Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Schadecompensatieregeling HOV-baan |
Citeertitel | Schadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
Geen.
-
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-04-1998 | 15-12-2020 | nieuwe regeling | 26-03-1998 Gemeenteblad van Utrecht 1998, nr. 17 | Raadsvoorstel 1998, nr. 87 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Verordening Schadecompensatieregeling HOV-baan
(raadsbesluit van 26 maart 1998)
De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 20 maart 1998
VERORDENING Schadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de winst uit onder-neming, als bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting of de bedrijfswinst als bedoeld in de Wet op de Vennootschapsbelasting, met dien verstande dat daaronder mede wordt verstaan de ten laste van de vennootschap komende beloning van de bestuurder(s) met in begrip van de daarover geheven premies op grond van sociale wetgeving.
Artikel 2 Financiële compensatie
Burgemeester en wethouders verstrekken aan natuurlijke of rechtspersonen, die ten gevolge van de aanleg van de HOV-baan schade hebben geleden een financiële compensatie, conform de ter zake in deze verordening gestelde regels.
Artikel 4 Verstrekking van informatie
De aanvrager is desgevraagd gehouden de Schadebeoordelingscommissie en burgemeester en wethouders te machtigen gegevens, die alleen met zijn instemming kunnen worden verkregen, in te winnen bij derden, die naar het oordeel van de commissie of burgemeester en wethouders nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag, tenzij de aanvrager de betreffende gegevens en bescheiden zelf verstrekt.
Artikel 5 De Schadebeoordelingscommissie
Burgemeester en wethouders nemen de aanvraag niet in behandeling, indien deze niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, dan wel, in het geval aan het bepaalde in artikel 3, derde lid uitvoering is gegeven, indien het aanvraagformulier niet volledig ingevuld en voorzien van alle daarbij behorende bescheiden is ingediend.
Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in het derde lid stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen een door hen te bepalen redelijke termijn de ontbrekende gegevens en bescheiden te verstrekken. Binnen vier weken, nadat de aanvraag naar hun oordeel onvoldoende is aangevuld of de voor aanvulling gegeven termijn ongebruikt is verstreken delen burgemeester en wethouders de aanvrager mee, dat zij hebben besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Burgemeester en wethouders delen de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag mede dat deze zonder nader onderzoek is afgewezen. Deze termijn vangt aan op de dag, waarop burgemeester en wethouders beschikken over een volledige aanvraag die voldoet aan het bepaalde in artikel 3.
De commissie kan burgemeester en wethouders verzoeken deze termijn met ten hoogste tien weken te verlengen indien het een gecompliceerde aanvraag betreft. Indien burgemeester en wethouders besluiten tot verlenging van de termijn delen zij dit mee aan de aanvrager onder vermelding van het aantal weken, waarmee de termijn is verlengd.
Artikel 7 De Toetsingscriteria
Artikel 8 De vaststelling van de schade en de financiële compensatie
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening, ambtenaren, bestuurders, leden van de Schadebeoordelingscommissie, gemachtigden, adviseurs en andere personen, en kennis krijgt van gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kan vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan.
In zeer bijzondere gevallen, waarin de strikte toepassing van deze regeling tot onmiskenbaar onredelijke gevolgen leidt, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd van het gestelde in deze verordening af te wijken.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Schadecompensatieregeling Aanleg HOV-baan.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 26 maart 1998
De secretaris, De burgemeester,
drs A. Vermeulen mr I.W. Opstelten
Publicatie is geschied op 8 april 1998.
Dit besluit is in werking getreden op 9 april 1998.
BIJLAGE BEHOREND BIJ JAARGANG 1998, NR. 87
De voorgenomen aanleg van een HOV-baan tussen het centraal station en het Academisch Ziekenhuis in de Uithof is een infrastructureel werk van meer dan normale omvang. Niet uitgesloten kan worden, dat de uitvoering van dit werk hinder en schade zal veroorzaken voor particulieren. De onderhavige verordening beoogt een voorziening te scheppen voor personen en bedrijven, die als ondernemer onevenredig zware schade lijden ten gevolge van de aanleg van de HOV-baan. Een dergelijke voorziening is nimmer vanzelf-sprekend en behoeft een goede inhoudelijke rechtvaardiging.
