Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening Landgraaf 2005 |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | afvalstoffen |
Geen
artikel 10.23 Wet milieubeheer
Uitvoeringsbesluit artikel 7, 1e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 7, 2e lid Afvalstoffenverordeninggemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 8, 2e lid Afvalstoffenverordeninggemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 10, 6e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005.
Uitvoeringsbesluit artikel 13, 2e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 14, 2' lid Afvalstoffenverordeninggemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 15, 3e lid Afvalstoffenverordeninggemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 15, 4e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 15, 5e lid Afvalstoffenverordeninggemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 16, 3e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 17, 2e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 18, 2e lidAfvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 19, 1e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 19, 2' lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 19, 3e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 20, 1e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 22 Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Uitvoeringsbesluit artikel 23, 2e lid Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 31-12-2015 | toevoegen derde lid aan artikel 2 | 01-12-2011 Landgraaf Koerier, 28 december 2011 | Onbekend | |
02-05-2007 | artikel 34 | 12-04-2007 Landgraaf Koerier, 24-04-2007 | |||
25-01-2006 | artikel 10 en artikel 14 | 20-12-2005 Landgraaf Koerier, 24-01-2006 | |||
20-07-2005 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 07-07-2005 Landgraaf Koerier, 19-07-2005 | Onbekend |
De raad der gemeente Landgraaf;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen d.d. 3 mei 2005;
gelet op artikel 10.23 eerste lid, van de Wet milieubeheer;
de Afvalstoffenverordening Landgraaf 2005 met bijbehorende toelichting vast te stellen.
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.
Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfs-afvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Landgraaf (Afvalstoffenheffing Landgraaf).
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
De houder of beheerder of leidinggevende van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid (25 meter in de omtrek) van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3', Wet op de economische delicten:
Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen
aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige
Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig
Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de daarvoor geldende bezwaar- cq. beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid.
In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Op 8 mei 2002 is de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) inwerking getreden (5tb. 346, 21 juni 2001). De wet brengt een aantal wijzigingen in de taken en bevoegdheden op provinciaal en rijksniveau teweeg. Het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) vormt een van de belangrijkste nieuwe sturingsinstrumenten van het afvalstoffen beleid.
Tevens is het "Besluit beheer autowrakken" in werking getreden. In de wet is de terminologie in de bepalingen omtrent afvalstoffen volledig in overeenstemming gebracht met de Europese terminologie. Zo is bij de omschrijving van verschillende begrippen, zoals beheer van afvalstoffen, nuttige toepassing en verwijdering, aangesloten bij de Europese omschrijvingen.
Op gemeentelijk niveau heeft de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer een aantal gevolgen, zoals voor de nieuwe zorgplichtbepaling, het zwerfafval, autowrakken en het vergunningstelsel voor het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. De werkingssfeer van de zorgplichtbepaling, artikel 10.1 van de wet, is uitgebreid tot de particuliere huishoudens. Dit betekent dat zowel particuliere huishoudens als degenen die beroeps- of bedrijfsmatig handelingen met afvalstoffen verrichten, op basis van dit artikel verplicht zijn op een zorgvuldige wijze om te gaan met hun afvalstoffen. Met behulp van dit artikel kan worden opgetreden bij onzorgvuldig omgaan met afvalstoffen, voor zover niet op basis van een specifieke bepaling kan worden opgetreden.
De belangrijkste wijzigingen van de herziene model-afvalstoffenverordening zijn:
Aparte afvalstoffenverordening
In de eerste plaats maakte de model-afvalstoffenverordening onderdeel uit van de model-APV (hoofdstuk 4.2) van de VNG. De herziene versie wordt nu uit de model-APV gehaald en voortaan als aparte model-afvalstoffenverordening beschikbaar gesteld. De gemeente Landgraaf beschikte nog niet over een aparte afvalstoffenverordening.
In de tweede plaats is de grondslag van de model-afvalstoffenverordening verbreed. De afvalstoffenverordening wordt namelijk op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wet milieubeheer (Wm) vastgesteld 'in het belang van de bescherming van het milieu'. Het is nu een volledige medebewindverordening geworden, geheel op de Wm gebaseerd.
Artikel 10.23 Wm draagt de gemeenteraad op regels te stellen inzake het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. Het doel van de afvalstoffenverordening is het stellen van regels die bevorderen dat afvalstoffen in het gebied waarvoor deze verordening geldt op een
doelmatige manier verwijderd worden. Onder "doelmatige verwijdering" wordt vooral een effectieve, efficiënte en milieuhygiënische verwijdering verstaan. De afvalstoffen waar het in de afvalstoffenverordening om gaat zijn huishoudelijke afvalstoffen, grof huishoudelijk afval, voertuigwrakken en bedrijfsafvalstoffen, voor zover de verwijdering daarvan niet elders is
Een derde wijziging is het vervallen van de mogelijkheid om een vergunningstelsel te hanteren voor de inzamelaars van bedrijfsafvalstoffen. Deze bevoegdheid is nu uitsluitend voorbehouden aan de minister. In de gemeente Landgraaf werd hier echter geen gebruik van gemaakt, zodat dit geen consequenties heeft. Wel hebben gemeenten voortaan uitdrukkelijk
de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Er mag echter geen sprake zijn van een vergunningstelsel en de regels mogen ook niet leiden tot bevoordeling van de eigen (verzelfstandigde) inzameldienst
en benadeling van andere aanbieders.
