Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Verordening Schadecompensatieregeling HOV-baan

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Schadecompensatieregeling HOV-baan
CiteertitelSchadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpverkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-199815-12-2020nieuwe regeling

26-03-1998

Gemeenteblad van Utrecht 1998, nr. 17

Raadsvoorstel 1998, nr. 87

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Schadecompensatieregeling HOV-baan

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Verordening Schadecompensatieregeling HOV-baan

(raadsbesluit van 26 maart 1998)

De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 20 maart 1998

Besluit

vast te stellen de volgende

VERORDENING Schadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanleg HOV-baan: de werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de HOV-baan tussen -globaal- het centraal station en het Academisch Ziekenhuis Utrecht en ten behoeve van de uitvoering van daarmee in rechtstreeks verband staande bestuursmaatregelen.

  • b.

    winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de winst uit onder-neming, als bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting of de bedrijfswinst als bedoeld in de Wet op de Vennootschapsbelasting, met dien verstande dat daaronder mede wordt verstaan de ten laste van de vennootschap komende beloning van de bestuurder(s) met in begrip van de daarover geheven premies op grond van sociale wetgeving.

  • c.

    inkomen: het belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting.

  • d.

    schade: derving van winst of inkomen in een kalenderjaar ten opzichte van de referentiejaren, voor zover veroorzaakt door de aanleg van de HOV-baan.

  • e.

    referentiejaren: de drie direct aan het jaar waarin de schade is geleden voorafgaande kalenderjaren.

Artikel 2 Financiële compensatie

Burgemeester en wethouders verstrekken aan natuurlijke of rechtspersonen, die ten gevolge van de aanleg van de HOV-baan schade hebben geleden een financiële compensatie, conform de ter zake in deze verordening gestelde regels.

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.

    Een verzoek om verstrekking van een financiële compensatie wordt gericht aan het college van burgemeester en wethouders en ingediend bij de secretaris van de Schadebeoordelingscommissie.

  • 2.

    De aanvraag dient te zijn ondertekend en bevat tenminste de volgende bescheiden en gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de (rechts)persoon, die de schade stelt te hebben geleden;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een omschrijving van de omstandigheden, die naar het oordeel van de aanvrager de schade veroorzaakt hebben;

    • d.

      een opgave van de aard en de omvang van de schade, alsmede een specificatie van het bedrag van de schade en

    • e.

      boekhoudkundige, fiscale of andere financiële bescheiden voorzien van een accountantsverklaring betreffende het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, alsmede van de referentiejaren, waaruit de gestelde schade kan worden afgeleid.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 4 Verstrekking van informatie

  • 1.

    De aanvrager is gehouden desgevraagd de Schadebeoordelingscommissie en burgemeester en wethouders alle (aanvullende) gegevens en bescheiden te verstrekken, die zij noodzakelijk achten voor de beoordeling van de aanvraag, voorzover hij daarover redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    De aanvrager is desgevraagd gehouden de Schadebeoordelingscommissie en burgemeester en wethouders te machtigen gegevens, die alleen met zijn instemming kunnen worden verkregen, in te winnen bij derden, die naar het oordeel van de commissie of burgemeester en wethouders nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag, tenzij de aanvrager de betreffende gegevens en bescheiden zelf verstrekt.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verstrekken de Schadebeoordelingscommissie desgevraagd alle inlichtingen, die de commissie voor de behandeling van een aanvraag noodzakelijk acht, tenzij de gevraagde inlichtingen dienen te worden geweigerd op grond van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur.

Artikel 5 De Schadebeoordelingscommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een Schadebeoordelingscommissie in bestaande uit tenminste drie, doch in ieder geval een oneven aantal, leden. Zij voorzien zo nodig in de vervanging van de leden.

  • 2.

    De commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen, die door burgemeester en wethouders worden benoemd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders treffen maatregelen ter voorziening in het secretariaat van de commissie.

  • 4.

    De commissie heeft tot taak burgemeester en wethouders schriftelijk en gemotiveerd te adviseren over de aanvragen tot verstrekking van financiële compensatie.

  • 5.

    De commissie besluit niet tot de vaststelling van een advies, indien niet tenminste de meerderheid van de leden of plaatsvervangend leden aanwezig is.