Het Nederlands recht gaat uit van het beginsel, dat een ieder zijn eigen schade moet dragen. Indien men dit risico niet wil of kan nemen bestaat in vrijwel alle gevallen de mogelijkheid zich tegen schade-veroorzakende gebeurtenissen te verzekeren. Bij wet kunnen uitzonderingen worden gemaakt op het hiervoor geformuleerde beginsel. De belangrijkste afwijking van de hoofdregel vormt het leerstuk van de onrechtmatige daad. Indien schade wordt toegebracht door het onrechtmatig handelen of nalaten van een derde is deze verplicht het ontstane financiële nadeel te vergoeden.
De overheid treedt binnen wettelijke kaders in onze samenleving op als vertegenwoordiger van het algemeen belang. Het algemeen belang is van hoger orde dan een particulier belang. Uitoefening van het algemeen belang impliceert, dat burgers daardoor worden gebaat, soms direkt (b.v. de verstrekking van een uitkering), soms indirekt (b.v het aanleggen en onderhouden van een goede infrastructuur).
Overheidsoptreden heeft niet voor iedereen en altijd (materiële) voordelen. In het algemeen kan echter gesteld worden, dat het inhaerent is aan het leven in een georganiseerde samenleving, dat naast baten ook lasten worden ondervonden van overheidsoptreden. Anders gezegd het behoort tot de door iedere burger te aanvaarden maatschappelijke risico’s, dat hij incidenteel schade lijdt ten gevolge van in het algemeen belang getroffen maatregelen.
Met de opkomst van de verzorgingsstaat en het daarmee gepaard gaande overheidsingrijpen in de samenleving zijn in de juridische doctrine en de rechtspraak nuanceringen aangebracht in het hiervoor geformuleerde gedachtegoed.
Met name worden situaties problematisch geacht, waarin de behartiging van het algemeen belang -hoe rechtmatig op zichzelf ook- onevenredig zwaar drukt op een beperkt aantal particulieren.
De wetgever heeft in diverse bijzondere wetten ter zake voorzieningen getroffen om onevenredig zware schade van burgers naar billijkheid te vergoeden. Voor het gebied van infrastructuur ontbreekt echter een wettelijke regeling.
De minister van Verkeer en Waterstaat doet dit vrijwillig reeds tientallen jaren en ook diverse gemeenten zijn hierin voorgegaan.
Inmiddels kan daarom gesproken worden van een breed gedragen opvatting, dat de uitvoering van overheids-maatregelen niet eenzijdig en onevenredig zwaar ten koste mag gaan van bepaalde burgers zonder dat hiervoor een billijke compensatie wordt geboden.
Op de schaal van de gemeente Utrecht doen dergelijke situaties zich normaliter niet voor. Niet dat burgers geen schade kunnen lijden door de aanleg en vernieuwing van wegen, rioleringen, kabels en leidingen e.d., doch deze schade blijft binnen het door hen te dragen maatschappelijk risico. Redenen hiervoor zijn de in het algemeen beperkte omvang van het werk, het direkte nut dat de voorzieningen hebben voor de burgers en de min of meer gelijke verdeling van de lasten over alle burgers (Elk riool/weg/leiding moet periodiek worden vernieuwd).
Bij de aanleg van de HOV-baan zal uiteraard getracht worden om de uitvoering zodanig te laten geschieden dat van die werkzaamheden zo weinig mogelijk hinder wordt ondervonden. Het zal echter -gezien de omvang van het werk- onvermijdelijk zijn dat hinder ontstaat. Er zullen de nodige maatregelen worden genomen om onvermijdelijke hinder tot een minimum te beperken.
Denkbaar is dat de aanleg van de HOV-baan incidenteel ook tot onevenredige schade voor particulieren zal lijden. Deze verwachting is gebaseerd op het feit, dat niet alleen een HOV-baan wordt aangelegd, doch tevens alle ondergrondse werken (rioleringen/kabels en leidingen) worden verlegd en vernieuwd. Door deze cumulatie van werkzaamheden ontstaat een werk van meer dan normale omvang, hetgeen invloed heeft op de intensiteit en de duur van de te veroorzaken overlast.