In de vierde plaats is er in de model-afvalstoffenverordening een aparte paragraaf zwerfafval opgenomen. De wet biedt hiervoor uitdrukkelijk de basis. In de APV van de gemeente Landgraaf waren al dergelijke bepalingen opgenomen. Gedacht kan worden aan het verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken, het zogenaamde morgensterren verbod, of het voorschrijven van bepaalde voorzieningen, bijvoorbeeld een afvalbak bij
gelegenheden die eet- en drinkwaren verkopen. Dergelijke bepalingen waren eerder opgenomen in hoofdstuk 4, afdeling 4.4 'Bodem-, weg- en milieuverontreiniging' van de APV van de gemeente Landgraaf, zij het op grond van de autonome verordende bevoegdheid. Deze bepalingen krijgen voortaan een plaats in de afvalstoffenverordening zelf en vinden hun grondslag in de wet. Benadrukt moet worden dat hier sprake is van facultatief medebewind. De gemeenteraad kan dit regelen in de nieuwe afvalstoffenverordening, maar is dit niet verplicht. In de nieuwe afvalstoffenverordening voor de gemeente Landgraaf zijn
In de vijfde plaats zijn er een aantal extra bepalingen opgenomen onder andere over de opslag van afvalstoffen en het zich ontdoen van autowrakken afkomstig uit een huishouden.
Voorheen was een verbod opgenomen om autowrakken aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats. Op grond van de wet kunnen voortaan in de afvalstoffenverordening regels worden gesteld omtrent de opslag van alle afvalstoffen, inclusief autowrakken. Ook hier is sprake van facultatief medebewind. In onderhavige verordening is hiervoor gekozen.
Een zesde wijziging is de mogelijkheid van het aanwijzen van de inzameldienst bij besluit van het college. Hiervoor is in de nieuwe verordening van de gemeente Landgraaf gekozen. Voorheen werd de inzameldienst aangewezen bij verordening.
Een zevende wijziging is de verplichting om bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening te houden met het milieuprogramma, indien er geen milieubeleidsplan geldt en met het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). De gemeente Landgraaf
beschikt niet over een milieubeleidsplan zodat deze verplichting in feite nieuw is. De verplichting om rekening te houden met het LAP is ook nieuw. Het LAP voorziet in het beleid over de verwijdering van in principe alle afvalstromen en de gehele verwijderingketen.
Een achtste wijziging is dat de raad, in het belang van een doelmatig beheer, op grond van artikel 10.26, eerste lid, kan afwijken van artikel 10.21 Wm. Het gaat om de volgende afwijking: inzameling nabij elk perceel in plaats van bij elk perceel, inzameling met een bij de verordening aangewezen regelmaat en uitsluiting van een deel van het grondgebied van
inzameling. De oude wet sprak van de mogelijkheid tot afwijking in het belang van een doelmatige verwijdering. In artikel 1.1 Wm (oud) werden de elementen van deze doelmatigheidstoets gedefinieerd. Het betrof de effectiviteit en de efficiëntie van de verwijdering, de effectiviteit van het toezicht, de capaciteit en de continuïteit van de verwijdering, de spreiding van de verwijderinginrichtingen en de nazorg voor gesloten
In het huidige artikel 1.1 Wm wordt doelmatig beheer van afvalstoffen als volgt gedefinieerd:
"Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid." De doelmatigheidstoets voor gemeenten genoemd in artikel 10.26, eerste lid,
Wm richt zich concreet op toetsing aan het LAP, op een efficiënt en effectief beheer van afvalstoffen, een effectief toezicht op het beheer van afvalstoffen en op de vastgestelde voorkeursvolgorde van afvalstoffen.
Indien afwijkingen in de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen worden voorgenomen stelt het college en niet de gemeenteraad de inspecteur op de hoogte van dit voornemen.
Uitgangspunten verordening 2005
Voor de Afvalstoffenverordening gemeente Landgraaf 2005 is als uitgangspunt ervoor gekozen om zoveel mogelijk de huidige situatie weer te geven en zo weinig mogelijk wijzigingen door te voeren. Het is een basale verordening geworden waarin zoveel mogelijk gedetailleerde regels die aan veranderingen onderhevig zijn worden geregeld via uitvoeringsbesluiten van het college. Op deze wijze wordt voorkomen dat regelmatig de verordening dient te worden aangepast.
Opbouw van de afvalstoffen verordening
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Paragraaf 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere
inzamelaars en houders van een inzamelvergunning en de inzamelstructuur;
geen regels voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen door de burger)
Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)
Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Paragraaf 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan
Paragraaf 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn).
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
a. Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)
In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voor zover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.
Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Doelmatig beheer van afvalstoffen.
Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afval beheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.
Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.
Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Het afvalbeheerplan, bedoeld in 10.3. (nb. LAP 2002-2012)
De verordening, bedoeld in 10.23.
Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.
De handelingen die zijn genoemd in bijlage 11 B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.
De handelingen die zijn genoemd in bijlage 11 A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.
Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan 'huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden' .