  • 6.

    De commissie vergadert zo vaak als dit voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk is, doch in ieder geval indien twee leden de wens daartoe te kennen geven.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen een onafhankelijke instantie aanwijzen als Schadebeoordelingscommissie. Alsdan is het bepaalde in de voorgaande leden, met uitzondering van het bepaalde in het vierde lid, niet van toepassing.

Artikel 6 De procedure

  • 1.

    De aanvraag voor een financiële compensatie moet binnen één jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de schade is geleden worden ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bevestigen de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders nemen de aanvraag niet in behandeling, indien deze niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, dan wel, in het geval aan het bepaalde in artikel 3, derde lid uitvoering is gegeven, indien het aanvraagformulier niet volledig ingevuld en voorzien van alle daarbij behorende bescheiden is ingediend.

  • 4.

    Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in het derde lid stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen een door hen te bepalen redelijke termijn de ontbrekende gegevens en bescheiden te verstrekken. Binnen vier weken, nadat de aanvraag naar hun oordeel onvoldoende is aangevuld of de voor aanvulling gegeven termijn ongebruikt is verstreken delen burgemeester en wethouders de aanvrager mee, dat zij hebben besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders wijzen de aanvraag zonder nader onderzoek af:

    • a.

      indien deze na ommekomst van de in het eerste lid genoemde termijn is ingediend of

    • b.

      indien de aanvraag als kennelijk ongegrond moet worden aangemerkt.

Burgemeester en wethouders delen de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag mede dat deze zonder nader onderzoek is afgewezen. Deze termijn vangt aan op de dag, waarop burgemeester en wethouders beschikken over een volledige aanvraag die voldoet aan het bepaalde in artikel 3.

  • 6.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het derde of vijfde lid van dit artikel zenden burgemeester en wethouders de aanvraag aanstonds om advies aan de Schadebeoordelingscommissie.

  • 7.

    De Schadebeoordelingscommissie stelt de aanvrager in de gelegenheid zijn aanvraag mondeling toe te lichten. Van de toelichting wordt een verslag gemaakt.

  • 8.

    De Schadebeoordelingscommissie brengt binnen twaalf weken na de ontvangst van de aanvraag advies uit aan burgemeester en wethouders. Deze termijn vangt aan op de dag, waarop burgemeester en wethouders beschikken over een volledige aanvraag die voldoet aan het bepaalde in artikel 3.

De commissie kan burgemeester en wethouders verzoeken deze termijn met ten hoogste tien weken te verlengen indien het een gecompliceerde aanvraag betreft. Indien burgemeester en wethouders besluiten tot verlenging van de termijn delen zij dit mee aan de aanvrager onder vermelding van het aantal weken, waarmee de termijn is verlengd.

  • 9.

    De commissie zendt een afschrift van het advies aan de aanvrager.

  • 10.

    Indien het advies van de commissie naar het oordeel van burgemeester en wethouders onduidelijkheden of onvolkomenheden bevat, vragen zij de commissie onder het stellen van een termijn nadere inlichtingen.

  • 11.

    Burgemeester en wethouders besluiten binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commissie op de aanvraag. In het geval toepassing wordt gegeven aan het tiende lid besluiten burgemeester en wethouders binnen zestien weken na ontvangst van het eerste advies op de aanvraag.

Artikel 7 De Toetsingscriteria

De aanvraag wordt afgewezen:

  • a.

    indien en voorzover de gestelde schade niet veroorzaakt is door de aanleg van de HOV-baan;

  • b.

    indien en voorzover de schade anderszins voor vergoeding in aanmerking komt;

  • c.

    indien en voorzover de schade is veroorzaakt door een onrechtmatige daad;

  • d.

    indien en voorzover de schade is ontstaan door nalatigheid van de aanvrager, dan wel het achterwege laten van schadebeperkende maatregelen en/of het aanvaarden van een risico door de aanvrager;

  • e.

    indien en voorzover de schade veroorzaakt wordt door de kosten van gestelde schadebeperkende maatregelen, die niet in redelijke verhouding staan tot de vermindering van het betreffende risico, dan wel niet noodzakelijk waren uit een oogpunt van beperking van dit risico;

  • f.

    indien de aanvrager zich minder dan drie jaar voordat met de aanleg van de HOV-baan een aanvang is gemaakt op de plaats waar hij schade stelt te hebben geleden heeft gevestigd;

  • g.

    indien de aanvrager nalatig is in het verstrekken van gegevens en bescheiden, die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn en

  • h.

    indien en voor zover de schade niet aangemerkt kan worden als onevenredige schade, welke buiten het maatschappelijk risico van de aanvrager valt.

Artikel 8 De vaststelling van de schade en de financiële compensatie

  • 1.

    De schade wordt bepaald door de door de aanvrager gemiddeld in de referentiejaren behaalde winst of het genoten inkomen te vergelijken met de winst c.q. het inkomen in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Bij de bepaling van de schade worden de gemiddelde winst en het gemiddelde inkomen in de referentiejaren gecorrigeerd op basis van door onafhankelijke organisaties gepubliceerde gegevens omtrent de inflatie en de brancheontwikkeling.

  • 3.

    De financiële compensatie bedraagt 100% van het schadebedrag, nadat daarop in mindering zijn gebracht de financiële nadelen die ingevolge het bepaalde in artikel 7 niet voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 4.

    Indien de schade is geleden in twee achtereenvolgende kalenderjaren worden bij de bepaling van de financiële compensatie in het tweede jaar dezelfde referentiejaren aangehouden als in het eerste jaar.

  • 5.

    Indien financiële compensatie wordt verstrekt worden tevens de kosten van rechtsbijstand en deskundigenbijstand vergoed, voor zover het inroepen van rechts- en deskundigenbijstand en de kosten daarvan redelijk zijn te achten.

Artikel 9 Voorschot

  • 1.

    Hangende een aanvraag voor financiële compensatie kan een aanvrager verzoeken om de betaling van een voorschot.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders besluiten, gehoord de Schadebeoordelingscommissie, binnen zes weken op het verzoek.

  • 3.

    Het verzoek kan alleen worden toegewezen, indien de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een financiële compensatie en aannemelijk is dat de continuïteit van zijn bedrijf in gevaar is als gevolg van aanleg van de HOV-baan.

  • 4.

    Het voorschot bedraagt maximaal 75% van de naar verwachting te verstrekken financiële compensatie.

  • 5.

    De betaling van een voorschot houdt geen erkenning van het recht op een financiële compensatie in.

  • 6.

    Het voorschot wordt geweigerd, indien de aanvrager niet bereid is schriftelijk de verplichting aan te gaan tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van het verstrekte bedrag in geval zijn aanvraag wordt afgewezen of voor een lager bedrag dan het toegekende voorschot wordt verleend.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van een voorschot de voorwaarde verbinden, dat de aanvrager zekerheid stelt voor de terugbetaling van het te verstrekken bedrag.

Artikel 10 Geheimhouding

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening, ambtenaren, bestuurders, leden van de Schadebeoordelingscommissie, gemachtigden, adviseurs en andere personen, en kennis krijgt van gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kan vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan.

Artikel 11 Hardheidsclausule

In zeer bijzondere gevallen, waarin de strikte toepassing van deze regeling tot onmiskenbaar onredelijke gevolgen leidt, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd van het gestelde in deze verordening af te wijken.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Schadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 26 maart 1998

De secretaris, De burgemeester,

drs A. Vermeulen mr I.W. Opstelten

Publicatie is geschied op 8 april 1998.

Dit besluit is in werking getreden op 9 april 1998.

BIJLAGE BEHOREND BIJ JAARGANG 1998, NR. 87

Algemene toelichting

De voorgenomen aanleg van een HOV-baan tussen het centraal station en het Academisch Ziekenhuis in de Uithof is een infrastructureel werk van meer dan normale omvang. Niet uitgesloten kan worden, dat de uitvoering van dit werk hinder en schade zal veroorzaken voor particulieren. De onderhavige verordening beoogt een voorziening te scheppen voor personen en bedrijven, die als ondernemer onevenredig zware schade lijden ten gevolge van de aanleg van de HOV-baan. Een dergelijke voorziening is nimmer vanzelf-sprekend en behoeft een goede inhoudelijke rechtvaardiging.

Het Nederlands recht gaat uit van het beginsel, dat een ieder zijn eigen schade moet dragen. Indien men dit risico niet wil of kan nemen bestaat in vrijwel alle gevallen de mogelijkheid zich tegen schade-veroorzakende gebeurtenissen te verzekeren. Bij wet kunnen uitzonderingen worden gemaakt op het hiervoor geformuleerde beginsel. De belangrijkste afwijking van de hoofdregel vormt het leerstuk van de onrechtmatige daad. Indien schade wordt toegebracht door het onrechtmatig handelen of nalaten van een derde is deze verplicht het ontstane financiële nadeel te vergoeden.

De overheid treedt binnen wettelijke kaders in onze samenleving op als vertegenwoordiger van het algemeen belang. Het algemeen belang is van hoger orde dan een particulier belang. Uitoefening van het algemeen belang impliceert, dat burgers daardoor worden gebaat, soms direkt (b.v. de verstrekking van een uitkering), soms indirekt (b.v het aanleggen en onderhouden van een goede infrastructuur).

Overheidsoptreden heeft niet voor iedereen en altijd (materiële) voordelen. In het algemeen kan echter gesteld worden, dat het inhaerent is aan het leven in een georganiseerde samenleving, dat naast baten ook lasten worden ondervonden van overheidsoptreden. Anders gezegd het behoort tot de door iedere burger te aanvaarden maatschappelijke risico’s, dat hij incidenteel schade lijdt ten gevolge van in het algemeen belang getroffen maatregelen.

Met de opkomst van de verzorgingsstaat en het daarmee gepaard gaande overheidsingrijpen in de samenleving zijn in de juridische doctrine en de rechtspraak nuanceringen aangebracht in het hiervoor geformuleerde gedachtegoed.

Met name worden situaties problematisch geacht, waarin de behartiging van het algemeen belang -hoe rechtmatig op zichzelf ook- onevenredig zwaar drukt op een beperkt aantal particulieren.

De wetgever heeft in diverse bijzondere wetten ter zake voorzieningen getroffen om onevenredig zware schade van burgers naar billijkheid te vergoeden. Voor het gebied van infrastructuur ontbreekt echter een wettelijke regeling.

De minister van Verkeer en Waterstaat doet dit vrijwillig reeds tientallen jaren en ook diverse gemeenten zijn hierin voorgegaan.

Inmiddels kan daarom gesproken worden van een breed gedragen opvatting, dat de uitvoering van overheids-maatregelen niet eenzijdig en onevenredig zwaar ten koste mag gaan van bepaalde burgers zonder dat hiervoor een billijke compensatie wordt geboden.

Op de schaal van de gemeente Utrecht doen dergelijke situaties zich normaliter niet voor. Niet dat burgers geen schade kunnen lijden door de aanleg en vernieuwing van wegen, rioleringen, kabels en leidingen e.d., doch deze schade blijft binnen het door hen te dragen maatschappelijk risico. Redenen hiervoor zijn de in het algemeen beperkte omvang van het werk, het direkte nut dat de voorzieningen hebben voor de burgers en de min of meer gelijke verdeling van de lasten over alle burgers (Elk riool/weg/leiding moet periodiek worden vernieuwd).

Bij de aanleg van de HOV-baan zal uiteraard getracht worden om de uitvoering zodanig te laten geschieden dat van die werkzaamheden zo weinig mogelijk hinder wordt ondervonden. Het zal echter -gezien de omvang van het werk- onvermijdelijk zijn dat hinder ontstaat. Er zullen de nodige maatregelen worden genomen om onvermijdelijke hinder tot een minimum te beperken.

Denkbaar is dat de aanleg van de HOV-baan incidenteel ook tot onevenredige schade voor particulieren zal lijden. Deze verwachting is gebaseerd op het feit, dat niet alleen een HOV-baan wordt aangelegd, doch tevens alle ondergrondse werken (rioleringen/kabels en leidingen) worden verlegd en vernieuwd. Door deze cumulatie van werkzaamheden ontstaat een werk van meer dan normale omvang, hetgeen invloed heeft op de intensiteit en de duur van de te veroorzaken overlast.

De onderhavige verordening beoogt een financiële compensatie te bieden aan personen en bedrijven die als ondernemer onverhoopt onevenredige schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden van de aanleg van de HOV-baan, die redelijkerwijs niet te hunnen laste dienen te blijven. Het gaat daarbij dan om onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico van een beperkte groep burgers of instellingen valt.

Over de vraag of er sprake is van onevenredige schade, die buiten het maatschappelijk risico van burgers of instellingen valt zal het advies van onafhankelijke deskundigen worden ingewonnen, de Schade-beoordelings-commissie. Deze commissie zal ook adviseren over de factoren die anderszins invloed hebben gehad op de geleden schade, zoals verwoord in artikel 7 van de verordening.

Dit criterium (onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico valt) is gebaseerd op de jurisprudentie en wordt alom in den lande gehanteerd.

De in deze verordening aan de orde zijnde inkomensschade dient onderscheiden te worden van andere schade die zich voor kan doen tengevolge van de HOV-baan.

De aanleg van de HOV-baan kan ook leiden tot zaakschade en planschade.

Bij de uitvoering van het werk kan schade ontstaan aan eigendommen van derden, bijvoorbeeld de verzakking van een pand of de beschadiging van een auto. Dergelijke zaakschade zal veelal onrechtmatig veroorzaakt zijn en dient daarom op grond van het geldende recht te worden vergoed. Planschade ziet op de gevolgen van de wijziging van de bestemming van -in dit geval- de openbare weg. Indien een burger van mening is dat de aanwezigheid van de HOV-baan tot structurele schade leidt, bijvoorbeeld omdat de waarde van onroerend goed blijvend is gedaald of de omzet van een bedrijf is teruggelopen, kan hij een beroep doen op vergoeding van planschade op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Resteert de inkomensschade ten gevolge van de aanlegwerkzaamheden. Hiervoor bestaat in tegenstelling tot de twee hierboven genoemde voorbeelden geen wettelijke regeling. De onderhavige verordening beoogt daarin -voorzover de schade excessief is- te voorzien.

Nogmaals zij erop gewezen dat het onderwerp van deze verordening uitsluitend betreft de eventuele schade door de werkzaamheden ter realisatie van de HOV-baan en niet de eventuele schade door de instandhouding van de HOV-baan.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel is van belang voor een goed begrip van de verordening. De gehanteerde begrippen bepalen het recht op en de omvang van de financiële compensatie.

ad a. Tot de aanleg van de HOV-baan worden de feitelijke werkzaamheden op en in de openbare weg gerekend alsmede de daarmee verband houdende bestuursmaatregelen. Gedacht moet daarbij met name worden aan tijdelijke verkeersmaatregelen, zoals het afsluiten van een weg voor het verkeer, het instellen van eenrichtingsverkeer, parkeerverboden, laad- en losverboden e.d. in verband met de aanleg van de HOV-baan. Het onderwerp van deze verordening betreft derhalve alleen eventuele schade tengevolge van de feitelijke aanleg van de HOV-baan en niet eventuele schade tengevolge van de instandhouding van de HOV-baan.

ad b. en c. De belastingwetgeving is als maatstaf gekozen voor de begripsbepaling van winst en inkomen.

ad d. Schade is gedefinieerd als een negatief verschil in winst / inkomen. Dit zegt op zichzelf nog niets over de oorzaak van de daling van de winst c.q. het inkomen. In de verordening is daarom bepaald, dat alleen schade die het gevolg is van de aanleg van de HOV-baan meegenomen wordt bij de berekening van de financiële compensatie. Daarbij kan o.a. een aspect vormen dat een onderneming een bepaalde termijn niet goed bereikbaar is geweest voor kopend publiek.

ad e. Inkomen, doch vooral winst kan van jaar tot jaar verschillen. Daarom is een referentieperiode van drie jaar opgenomen.

Artikel 2

Deze bepaling legt het recht op financiële compensatie vast. Dit recht is uitdrukkelijk gekoppeld aan de aanleg van de HOV-baan. Schade die niet rechtstreeks in verband staat met de aanlegwerkzaamheden wordt bij de berekening van de financiële compensatie buiten beschonwing gelaten.

Artikel 3

Het is van groot belang dat aanvragen voor een financiële compensatie snel worden afgehandeld, gelet op de daarbij voor de gelaedeerde betrokken belangen. Een zo compleet mogelijke aanvraag ken de behandelingstijd aanzienlijk verkorten. Reden waarom in het onderhavige artikel vrij zware eisen worden gesteld aan de indiening van de aanvraag.

Artikel 4

Voor een goede beoordeling van de aanvraag is het van essentieel belang, dat over alle relevante informatie kan worden beschikt. Alle betrokken partijen hebben daarom de plicht aan een goede informatievoorziening mee te werken.

Artikel 5

De instelling van een externe schadebeoordelingscommissie heeft met name als reden dat de gemeente als belanghebbende de schijn van partijdigheid tegen zich heeft.

De commissie zal aan de eisen van deskundigheid en onafhankelijkheid -overigens ook ten opzichte van de aanvragers- moeten voldoen.

Het secretariaat van de commissie zal door de gemeente worden verzorgd. Daar de secretaris geen stemrecht heeft tast dit de onafhankelijkheid van de commissie niet aan.Het zevende lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om een onafhankelijke instantie, zoals bijvoorbeeld de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken, aan te wijzen als schadebeoordelingscommissie. In dat geval kan de onafhankelijke instantie zelfstandig schriftelijk en gemotiveerd een advies geven en is er geen noodzaak om een regeling te geven omtrent de samenstelling en werkwijze van de commissie.

Artikel 6

In deze bepaling wordt de behandelingsprocedure van de aanvraag geschetst. De genoemde termijnen zijn maxima. De termijnen zijn zo gekozen, dat ook voldoende tijd beschikbaar is voor de afhandeling van minder eenvoudige zaken. Dit betekent uiteraard niet, dat de termijnen een vrijbrief vormen om ook de behandeling van eenvoudige aanvragen tot de laatste dag op te rekken. Zoals eerder opgemerkt dient er naar te worden gestreefd de burger snel zekerheid te bieden over de eventueel door de gemeente te verstrekken vergoeding.

Een snelle afhandeling kan voorts behandeling van verzoeken om de verstrekking van een voorschot overbodig maken.

Indien het een ingewikkelde aanvraag betreft kan de commissie aan burgemeester en wethouders verzoeken de termijn te verlengen met ten hoogste tien weken. Van een verlenging van de termijn wordt de aanvrager op de hoogte gesteld.

Artikel 7

Dit artikel formuleert de afwijzingsgronden.

ad a. Al meerdere malen is er op gewezen, dat de verordening uitsluitend betrekking heeft op schade die het gevolg is van de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de HOV-baan.

ad b. De verordening beoogt een gat in het schadevergoedingsrecht te dichten. Waar echter reeds recht op schadevergoeding bestaat, bijvoorbeeld uit verzekering, bestaat geen aanleiding deze van gemeentewege te vergoeden. Voorliggende voorzieningen dienen eerst te worden uitgeput. Van schade is uiteraard geen sprake meer, indien het schadebedrag reeds feitelijk op een andere wijze is uitbetaald.

ad c. Op onrechtmatig veroorzaakte schade zijn de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

ad d. Voor zover de aanvrager een verwijt gemaakt kan worden over het ontstaan van de schade behoort deze niet te leiden tot de toekenning van een financiële compensatie. Daartoe kan ook worden gerekend het feit dat de aanvrager de gemeente niet of niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de uitvoering van de werkzaamheden in de door de gemeente voorgestelde vorm tot schade voor de belanghebbende zal leiden. In dat geval wordt immers de gemeente de mogelijkheid ontnomen om -zo nodig- schadebeperkende maatregelen te treffen.

ad e. Iemand die geconfronteerd wordt met schadeveroorzakende gebeurtenissen is verplicht deze zoveel mogelijk te beperken. De (kosten van de) daartoe getroffen maatregelen dienen echter wel in redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het risico en moeten daarmee rechtstreeks in verband staan.