De onderhavige verordening beoogt een financiële compensatie te bieden aan personen en bedrijven die als ondernemer onverhoopt onevenredige schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden van de aanleg van de HOV-baan, die redelijkerwijs niet te hunnen laste dienen te blijven. Het gaat daarbij dan om onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico van een beperkte groep burgers of instellingen valt.
Over de vraag of er sprake is van onevenredige schade, die buiten het maatschappelijk risico van burgers of instellingen valt zal het advies van onafhankelijke deskundigen worden ingewonnen, de Schade-beoordelings-commissie. Deze commissie zal ook adviseren over de factoren die anderszins invloed hebben gehad op de geleden schade, zoals verwoord in artikel 7 van de verordening.
Dit criterium (onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico valt) is gebaseerd op de jurisprudentie en wordt alom in den lande gehanteerd.
De in deze verordening aan de orde zijnde inkomensschade dient onderscheiden te worden van andere schade die zich voor kan doen tengevolge van de HOV-baan.
De aanleg van de HOV-baan kan ook leiden tot zaakschade en planschade.
Bij de uitvoering van het werk kan schade ontstaan aan eigendommen van derden, bijvoorbeeld de verzakking van een pand of de beschadiging van een auto. Dergelijke zaakschade zal veelal onrechtmatig veroorzaakt zijn en dient daarom op grond van het geldende recht te worden vergoed. Planschade ziet op de gevolgen van de wijziging van de bestemming van -in dit geval- de openbare weg. Indien een burger van mening is dat de aanwezigheid van de HOV-baan tot structurele schade leidt, bijvoorbeeld omdat de waarde van onroerend goed blijvend is gedaald of de omzet van een bedrijf is teruggelopen, kan hij een beroep doen op vergoeding van planschade op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Resteert de inkomensschade ten gevolge van de aanlegwerkzaamheden. Hiervoor bestaat in tegenstelling tot de twee hierboven genoemde voorbeelden geen wettelijke regeling. De onderhavige verordening beoogt daarin -voorzover de schade excessief is- te voorzien.
Nogmaals zij erop gewezen dat het onderwerp van deze verordening uitsluitend betreft de eventuele schade door de werkzaamheden ter realisatie van de HOV-baan en niet de eventuele schade door de instandhouding van de HOV-baan.
Dit artikel is van belang voor een goed begrip van de verordening. De gehanteerde begrippen bepalen het recht op en de omvang van de financiële compensatie.
ad a. Tot de aanleg van de HOV-baan worden de feitelijke werkzaamheden op en in de openbare weg gerekend alsmede de daarmee verband houdende bestuursmaatregelen. Gedacht moet daarbij met name worden aan tijdelijke verkeersmaatregelen, zoals het afsluiten van een weg voor het verkeer, het instellen van eenrichtingsverkeer, parkeerverboden, laad- en losverboden e.d. in verband met de aanleg van de HOV-baan. Het onderwerp van deze verordening betreft derhalve alleen eventuele schade tengevolge van de feitelijke aanleg van de HOV-baan en niet eventuele schade tengevolge van de instandhouding van de HOV-baan.
ad b. en c. De belastingwetgeving is als maatstaf gekozen voor de begripsbepaling van winst en inkomen.
ad d. Schade is gedefinieerd als een negatief verschil in winst / inkomen. Dit zegt op zichzelf nog niets over de oorzaak van de daling van de winst c.q. het inkomen. In de verordening is daarom bepaald, dat alleen schade die het gevolg is van de aanleg van de HOV-baan meegenomen wordt bij de berekening van de financiële compensatie. Daarbij kan o.a. een aspect vormen dat een onderneming een bepaalde termijn niet goed bereikbaar is geweest voor kopend publiek.
ad e. Inkomen, doch vooral winst kan van jaar tot jaar verschillen. Daarom is een referentieperiode van drie jaar opgenomen.