Het begrip 'inzamelen' is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen ('aan te bieden of over te dragen', 'achterlaten', etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip 'ter inzameling aanbieden' geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.
i. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping
Straatafval wordt gedefinieerd als "huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel".
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen: "Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgom resten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues",
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu's, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
De omschrijving 'gebruiker van een perceel' sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).
Straatafval wordt gedefinieerd als "huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertje"s en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel".
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen 111, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen: "Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues".
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu's, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
k. en I. Wegen en motorrijtuigen
De omschrijvingen van de begrippen 'wegen' en 'motorrijtuigen' zijn ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.2 model-APV: Beslistermijn.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.3 model-APV: Indiening aanvraag.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.4 model-APV: Voorschriften en beperkingen.
Belang van de bescherming van het milieu
De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van het milieu te beschermen. De memorie van toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm nog het volgende. "De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk."
Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.5 model-APV: Persoonlijk karakter van de
Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.6 model-APV: Intrekking of wijziging van de
vergunning of ontheffing waarbij in het vierde lid de redelijke termijn is gesteld op 1 jaar.
HOOFDSTUK 2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Aanwijzing inzamel dienst en andere inzamelaars
Eerste lid' De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit
De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van artikel 10.10 Wm (oud). Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm kan de inzameldienst voortaan bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in plaats van bij verordening. Zie hiervoor ook de parlementaire geschiedenis.
Tweede lid' De aanwijzing van andere inzamelaars
De nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.
Voorheen werd in de oude afvalstoffenverordening artikel 10.10 Wm (oud) zodanig geïnterpreteerd dat alleen de inzameldienst bij verordening diende te worden aangewezen en dat andere personen en instanties bij besluit van het college konden worden aangewezen. Het commentaar in de oude afvalstoffenverordening luidde hierover: "Wanneer al deze inzamelaars bij de verordening zouden moeten worden aangewezen, zou iedere keer wanneer zich een wijziging voordoet in het bestand van inzamelaars, de verordening moeten worden gewijzigd door middel van een besluit van de gemeenteraad. Het lijkt gerechtvaardigd artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm zo te interpreteren dat de verplichting om een inzameldienst aan te wijzen alleen geldt voor de integraal ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen. Voor de inzameling van de afzonderlijke componenten zou dan een bepaling kunnen worden opgenomen dat het college personen of instanties kan aanwijzen die hiermee belast worden."
Naar aanleiding van deze interpretatie werd het tweede lid toegevoegd, op grond waarvan andere inzamelaars bij besluit van het college konden worden aangewezen. Op grond van artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm is deze interpretatie voortaan wettelijk verankerd.
Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven
De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.
Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit~ en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit~ en bruingoed).
Onderscheid kan worden gemaakt tussen de volgende inzamelaars.
De inzameldienst, die op grond van het eerste lid wordt aangewezen door het college, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Andere inzamelaars, die op grond van het tweede lid worden aangewezen door het college, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Houders van een inzamelvergunning op grond van artikel 11 van deze verordening, belast met de afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Zie hiervoor artikel 11.
Tweede lid: Verzelfstandigde reinigingsdienst
Gemeenten die hun inzameltaken hebben overgedragen aan een verzelfstandigde reinigingsdienst, worden aangeraden om deze taken in hun geheel over te dragen aan deze dienst (via het eerste lid van artikel 7) en geen gebruik te maken van de aanwijzingsmogelijkheid op basis van het tweede lid van artikel 7. Zie voor meer informatie over de verzelfstandigde reinigingsdiensten de VNG~ledenbrief 'Verzelfstandiging van gemeentelijke organisatieonderdelen' van 24 juli 1996, Ibr.nr. 96/166, FEZ/604822.
Wanneer een gemeentelijke overheid een opdracht te vergeven heeft, kan zij in aanraking komen met aanbestedingsregelgeving (zowel Europees als nationaal). Aanbesteden betreft een vorm van inkopen. De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie en ten behoeve van het tot stand komen van een interne markt, de vrije, eerlijke concurrentie te stimuleren. Daarnaast zou een goede toepassing van de richtlijnen opdrachtgevers moeten brengen tot een professioneler inkoopproces, waarbij integriteit van het bestuur, transparantie en het verkrijgen van het beste product tegen de voordeligste prijs (besparingen én efficiëntie derhalve) hoog in het vaandel staan. In de praktijk betekent toepassing van de richtlijnen, dat ~ voordat gemeenten contracten sluiten voor de uitvoering van (bouw)werken, voor leveringen of voor dienstverlening aan de gemeente ~ moet worden bekeken of de desbetreffende opdracht volgens een Europese procedure aanbesteed dient te worden.
De Europese aanbestedingsregels kunnen bij het inzamelen van afval in een gemeente van toepassing zijn op de aanschaf van middelen zoals (ondergrondse) afvalcontainers, inzamelvoertuigen en minicontainers. Ook het uitbesteden van de inzameldienst dient in vrijwel alle gevallen Europees te gebeuren.
Meer informatie over Europese en nationale aanbesteding kan worden gevonden op www.vngnet.nl, beleidsveld Wonen en economie.
Artikel 8 Afzonderlijke inzameling
Eerste lid· Landelijk afvalbeheersplan
Het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).
Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.
Eerste lid· Provinciale milieuverordening
Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. In de model-PMV van het IPO betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en bruingoed. In lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV. De PMV' s worden op termijn vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur.
Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.
Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-leden brief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43).
Eerste lid: Besluit beheer wit- en bruingoed
Ten slotte verplicht het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit- en bruingoed) gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voor groot wit- en bruingoed geldt de inzamelplicht vanaf 1 januari 1999, voor klein wit- en bruingoed per 1 januari 2000. Het besluit heeft een bijlage waarin categorieën van producten zijn aangewezen. In de Regeling aanwijzing producten wit- en bruingoed van 16 mei 1998 worden deze categorieën omschreven en het onderscheid tussen groot en klein wit- en bruingoed aangegeven.
Het Besluit beheer wit- en bruingoed is medio augustus 2004 vervangen door een nieuw Besluit en een Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. De reikwijdte van de ontwerpregeling is groter dan die van het Besluit beheer wit- en bruingoed. Meer apparaten vallen onder de regelgeving en vergelijkbare apparatuur van bedrijven moet worden ingenomen. Het betreft in deze geen bedrijfsmatig wit- en bruingoed zoals koelvitrines, maar huishoudelijk wit- en bruingoed dat bij de detailhandel is ingenomen. Detaillisten kunnen dit wit- en bruingoed vervolgens weer bij de gemeente aanbieden.
Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën
De lijst genoemd in artikel 8 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld, kunststof, ijzer of autobanden.
Eerste lid·Afstemming met artikel 74 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 14 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst.
Eerste lid· Uitspraak Raad van State over textiel
Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van dé Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003,200206958/1).
Het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (lOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan een charitatieve instelling. Het bestuur van het lOR besloot uit oogpunt van doelmatigheid de inzameling van textiel zelf ter hand te nemen en de samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een spoedprocedure bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er geen sprake was van een afvalstof, omdat het textiel met het oogmerk op hergebruik werd ingeleverd en ingezameld.
De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar. De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term "zich ontdoen van". In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente. Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie. Het is niet aannemelijk is dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.22 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten een inzamelvergunning te verlenen. Benadrukt moet worden dat de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening is en dat in een bodemprocedure anders kan worden bepaald.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
In het tweede lid van deze bepaling is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Voor oud papier en karton, glas en textiel kunnen bijvoorbeeld de volgende omschrijvingen worden gehanteerd:
- oud papier en karton: droog en schoon oud papier en karton;
- glas: eenmalige glasverpakkingen;
- textiel: kleding en huishoudtextiel, zoals lakens, dekens, handdoeken en dergelijke,
- schoeisel, grote lappen stof en gordijnen.
Een bredere omschrijving is mogelijk.
Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.
Het verdient in dat verband aanbeveling om in het collegebesluit ook een 'welles-nietes'-lijst op te nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de welles-nietes-lijsten in de VNG-handreiking,
Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen en in het gft-boekje van het Afval Overleg Orgaan). De lijst kan worden aangepast aan lokale eisen (wel of geen kattenbakvulling met milieu keur bij het gft-afval?).
Artikel 9 Inzamel middelen en -voorzieningen
In artikel 9 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel(haalsysteem)
Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De raad kan overigens afwijken van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie het commentaar op artikel 10 van deze verordening).
De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw
Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel. In de gemeente Landgraaf komen inpandige inzamelvoorzieningen sporadisch voor. Zie voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar op artikel 16.
Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 1 0.26 eerste lid, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de 'Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel'. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm).
Indien de raad besluit tot de inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).
Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamel middel staat opgesteld.
Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen
Inzameling nabij elk perceel kan op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via inzamel containers nabij elk perceel.
Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.
Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn.
Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan.
Voor de inzamelvoorzieningen (verzamelcontainers) geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenaamde inzamelvoorzieningen gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.
In de gemeente Landgraaf zijn bewoners van diverse hoogbouwwoningen/stapelbouw in principe aangewezen op ondergrondse of bovengrondse verzamelcontainers.
Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel
Naar aanleiding van deze regeling heeft de VNG de 'Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel' opgesteld, die in 1999 verschenen is (ISBN 90 322 7344 2). Deze handreiking gaat in op de keuze tussen bij en nabij elk perceel inzamelen en beoogt het bieden van een afwegingskader van alle lokale belangen. Uitgegaan wordt van een gelijkwaardigheid van beide inzamelwijzen.
Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau
Gedacht kan worden aan zogenaamde wijkcontainers waar de burger afzonderlijk huishoudelijk afval naar toe kan brengen.
In de gemeente Landgraaf kan bijvoorbeeld glas (wit en bont), papier en karton en textiel worden gebracht naar in de wijk geplaatste containers.
Het college kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft.
Bij dit uitvoeringsbesluit kan worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan wel via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen.
Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en -voorzieningen tussen gebruikers groter is. In de artikelen 15 tot en met 18 wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.
Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.
Artikel 10 Frequentie van inzamelen
De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De wekelijkse inzamel plicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijkeafvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.
Het eerste lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval.
Huishoudelijke afvalstoffen mogen - in het belang van een doelmatig beheer – worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat.
In dit lid is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel worden ingezameld.