ad f. Een bijzondere vorm van eigen schuld van de aanvrager is het geval, waarin hij zich zelf in de situatie heeft gebracht, dat hij wel schade moet lijden.Het is al jaren bekend dat de gemeente de onderhavige HOV-baan wil aanleggen en daartoe een schadecompensatieregeling in het leven zal roepen. Het gaat niet aan zich in de wetenschap dat binnen redelijke tijd tot aanleg van de HOV-baan wordt overgegaan langs het tracé te vestigen vanuit de gedachte dat de overheid eventuele schade wel zal vergoeden. Daarbij komt, dat de schade en de omvang van de financiële compensatie zeer moeilijk te bepalen ziin, indien een representatieve referentieperiode ontbreekt.

ad g. Zoals in de algemene toelichting al is vermeld kan financiële compensatie alleen verstrekt worden indien sprake is van onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico van de aanvrager valt.

ad h. Ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de regeling is het een absolute voorwaarde, dat beschikt kan worden over alle noodzakelijk geachte gegevens en stukken. Zo de aanvrager hieraan niet (volledig) meewerkt dient er van te worden uitgegaan, dat hij geen recht heeft op een financiële bijdrage.

Artikel 8

De in deze bepaling neergelegde vaststelling van de schade gaat uit van een vergelijking met de voor-gaande referentiejaren. Daarbij wordt ook rekening gehouden met gegevens omtrent de inflatie en de brancheontwikkeling.

De financiële compensatie bedraagt 100% van de schade, waarbij overigens de financiële nadelen in mindering worden gebracht die ingevolge artikel 7 niet voor vergoeding in aanmerking komen.

In dit artikel is tevens een regeling opgenomen voor het geval in twee achtereenvolgende kalenderjaren schade wordt geleden. In dat geval wordt bij de bepaling van de financiële compensatie in het tweede jaar uitgegaan van dezelfde referentiejaren als in het eerste jaar.

Op grond van recente jurisprudentie worden ook de kosten van het inroepen van rechts- en deskundigenbijstand vergoed, voor zover het inroepen van deze bijstand en de kosten daarvan redelijk zijn te achten.

Artikel 9

Beoogd wordt om de behandelingstijd van een aanvraag zodanig te beperken, dat belanghebbenden snel duidelijkheid verkrijgen over de verstrekking van een financiële vergoeding. Niettemin is het denkbaar, dat een aanvrager in zodanig grote financiële problemen is geraakt als gevolg van de werkzaamheden aan de HOV-baan, dat verstrekking van een voorschot op de te verwachten financiële compensatie gerechtvaardigd is.

Voorwaarde daartoe is, dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat de continuïteit van zijn onderneming in gevaar is. Daar de gemeente een aanzienlijk risico op zich neemt bij de vertrekking van een voorschot ken het onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn hiervoor zekerheid -bijvoorbeeld een bankgarantie- te vragen.

Artikel 10

Ten behoeve van een goede beoordeling van de aanvragen zullen persoonlijke en bedrijfsmatige financiële gegevens moeten worden overgelegd. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bedrijfsbelangen van betrokkenen vereisen een volstrekt vertrouwelijke behandeling van deze informatie. Desondanks kan niet volledig worden uitgesloten, dat aan derden geen gegevens worden verstrekt in verband met de werking van de Wet Openbaarheid van Bestuur.

Artikel 11

Het is onmogelijk bij de concipiëring van een algemene regeling alle zich in de praktijk voordoende situaties te voorzien en afdoende te regelen. Het kan daarom op voorhand niet worden uitgesloten, dat de onder-havige verordening in een individueel geval een zeer onbillijke uitwerking heeft.

In dergelijke gevallen dient de mogelijkheid aanwezig te zijn van het gestelde in de verordening om bijzondere redenen af te wijken.

Juist omdat de hardheidsclausule het oog heeft op de regeling van onvoorziene individueel bepaalde situaties kan over de toepassing van dit voorschrift in concreto niet veel worden opgemerkt.

Als algemene richtlijnen voor de hantering van de hardheidsclausule kunnen gelden:

  • -

    de omstandigheden, die aanleiding geven de toepassing van de hardheidsclausule te overwegen, mogen niet zijn gelegen in een groepsbelang of betrekking hebben op een categorie van aanvragers, maar dienen voort te vloeien uit de bijzondere (persoonlijke) situatie waarin de aanvrager verkeert en

  • -

    de afwijking van de regelgeving is te rechtvaardigen vanuit de “geest” van de verordening.