Deze bepaling legt het recht op financiële compensatie vast. Dit recht is uitdrukkelijk gekoppeld aan de aanleg van de HOV-baan. Schade die niet rechtstreeks in verband staat met de aanlegwerkzaamheden wordt bij de berekening van de financiële compensatie buiten beschonwing gelaten.
Het is van groot belang dat aanvragen voor een financiële compensatie snel worden afgehandeld, gelet op de daarbij voor de gelaedeerde betrokken belangen. Een zo compleet mogelijke aanvraag ken de behandelingstijd aanzienlijk verkorten. Reden waarom in het onderhavige artikel vrij zware eisen worden gesteld aan de indiening van de aanvraag.
Voor een goede beoordeling van de aanvraag is het van essentieel belang, dat over alle relevante informatie kan worden beschikt. Alle betrokken partijen hebben daarom de plicht aan een goede informatievoorziening mee te werken.
De instelling van een externe schadebeoordelingscommissie heeft met name als reden dat de gemeente als belanghebbende de schijn van partijdigheid tegen zich heeft.
De commissie zal aan de eisen van deskundigheid en onafhankelijkheid -overigens ook ten opzichte van de aanvragers- moeten voldoen.
Het secretariaat van de commissie zal door de gemeente worden verzorgd. Daar de secretaris geen stemrecht heeft tast dit de onafhankelijkheid van de commissie niet aan.Het zevende lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om een onafhankelijke instantie, zoals bijvoorbeeld de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken, aan te wijzen als schadebeoordelingscommissie. In dat geval kan de onafhankelijke instantie zelfstandig schriftelijk en gemotiveerd een advies geven en is er geen noodzaak om een regeling te geven omtrent de samenstelling en werkwijze van de commissie.
In deze bepaling wordt de behandelingsprocedure van de aanvraag geschetst. De genoemde termijnen zijn maxima. De termijnen zijn zo gekozen, dat ook voldoende tijd beschikbaar is voor de afhandeling van minder eenvoudige zaken. Dit betekent uiteraard niet, dat de termijnen een vrijbrief vormen om ook de behandeling van eenvoudige aanvragen tot de laatste dag op te rekken. Zoals eerder opgemerkt dient er naar te worden gestreefd de burger snel zekerheid te bieden over de eventueel door de gemeente te verstrekken vergoeding.
Een snelle afhandeling kan voorts behandeling van verzoeken om de verstrekking van een voorschot overbodig maken.
Indien het een ingewikkelde aanvraag betreft kan de commissie aan burgemeester en wethouders verzoeken de termijn te verlengen met ten hoogste tien weken. Van een verlenging van de termijn wordt de aanvrager op de hoogte gesteld.
Dit artikel formuleert de afwijzingsgronden.
ad a. Al meerdere malen is er op gewezen, dat de verordening uitsluitend betrekking heeft op schade die het gevolg is van de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de HOV-baan.
ad b. De verordening beoogt een gat in het schadevergoedingsrecht te dichten. Waar echter reeds recht op schadevergoeding bestaat, bijvoorbeeld uit verzekering, bestaat geen aanleiding deze van gemeentewege te vergoeden. Voorliggende voorzieningen dienen eerst te worden uitgeput. Van schade is uiteraard geen sprake meer, indien het schadebedrag reeds feitelijk op een andere wijze is uitbetaald.
ad c. Op onrechtmatig veroorzaakte schade zijn de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
ad d. Voor zover de aanvrager een verwijt gemaakt kan worden over het ontstaan van de schade behoort deze niet te leiden tot de toekenning van een financiële compensatie. Daartoe kan ook worden gerekend het feit dat de aanvrager de gemeente niet of niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de uitvoering van de werkzaamheden in de door de gemeente voorgestelde vorm tot schade voor de belanghebbende zal leiden. In dat geval wordt immers de gemeente de mogelijkheid ontnomen om -zo nodig- schadebeperkende maatregelen te treffen.
ad e. Iemand die geconfronteerd wordt met schadeveroorzakende gebeurtenissen is verplicht deze zoveel mogelijk te beperken. De (kosten van de) daartoe getroffen maatregelen dienen echter wel in redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het risico en moeten daarmee rechtstreeks in verband staan.