In de gemeente Landgraaf wordt het huishoudelijke restafval van percelen die beschikken over minicontainers een maal per twee weken ingezameld. Dit geldt voor percelen waar de minicontainer bij elke woning (bij elk perceel) voor lediging kan worden aangeboden (eerste lid).
Het tweede lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm, dat de mogelijkheid biedt om een verordening aangegeven regelmaat - in het belang van een doelmatig beheer - huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor gebruikers van een aantal percelen (verzamelcontainers) in te zamelen.
Er is in de gemeente Landgraaf voor gekozen om geen vaste frequentie van inzamelen voor verzamelcontainers op te nemen in de verordening. Momenteel worden de meeste ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers een tot twee maal per week geledigd. De gemeente Landgraaf is van mening dat niet de frequentie van lediging van belang is maar het feit of gebruikers van verzamelcontainers al dan niet hun huishoudelijk restafval kwijt kunnen. Vooralsnog wordt de frequentie van lediging van de individuele verzamelcontainers jaarlijks in het Werkplan tussen het college en de inzameldienst vastgelegd, doch kan in overleg, tussen gemeente en de inzameldienst, tussentijds worden aangepast. De ondergrondse verzamelcontainers zijn uitgerust met zogenaamde volmeldingsapparatuur. De container geeft dan een signaal af wanneer deze vol is en geledigd dient te worden. Op deze wijze kan de inzameling doelmatiger worden ingericht.
Het derde lid regelt hetzelfde als het eerste lid, maar dan voor groente-, fruit- en tuinafval.
Het vierde lid regelt hetzelfde als het eerste lid, maar dan voor groente-, fruit- en tuinafval en met dien verstande dat groente-, fruit- en tuinafval via een inzamelmiddel voor gebruikers van een aantal percelen (verzamelcontainers) wordt ingezameld.
Het college kan op basis van het zesde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.
De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 20 van deze verordening. Voor de gemeente Landgraaf geldt dit momenteel (2005) voor bijvoorbeeld de jaarlijkse kerstbomen route, de textielinzameling die 6 keer per jaar plaatsvindt en de maandelijkse papierinzameling.
Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm
Indien de gemeente op grond van artikel 10.26 onder a, ben c, Wm bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.
De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, voor de gemeente Landgraaf is dit momenteel (2005) bijvoorbeeld de inzameling van textiel (oude kleding en schoenen) door charitatieve instellingen en het Kringloopbedrijf Rd4. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voor zover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel 10.17.
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelen de persoon of instantie.
Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).
HOOFDSTUK 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan
Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 7 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning,
Het tweede lid is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bij de artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld wit- en bruingoed, ook aan deze personen of instanties aanbieden,
Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door
anderen dan de gebruikers van percelen
Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen. De keuze voor de formulering 'anderen dan de gebruikers van .,.' is gekoppeld aan de Verordening reinigingsrechten. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.
Het tweede lid is toegevoegd omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie 'ten minste om niet' voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).
Geldt er een zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk.
In de eerste plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd is gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen.
Maken de recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval. Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden geheven. In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn). In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en artikel 10.27 Wm). Zie hiervoor ook artikel 10.
Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Dit artikel sluit aan bij artikel 8 van deze verordening. In artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger deze afvalstoffen anders dan afzonderlijk aan te bieden.
Om de hoeveelheid reclamedrukwerk te beperken en om het afzonderlijk ter inzameling aanbieden van oud papier te bevorderen, is deze bepaling in deze verordening opgenomen
Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Bij inzamel middelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamel middelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of big bags waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt.
Artikel 15 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde inzamelmiddelen.
AI dan niet van gemeentewege verstrekte inzamelmiddelen
De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt. Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. Het tweede lid betreft een verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel zelf aan te schaffen.
Op basis van het derde lid kan het college nadere regels stellen over de plaatsen en de wijze waarop huishoudelijk groente-, fruit- en tuin afval en restafval via een minicontainer ter inzameling moeten worden aangeboden.
Daarnaast kunnen regels worden gesteld ten behoeve van het aanbieden van klein chemisch afval.
Op basis van het vierde lid kan het college regels stellen over het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden.
Op basis van het vijfde lid kan het college regels stellen over de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, gebruikt dient te worden en gereinigd dient te worden.
In het zesde lid kunnen nadere regels gesteld worden voor het aanbieden van afzonderlijk gehouden huishoudelijke afvalstromen indien van gemeentewege geen inzamelmiddel is verstrekt. Het betreft in deze voor Landgraaf bijvoorbeeld textiel.
Met dit artikel is het overigens niet de bedoeling te verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid, of de buurman - namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffen heffing betaalt) het inzamelmiddel buiten zet.
Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 16 betreft inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. In de gemeente Landgraaf betreft het in deze ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers. Daarnaast worden hier tevens inpandige inzamelvoorzieningen bedoeld.
Op basis van deze leden kunnen door het college regels worden gesteld over de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via, al dan niet inpandige, verzamelcontainers moeten worden aangeboden.
Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen waarbij een (straatvoorziening) of meerdere (straatcluster) afvalstromen gescheiden kunnen worden aangeboden.
De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Een voorbeeld van dergelijke mobiele voorziening is de chemokar die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig kan zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen.
Op basis van het tweede lid kunnen door het college regels worden gesteld over de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen mogen worden aangeboden via een voorziening op wijkniveau. De gemeente Landgraaf heeft in het belang vande doelmatige verwijdering van glas, papier en textiel bepaald dat dit dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.
Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Met de term 'brengdepots' wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht. Voor de gemeente Landgraaf betreft het hier de regionale Milieuparken van G.R. Reinigingsdiensten Rd4. De wijze waarop afvalstoffen bij de milieu parken kunnen worden aangeboden is vastgelegd in het reglement inzake het aanbieden van afvalstoffen op de milieuparken van de G.R. Reinigingsdiensten Rd4.
Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallen
Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.
Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, ben c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.
Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel
of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is voor de gemeente Landgraaf vooral van belang voor de inzameling van oud papier, grof huisvuil, kringloopgoederen, hout, grof tuinafval, kerstbomen, oud ijzer en (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur.
Op basis van het tweede en derde lid kan het college regels stellen over de wijze waarop deze huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden en over het maximale gewicht, de afmetingen en het volume waarop dit ter inzameling moet worden aangeboden.
Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Op basis van het eerste lid kan het college regels stellen over de dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling mogen worden aangeboden.
Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.
Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.
HOOFDSTUK 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).
De gemeente heeft op dit punt geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het verboden is om bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst. Bedrijven dienen zelf zorg te dragen voor de inzameling en afvoer van hun afvalstoffen. Dit verbod geldt bijvoorbeeld ook voor oud papier en karton afkomstig van bedrijven.
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen (reinigingsheffing) mogen, voor zover artikel 22 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen (gelijkend op huishoudelijk afval) aanbieden aan de inzameldienst. In de gemeente Landgraaf worden er geen bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst ingezameld. Ook mogen bedrijven geen gebruik maken van de gemeentelijke inzamelvoorzieningen, behalve in het geval dat de inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen een deel van de capaciteit van de ondergrondse containers huurt. Bedrijven die een contract hebben met deze inzamelaar mogen dan gebruik maken van de daartoe aangewezen ondergrondse container.
Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.
Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: ''Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt."
In de gemeente Landgraaf wordt het huishoudelijke afval ingezameld met behulp van minicontainers en verzamelcontainers. De kantoren-, winkel- en diensten bedrijven gebruiken naast minicontainers veelal ook rolcontainers voor de verwijdering van hun afval.
De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk
In artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De memorie van toelichting is hier over duidelijk. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen.
Artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) keert daarom niet terug in de afvalstoffenverordening. In de gemeente landgraaf is geen vergunningstelsel voor de inzameling van bedrijfsafval gehanteerd. Deze wijziging heeft dan ook geen consequenties.
Afbakening met artikel 22 en 23
Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
Zwerfafval staat momenteel (2005) hoog op de politieke agenda. In het kader van het Convenant Verpakkingen 111 hebben VNG, het ministerie van VROM en SVM-pact (bedrijfsleven) het deelconvenant Zwerfafval ondertekend. Afgesproken is om de hoeveelheid zwerfafval terug te dringen. In het convenant zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: Het bedrijfsleven moet zorgen dat in 2005 het aandeel blikjes en petflesjes in het zwerfafval met 80% is afgenomen (ten opzichte van de vastgestelde 50 miljoen blikjes en flesjes in 2001).
Het bedrijfsleven moet voor 1 januari 2005 de hoeveelheid blikjes en flesjes in het zwerfafval reduceren met ten minste 2/3 (t.o.v. de 50 miljoen blikjes en flesjes in het zwerfafval in 200l).
De rijksoverheid, de VNG en het bedrijfsleven dragen er zorg voor dat door een gezamenlijke inspanning uiterlijk in het jaar 2005 het overige zwerfafval met ten minste 45% ten opzichte van het jaar 2002 is verminderd.
De ergernis van de burger over zwerfafval is groot. Gemeenten spelen daarom een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijding van zwerfafval en daarmee het verbeteren van de directe leefomgeving van de burger. Gedacht kan worden aan het creëren van voldoende voorzieningen voor inzameling en verwijdering, communicatie met de burger en de controle van (on)gewenst aanbied- en wegwerpgedrag.
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
In deze paragraaf van de afvalstoffenverordening zijn een aantal artikelen over het voorkomen en beperken van zwerfafval opgenomen. Een aantal van deze bepalingen was reeds overgenomen uit afdeling 4.4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging van de APV gemeente Landgraaf 2003. De juridische basis van deze artikelen is echter veranderd.
Voorheen waren deze artikelen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid op grond van de Gemeentewet. De artikelen vinden nu hun grondslag in de Wet milieubeheer. Het regelen van het voorkomen en bestrijden van zwerfafval in de afvalstoffenverordening en de handhaving hiervan is het sluitstuk van een goede aanpak van de zwerfafval.
Een goede aanpak van zwerfafval vereist in de eerste plaats een goede analyse van het daadwerkelijke probleem. Wie zijn de veroorzakers (bijvoorbeeld scholieren, recreanten)? Op welke plekken ontstaat zwerfafval (invalswegen, snoeproutes, winkelcentra, recreatiegebieden, evenementen)? Ook het ontwikkelen van gemeentelijk beleid voor de aanpak van zwerfafval is zeer wenselijk. Daarnaast zullen er ook een aantal fysieke maatregelen genomen moeten worden, zoals voldoende afvalbakken, blikvangers en dergelijke. Voor een goede aanpak in de gemeente is het ook wenselijk om een coördinator te benoemen, omdat er vaak meerdere afdelingen binnen een gemeente betrokken zijn.
Tenslotte is communicatie naar de burger een zeer belangrijk element in de aanpak van zwerfafval. Gedacht kan worden aan lokale reclamespotjes, folders, persberichten, les pakketten voor basis en middelbaar onderwijs of zogenaamde speciaal schoonmaakacties. Het Afval Overleg Orgaan (AOO) heeft een handreiking zwerfafval ontwikkeld voor gemeenten. Zie voor meer informatie over deze handreiking www.aoo.nl. Voor meer informatie over zwerfafval, wordt verwezen naar de website van Stichting Nederland Schoon: www.nederlandschoon.nl.
Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Dit artikel heeft een primair een milieu beschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook het commentaar op artikel 1.
Met opzet worden in het eerste lid ook de termen "stof" en "voorwerp" gebruikt en niet alleen de term "afvalstof", omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.
Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is. Er is gekozen om de verwijzing naar de Wet
bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit genoemd in de model afvalstoffenverordening te vervangen door de tekst "hogere wet- of regelgeving". Ook de volgende niet limitatieve lijst met wet- en regelgeving zou hieronder kunnen vallen: Meststoffenwet, Destructiewet, Bestrijdingsmiddelenwet, Kernenergiewet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, provinciaal wegen reglement, provinciale bodembeschermingverordening of provinciale milieuverordening.
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: "huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel".
Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval 'dat onderweg ontstaat', buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht).
Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.
In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Dit artikel stond voorheen in de model-APV (artikel 4.4.7) en was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm
Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken ("morgensterrenverbod") kan op onderdeel a worden gebaseerd".
Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de "morgenster"-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers, heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.
Eerste lid' Vergunningverlening op grond van artikel 71 en toezichthouders
Het kan in plaatselijke situaties wenselijk en doelmatig zijn, op beperkte schaal vergunningen te verlenen aan "morgensterren"(op grond van artikel 11) en In dit geval zou een alternatief voor het eerste lid kunnen zijn: "Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden zonder inzamelvergunning."
Tweede lid' Voorkomen van zwerfafval
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld." Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen. Dit tweede lid is een uitbreiding ten opzichte van de in de APV van de gemeente Landgraaf genoemde tekst.
Het moet vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat inspecteurs en controleurs van de inzameldienst en de gemeente of de milieupolitie maar ook de degene die op grond van deze verordening belast is met de inzameling van de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken.
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Een soortgelijk artikel is ook opgenomen in artikel 4.4.3 model-APV op grond van deautonome verordenende bevoegdheid van de gemeente.
In artikel 10.25, onder a, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.
Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen, De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven."
Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.
Aan de tekst van de model-afvalstoffenverordening is naast de houder en beheerder, de leidinggevende toegevoegd. Dit omdat houder en beheerder niet altijd aanwezig hoeven te zijn. Een leidinggevende zou echter wel altijd aanwezig moeten zijn. Daarnaast is ten opzichte van de model-afvalstoffenverordening onder c: 'in de nabijheid' nader omschreven/gedefinieerd als zijnde '25 meter inde omtrek'.
Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.4 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente.
In artikel 10.25, onder b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: 'De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval.
Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval."
Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Een soortgelijk artikel is in een minder uitgebreide vorm opgenomen in artikel 4.4.2 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.
De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging." Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.
Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: 'De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval." Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
Dit derde lid is een toevoeging op de model afvalstoffenverordening. Dit lid regelt de situatie indien sprake is van hogere wet- en regelgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegen reglement.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen
Ten opzichte van de model-afvalstoffenverordening is ook inzamel middelen toegevoegd. Dit met als doel om te voorkomen dat inzamelmiddelen op de openbare weg worden gezet om afvalstoffen te bewaren of op te slaan of om ze (met het oog op de verwijdering daarvan) ter inzameling aan te bieden aan een inzamelende instantie. Dit artikel richt zich ook op de containers die ten behoeve van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door bedrijven zijn aangeschaft of gehuurd.
Er kunnen omstandigheden voorkomen die een ontheffing van het in het eerste lid genoemde verbod nodig maken. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
In principe wordt ervan uitgegaan dat er geen inzamelmiddelen als rolcontainers of minicontainers op de openbare weg worden gezet. Het op de stoep of tegen de gevel plaatsen van deze containers geeft een ontsierend beeld, levert gevaar op voor de verkeersveiligheid, belemmert de doorgang en kan overlast (zwerfvuil) veroorzaken. Deze bezwaren worden nog eens versterkt door het feit dat rol- en/of minicontainers, in tegenstelling tot de inzamelmiddelen uit artikel 23, veelal niet tijdelijk op de weg worden gezet om ter lediging te worden aangeboden maar min of meer continu op de weg staan om bedrijfsafvalstoffen in op te slaan en te bewaren.
Er is gekozen voor de mogelijkheid van ontheffing omdat het voor een aantal bedrijven onmogelijk zal zijn de container(s) inpandig dan wel op het eigen perceel te plaatsen ten gevolge van bijvoorbeeld ruimtegebrek en uit (milieu)hygiënische overwegingen. Een ontheffing kan slechts worden verleend indien onderzocht is dat er beslist geen andere mogelijkheid bestaat om de rol- of minicontainer inpandig of op het eigen perceel (buiten het zicht van de weg) te plaatsen. Het onderzoek kan in gezamenlijk overleg plaatsvinden tussen de aanvrager van de ontheffing, bedrijfsafvalinzamelaar en gemeente.
Het is nuttig om de bedrijfsafvalinzamelaar bij het overleg te betrekken aangezien deze veelal eigenaar is van de containers. Zij beschikken dan ook over de nodige middelen om de containers te plaatsen en I of te verplaatsen. Ook hebben de bedrijfsafvalinzamelaars een eigen verantwoordelijkheid voor het uiterlijk en aanzien van de containers. De bedrijfsafvalinzamelaar zal een doelmatige lediging van de container ook willen blijven garanderen.
In principe worden er geen of zo weinig mogelijk ontheffingen verleend. Voordat vaststaat dat er geen andere mogelijkheid is dan de container op de weg te plaatsen kan per definitie geen ontheffing worden verleend.
Verder kan een ontheffing niet worden verleend indien het geplaatste inzamelmiddel:
- schade kan toebrengen aan de weg, gevaarkan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- op zichzelf en/ofin verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- overlast bezorgt voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed;
- de openbare orde en veiligheid schaadt;
- het aanzien van de omgeving schaadt;
- de verkeersvrijheid of -veiligheid schaadt.
De hiervoor genoemde opsomming is niet limitatief bedoeld.
De voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing kunnen worden verbonden, kunnen onder meer gericht zijn op:
- het zo min mogelijk de doorgang belemmeren door plaatsing tegen de gevel;
- het zo min mogelijk het zicht belemmeren;
- het vastketenen van de container(s);
- het uiterlijk van de container zo schoon mogelijk te maken en te houden;
- het voorkomen van eventuele overlast voorde omgeving door de container(s) af te sluiten om zwerfvuil en misbruik te voorkomen.
In lid 5 zijn uitzonderingen opgenomen voor het verbod om afvalstoffen op voor publiek zichtbare plaatsen te verbieden. Het gaat hier om het aanbieden van huishoudelijk afval en bedrijfsafval aan een inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen buiten de binnenstad. Zie ook de toelichting onder artikel 24.
Ook evenementen en markten zijn uitgezonderd omdat dit tijdelijke activiteiten zijn waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel minicontainers als rolcontainers om het afval tijdelijk op te slaan. De inzamelmiddelen moet direct na de markt of het evenement geledigd en verwijderd worden.
Doel van het artikel is om afvalstoffen op voor publiek zichtbare plaatsen te verbieden. Dit geldt niet alleen voor opgeslagen afvalstoffen maar ook voor autowrakken
In artikel 10.17 Wm (oud) was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen.
In artikel 10.25, onder c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.
Artikel 10.25, onder c, Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen BBA, zie Staatsblad 2002,259) in werking getreden.
Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: "voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm".
De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: "alle stoffen, preparaten of andere producten ...... waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen".
Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.
In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.
"De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. .. ... De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met dehandhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en dejurisprudentie ter zake':
Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.
Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer
De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.
In artikel 4. 7.1 model-APV is een soortgelijke bepaling opgenomen. Op grond van het eerste lid kan het college buiten de weg geleden plaatsen aanwijzen, waar het verboden is om onder andere afvalstoffen en autowrakken op te slaan. Door het opnemen van deze bepaling in de model~afvalstoffenverordening is artikel 4.7.1 model-APV - alleen - voor wat betreft het aanwijzen van plaatsen voor afvalstoffen en autowrakken komen te vervallen.
Artikel 31 beoogt het belang van het milieu te beschermen. Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst, zie ook artikel 5.1.4 model-APV. Dit artikel heeft een aanvullend motief op grond van de verkeersveiligheid.
Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Nieuw wettelijk regiem autowrakken
De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.
Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens
Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstel-bedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).
Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijkuitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden.
De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling. geclausuleerd.
Artikel 1 a, aanhef, onder 3° Wed luidt:"Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: .... de Wet milieubeheer, 10.23 - voor zover aangeduid als strafbare feiten - en ....... "
In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1 a, onder 3° Wed. Strafrechtelijke handhaving
Indien in de afvalstoffenverordening de artikelen zijn aangeduid als een strafbaar feit, kan er strafrechtelijk worden gehandhaafd.
Er is gekozen om artikel 11 "Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning" ook strafbaar te stellen.
In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is op dit moment gesteld op een standaardbedrag van 46 euro.
Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de Afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.
Tweede lid: Intrekking artikelen model-APV
Het uitbrengen van een aparte afvalstoffenverordening heeft tot gevolg dat de in dit lid genoemde onderdelen van de APV'moeten worden ingetrokken.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.5 APV van de gemeente Landgraaf "Overgangsbepaling".
Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening van de gemeente Landgraaf 2005.