager is dan het oorspronkelijk vastgestelde bedrag
van die belasting, verleent de ambtenaar belast met de heffing van die
belasting ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende in
aanmerking komt, indien:
- a.
bij de uitspraak op het bezwaarschrift of aanvraag om een in de wet
voorziene aanspraak op vermindering de belanghebbende niet-ontvankelijk
wordt verklaard in zijn bezwaar of aanvraag
wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of de aanvraag dan wel
om andere redenen van formele aard, of
- b.
de belanghebbende een aanvraag strekkende tot vermindering van belasting
indient binnen een redelijke termijn nadat hem aannemelijk is geworden
dat het bedrag van de belasting voor een te hoog bedrag is vastgesteld.
- 2.
Het bedrag van de vermindering wordt vermeerderd met de invorderingsrente als
bedoeld in artikel 28 van de Invorderingswet 1990, berekend over over het teveel
betaalde bedrag aan belasting over de periode van de datum van (laatste) betaling
tot aan de dagtekening van de kennisgeving van de vermindering.
Artikel 4 Uitzonderingen
Artikel 3 is niet van toepassing in de gevallen dat:
- a.
ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift bedoeld onder het
eerste lid, letter a, of de aanvraag als bedoeld het eerste lid onder a of
b, de vijf-jaarstermijn is verstreken;
- b.
het aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de
wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of de aanvraag
ongebruikt heeft laten verstrijken;
- c.
het totaal bedrag aan belasting van een of meer van een en dezelfde
belastingplichtige voor hetzelfde tijdvak geheven aanslagen van dezelfde
soort, na herberekening van de formele belastingschuld geen wijziging
ondergaat;
- d.
binnen de vijfjaarstermijn belastingtijdvakken zijn gelegen voorafgaande
aan het moment waarop aan belanghebbende de feiten bekend zijn geworden
waardoor het aannemelijk is dat het bedrag van de belasting onjuist is
vastgesteld, zonder dat de belanghebbende een aanvraag als bedoeld in het
eerste lid, onder b, heeft ingediend
Artikel 5 Mededeling van afwijzing
- 1.
Indien geen termen aanwezig zijn om op het bezwaarschrift of de aan-
vraag een ambtshalve vermindering te verlenen wordt daarvan gemotiveerd
mededeling gedaan:
indien het bezwaarschrift of de aanvraag, bedoeld in artikel 3, onder a, is
ingediend: in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uit-
gesproken;
- 2.
Indien een aanvraag bedoeld in artikel 3, onder b, is ingediend: in een
schriftelijke beslissing op de aanvraag
Artikel 6 Jurisprudentie
- 1.
Een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, waarin een
toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende
gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing,
leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting
indien het bedrag van de belasting onherroepelijk is komen vast te staan
voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het gerechtshof is
gewezen.
- 2.
Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak
van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van
overeenkomstige toepassing op prejudiciéle beslissingen van het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke
uitspraken van dit Hof en andere supranationale colleges.
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingaansla-
gen 2000,vastgesteld bij besluit van 29 februari 2000 wordt ingetrokken met
ingang van het in het tweede lid genoemde tijdstip van inwerkingtreding.
- 2.
Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2002.
- 3.
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel ambtshalve
vermindering gemeentelijke belastingaanslagen 2002.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders, gehouden op 4 december 2001.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. W.J.P. Kok Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmaking is geschied op 19 december 2001. Deze beleidsregel is in
werking getreden op 1 januari 2002.