ad f. Een bijzondere vorm van eigen schuld van de aanvrager is het geval, waarin hij zich zelf in de situatie heeft gebracht, dat hij wel schade moet lijden.Het is al jaren bekend dat de gemeente de onderhavige HOV-baan wil aanleggen en daartoe een schadecompensatieregeling in het leven zal roepen. Het gaat niet aan zich in de wetenschap dat binnen redelijke tijd tot aanleg van de HOV-baan wordt overgegaan langs het tracé te vestigen vanuit de gedachte dat de overheid eventuele schade wel zal vergoeden. Daarbij komt, dat de schade en de omvang van de financiële compensatie zeer moeilijk te bepalen ziin, indien een representatieve referentieperiode ontbreekt.
ad g. Zoals in de algemene toelichting al is vermeld kan financiële compensatie alleen verstrekt worden indien sprake is van onevenredige schade die buiten het maatschappelijk risico van de aanvrager valt.
ad h. Ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de regeling is het een absolute voorwaarde, dat beschikt kan worden over alle noodzakelijk geachte gegevens en stukken. Zo de aanvrager hieraan niet (volledig) meewerkt dient er van te worden uitgegaan, dat hij geen recht heeft op een financiële bijdrage.
De in deze bepaling neergelegde vaststelling van de schade gaat uit van een vergelijking met de voor-gaande referentiejaren. Daarbij wordt ook rekening gehouden met gegevens omtrent de inflatie en de brancheontwikkeling.
De financiële compensatie bedraagt 100% van de schade, waarbij overigens de financiële nadelen in mindering worden gebracht die ingevolge artikel 7 niet voor vergoeding in aanmerking komen.
In dit artikel is tevens een regeling opgenomen voor het geval in twee achtereenvolgende kalenderjaren schade wordt geleden. In dat geval wordt bij de bepaling van de financiële compensatie in het tweede jaar uitgegaan van dezelfde referentiejaren als in het eerste jaar.
Op grond van recente jurisprudentie worden ook de kosten van het inroepen van rechts- en deskundigenbijstand vergoed, voor zover het inroepen van deze bijstand en de kosten daarvan redelijk zijn te achten.
Beoogd wordt om de behandelingstijd van een aanvraag zodanig te beperken, dat belanghebbenden snel duidelijkheid verkrijgen over de verstrekking van een financiële vergoeding. Niettemin is het denkbaar, dat een aanvrager in zodanig grote financiële problemen is geraakt als gevolg van de werkzaamheden aan de HOV-baan, dat verstrekking van een voorschot op de te verwachten financiële compensatie gerechtvaardigd is.
Voorwaarde daartoe is, dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat de continuïteit van zijn onderneming in gevaar is. Daar de gemeente een aanzienlijk risico op zich neemt bij de vertrekking van een voorschot ken het onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn hiervoor zekerheid -bijvoorbeeld een bankgarantie- te vragen.
Ten behoeve van een goede beoordeling van de aanvragen zullen persoonlijke en bedrijfsmatige financiële gegevens moeten worden overgelegd. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bedrijfsbelangen van betrokkenen vereisen een volstrekt vertrouwelijke behandeling van deze informatie. Desondanks kan niet volledig worden uitgesloten, dat aan derden geen gegevens worden verstrekt in verband met de werking van de Wet Openbaarheid van Bestuur.
Het is onmogelijk bij de concipiëring van een algemene regeling alle zich in de praktijk voordoende situaties te voorzien en afdoende te regelen. Het kan daarom op voorhand niet worden uitgesloten, dat de onder-havige verordening in een individueel geval een zeer onbillijke uitwerking heeft.
In dergelijke gevallen dient de mogelijkheid aanwezig te zijn van het gestelde in de verordening om bijzondere redenen af te wijken.
Juist omdat de hardheidsclausule het oog heeft op de regeling van onvoorziene individueel bepaalde situaties kan over de toepassing van dit voorschrift in concreto niet veel worden opgemerkt.
Als algemene richtlijnen voor de hantering van de hardheidsclausule kunnen gelden: