Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Utrecht (Utr)

Havenverordening Utrecht 1995

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Utrecht (Utr)
Officiële naam regelingHavenverordening Utrecht 1995
CiteertitelHavenverordening Utrecht 1995
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpRuimtelijk beheer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Inclusief de wijzigingen van art. 2.3.1 en 2.5.1 i.v.m. het dualiseringsproces

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200309-03-2006Nieuwe regeling

13-04-1995

Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr. 30

Raadsvoorstel 2002 nr. 256

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

vast te stellen de volgende

HAVENVERORDENING Utrecht 1995

Paragraaf 1.1. Begripsomschrijvingen en definities

Artikel 1.1.1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

openbaar water:alle wateren binnen de gemeente Utrecht die al of niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk of bevaarbaar zijn;
vaartuig:elk drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt, dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;
schip:elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water;
vrachtschip:een schip, dat hoofdzakelijk wordt gebezigd voor het vervoer van goederen;
tankschip:een schip, gebruikt of bestemd voor het vervoer van vloeistoffen en/of gassen;
sleepboot:een schip, dat blijkens bouw en inrichting is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere schepen;
woonschip:een vaartuig dat aan romp en opbouw herkenbaar is als schip en dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor of is bestemd tot woon- en nachtverblijf;
woonark:een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf;
woonboot:woonschip of woonark;
bedrijfsvaartuig:een schip gebruikt of bestemd als opslagruimte en/of voor de uitoefening van enig bedrijf of enig beroep, anders dan het vervoer van goederen; onder schip wordt hier mede verstaan een vaartuig dat feitelijk niet geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water;
passagiersvaartuig:een schip dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van tenminste twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen;
verhuurboot:kano, roeiboot, waterfiets of daarmee gelijk te stellen klein vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebezigd voor bedrijfsmatige verhuur aan wisselende personen gedurende korte perioden;
recreatievaartuig:een schip, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik dan wel voor het beoefenen van de watersport;
lengte:de lengte over alles;
diepgang:de verticale afstand tussen het diepstekend scheepsdeel en de waterspiegel;
gevaarlijke stoffen:de stoffen, genoemd in de International Maritime Dangerous Goods-code (IMDG-code), of één van de andere codes van de International Maritime Organisation (IMO), het Schepenbesluit en de stoffen waarop de Wet Gevaarlijke Stoffen van toepassing is;
havenatlas:het geheel van kaarten en daarbij behorende voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.1.1.;
schipper:degene, die de feitelijke leiding heeft over een vaartuig;
havenmeester:de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op het openbaar water;
BPR:Binnenvaartpolitiereglement.

Paragraaf 1.2. Definities

Artikel 1.2.1. Ligplaats

In deze verordening wordt onder het hebben of innemen van een ligplaats mede verstaan het gedurende langere tijd, waaronder tenminste de periode tussen zonsondergang en zonsopgang afgemeerd hebben van een vaartuig in openbaar water.

Artikel 1.2.2. Permanent woon- en nachtverblijf

In deze verordening wordt onder het hebben van permanent woon- en nachtverblijf mede verstaan het gedurende een periode van tenminste 72 uren gebruiken van een vaartuig mede met het doel daarin te overnachten.

HOOFDSTUK 2 GEBRUIK EN BEHEER OPENBAAR WATER

Paragraaf 2.1. Havenatlas

Artikel 2.1.1. Vaststelling
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de plaatsen vast waar de verschillende categorieën vaartuigen ligplaats mogen innemen of hebben.

  • 2. De plaatsen worden aangegeven op kaarten per gebied en/of per soort vaartuig.

  • 3. Per plaats kunnen per soort vaartuig voorschriften worden gegeven over het aantal, de grootste breedte, de grootste diepgang, de grootste lengte en de grootste hoogte boven de waterspiegel.

  • 4. Met betrekking tot woonboten worden de kaarten, als bedoeld in het tweede lid, geacht te zijn vastgesteld op grond van artikel 31 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen 1918.

Artikel 2.1.2. Ligplaatsverbod

Onverminderd het bepaalde in het BPR en in de overige artikelen van dit hoofdstuk is het verboden een ligplaats te hebben of in te nemen met een vaartuig op een plaats, welke niet voor dat soort vaartuig in de havenatlas is aangewezen.

Paragraaf 2.2. Woonboten

Artikel 2.2.1. Ligplaatsvergunning
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders met een woonboot ligplaats te nemen of te hebben in openbaar water.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders zal een ligplaatsvergunning slechts verlenen voor een plaats, welke is aangegeven op de ligplaatsenkaart en indien het daarbij bepaalde aantal daarmede niet wordt overschreden.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders zal een ligplaatsvergunning weigeren indien gehandeld wordt in strijd met de overige bepalingen van deze verordening.

Artikel 2.2.2. Vervanging en overschrijving vergunning
  • 1. Voor het vervangen van een woonboot is een vergunning als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, vereist.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan in het geval de vergunninghouder niet meer van de ligplaatsvergunning gebruik wil maken, de vergunning overschrijven op een ander dan degene op wiens naam de vergunning is gesteld.

Artikel 2.2.3. Op-, ver- en aanbouwen van een woonboot
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een woonboot op te bouwen of door verbouwing te vergroten.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een woonboot te vergroten door langszij een woonboot een vlot of ander vaartuig te leggen of aan dat woonboot vast te maken.

Artikel 2.2.4. Uitoefenen beroep of bedrijf

Het is verboden een woonboot, waarvoor op grond van artikel 2.2.1., eerste lid, vergunning is verleend, ook te gebruiken voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep.

Artikel 2.2.5. Woon- en nachtverblijf anders dan op een woonboot
  • 1. Het is verboden een schip, dat geen woonboot is permanent als woon- en nachtverblijf te gebruiken.

  • 2. Het in het eerste lid vervatte verbod omvat niet het verblijf op een vrachtschip, dat daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt, mits en voorzover het verblijf in het openbaar water rechtstreeks verband houdt met het laden of lossen van goederen, dan wel het verblijf beperkt is tot een enkele overnachting of tot zon- en feestdagen.

  • 3. Het in het eerste lid vervatte verbond geldt evenmin ten aanzien van een sleepboot, voorzover deze wordt gebruikt voor verplaatsing van een vrachtschip, als bedoeld in het vorige lid.

Paragraaf 2.3. Passagiersschepen

Artikel 2.3.1. Limiet

De Raad stelt bij afzonderlijk besluit het aantal vast van de passagiersschepen, die in het openbaar water mogen worden geëxploiteerd.

Artikel 2.3.2. Exploitatievergunning
  • 1. Het is verbonden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een passagiersschip te exploiteren.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien de bedrijfsvoering niet is gericht op gebruik van de wateren van de gemeente.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders weigert de vergunning indien door het verlenen ervan het aantal, bedoeld in artikel 2.3.1. worden overschreden.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren om reden van de openbare orde en/of veiligheid.

Artikel 2.3.3. Eisen vaartuig en schipper
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan eisen stellen met betrekking tot een passagiersschip:

    • a.

      ten aanzien van technische- en veiligheidsaspecten betreffende bouw en uitrusting van het vaartuig;

    • b.

      ten aanzien van de bekwaamheid van de schipper;

    • c.

      ten aanzien van het milieu;

    • d.

      ten aanzien van maximale maten.

      2.Het college van burgemeester en wethouders maakt van zijn bevoegdheid in het eerste lid, onder a. en b. geen gebruik indien aan het vaartuig en/of schipper op grond van het bepaalde bij of krachtens de Binnenschepenwet eisen worden gesteld.

Artikel 2.3.4. Ligplaatsvergunning
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders met een passagiersschip ligplaats in te nemen of te hebben in openbaar water.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op passagiersschepen, waarvoor een vergunning, als bedoeld in artikel 2.3.2., is verleend.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders zal een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, slechts verlenen voor een plats, welke is aangegeven in de havenatlas en indien het daarbij bepaalde aantal daarmede niet wordt overschreden.

Paragraaf 2.4. Bedrijfsvaartuigen

Artikel 2.3.1. Ligplaatsvergunning

Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen.

Paragraaf 2.5. Verhuurboten

Artikel 2.5.1. Limiet

De Raad stelt bij afzonderlijk besluit per soort het aantal vast van de verhuurboten, die in het openbaar water mogen worden geëxploiteerd.

Artikel 2.5.2. Exploitatievergunning
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een verhuurboot te exploiteren.

  • 2. Het in het eerste lid is niet van toepassing indien de bedrijfsvoering niet is gericht op gebruik van de wateren van de gemeente.

Artikel 2.5.3. Ligplaatsvergunning
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders met een verhuurboot ligplaats in te nemen of te hebben in openbaar water.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van verhuurboten, waarvoor een vergunning, als bedoeld in artikel 2.5.2., is verleend.

Paragraaf 2.6. Recreatievaartuigen

Artikel 2.6.1. Ligplaatsvergunning
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders met een recreatievaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in openbaar water.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders zal een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, slechts verlenen voor een plaats, welke is aangegeven in de havenatlas en indien het daarbij bepaalde aantal daarmede niet wordt overschreden.

HOOFDSTUK 3 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

Paragraaf 3.1. Ordening, openbare orde en veiligheid

Artikel 3.1.1. Gebruik van tekens
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op of langs het openbaar water om reden van ordening alsmede in het belang van de openbare orde en veiligheid besluiten tot het plaatsen van één van de tekens, al dan niet in samenhang met bijkomende tekens, die zijn opgenomen in bijlage 7, onder A tot en met F van het Binnenvaartpolitiereglement.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders maakt van zijn bevoegdheid in het eerste lid geen gebruik indien het besluit tot plaatsing van een teken kan worden gebaseerd op grond van één van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan het plaatsen van een teken als bedoeld in het eerste lid achterwege laten indien het plaatsen van een teken niet doelmatig is; zij kunnen in plaats daarvan of in combinatie met het plaatsen van een teken het verbod, een gebod, aanbeveling of inlichting in een voorschrift opnemen.

  • 4. Een besluit als bedoeld in het eerste en derde lid verbindt eerst nadat het is kenbaar gemaakt.

Artikel 3.1.2. Overtreden tekens en voorschriften

Voorzover het overtreden daarvan niet elders is strafbaar gesteld, is het verboden te handelen in strijd met een teken en de daarbij behorende nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1.1., eerste lid, en met een voorschrift als bedoeld in artikel 3.1.1., derde lid.

Artikel 3.1.3. Voorwerpen in en overdekken van water
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders in het openbaar water vlotten, balken of andere soortgelijke voorwerpen te hebben liggen of te laten drijven.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders meerpalen, meerboeien en steigers in of boven openbaar water te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.

  • 3. Het verbod, als bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing indien het openbaar water niet in beheer is bij de gemeente, mits en voorzover door of vanwege de eigenaar daartoe opdracht of toestemming is verleend.

Artikel 3.1.4. Schaderegeling na aanvaring

De schipper die schade veroorzaakt aan gemeente-eigendommen is verplicht met de havenmeester een schaderegeling te treffen voordat hij zijn reis gaat vervolgen.

Artikel 3.1.5. Misbruik sluizen en bruggen
  • 1. Het is verboden zich zonder noodzaak op een sluisdeur te bevinden.

  • 2. Behalve de havenmeester en de onder zijn gezag werkzame personen is het een ieder verboden een brug, een sluisdeur, een schuif of schuiven van duikers of sluizen te openen of te sluiten.

Artikel 3.1.6. Onnodig gebruik voortstuwingsinstallatie

Het is de schipper verboden een voortstuwingsinstallatie en/of schroef van zijn schip te gebruiken, anders dan om te varen, te meren of te ontmeren.

Paragraaf 3.2. Afmeerregime

Artikel 3.2.1. Verhalen anders dan op eigen verzoek
  • 1. De schipper is verplicht zijn schip te verhalen indien het college van burgemeester en wethouders daartoe in het belang van de openbare orde en veiligheid alsmede in het belang van werkzaamheden aan gemeente-eigendommen een – zo mogelijk schriftelijke – opdracht geeft.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd een schip te doen verhalen in de gevallen bedoeld in het eerste lid indien:

    • a.

      sprake is van een zo spoedeisende situatie dat in redelijkheid geen opdracht als bedoeld in het eerste lid meer kan worden gegeven;

    • b.

      de schipper onbekend is.

Artikel 3.2.2. Bereikbaarheid schepen
  • 1. Het is verboden de toegang tot een schip te blokkeren.

  • 2. De schipper van een gemeerd schip is verplicht er zorg voor te dragen dat het schip te allen tijde vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.

Paragraaf 3.3. Veiligheid milieu

Artikel 3.3.1. Herstelwerkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders herstel-, sloop- of verbouwingswerkzaamheden te (laten) verrichten:

    • a.

      aan of op een schip in het openbaar water;

    • b.

      aan een transporteenheid, geladen met gevaarlijke stoffen die brandbare en/of giftige gassen kunnen afgeven of leeg zijn en daarvan nog niet zijn schoongemaakt;

    • c.

      aan een bovengrondse tank en bijbehorende leidingen bestemd voor opslag van gevaarlijke stoffen die brandbare en/of giftige gassen kunnen afgeven of leeg zijn en daarvan nog niet zijn schoongemaakt.

  • 2. Aan de toestemming kunnen nadere voorwaarden worden verbonden, waaronder een keuring door een gasdeskundige, aangewezen door:

    • a.

      de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, volgens artikel 20S van de Veiligheidswet;

    • b.

      de bevoegde plaatselijke autoriteit volgens randnummer 10.100, tweede lid, van het Reglement betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn.

      • 3.

        Het college van burgemeester en wethouders weigert de toestemming voor de werkzaamheden als door het stellen van voorwaarden niet kan worden tegemoet gekomen aan te verwachten gevaar, schade of hinder.

      • 4.

        Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het in eigen beheer uitvoeren van geringe reparaties.

HOOFDSTUK 4 VERGUNNINGEN EN ONTHEFFINGEN

Paragraaf 4.1. Ontheffing en verlenging

Artikel 4.1.1. Ontheffingen
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen aan het bepaalde in de artikelen 2.1.2. en 2.2.4.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het verbod, vervat in artikel 2.2.5., ten aanzien van recreatievaartuigen, waarvoor een vergunning is verleend voor een in de havenatlas als passantenplaats aangeduide ligplaats voor ten hoogste 30 dagen per kalenderjaar.

Artikel 4.1.2. Verlengingen

Een aanvraag om verlenging na afloop van de geldigheidsdur van een vergunning, of ontheffing geldt als een aanvraag om vergunning of ontheffing.

Paragraaf 4.2. Indienen aanvraag

Artikel 4.2.1. Vorm aanvraag
  • 1. Een aanvraag om vergunning of ontheffing moet schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, tenzij anders is bepaald.

  • 2. In een spoedeisend geval en indien het een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur betreft, kan de aanvraag mondeling worden gedaan.

Artikel 4.2.2. Aanvullende gegevens

Het college van burgemeester en wethouders kan de indiener van een aanvraag vragen om binnen een termijn van acht weken nadere bescheiden en/of gegevens te leveren.

Paragraaf 4.3. Behandelen aanvraag

Artikel 4.3.1. Vorm beschikking
  • 1. Een beschikking op een aanvraag geschiedt schriftelijk.

  • 2. Een beschikking op een aanvraag kan mondeling geschieden indien het betrekking heeft op een spoedeisend geval, een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur.

Artikel 4.3.2. Beslissingstermijn
  • 1. Indien het nemen van een schriftelijke beschikking aan de orde is, neemt het college van burgemeester en wethouders deze binnen acht weken na ontvangst van een ingediende aanvraag.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan deze termijn eenmaal met acht weken verlengen.

Artikel 4.3.3. Voorschriften en beperkingen
  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

  • 2. De aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen kunnen worden gewijzigd. Nieuwe voorschriften en/of beperkingen kunnen worden opgelegd.

Artikel 4.3.4. Geldigheidsduur

Een vergunning of ontheffing kan voor bepaalde tijd worden verleend.

Paragraaf 4.4. Weigering en intrekking

Artikel 4.4.1. Weigering

Een vergunning of ontheffing kan bepalve op eventuele specifieke gronden genoemd in afzonderlijke bepalingen worden geweigerd in geval van:

  • a.

    strijd met een geldend bestemmingsplan;

  • b.

    strijd met belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen;

  • c.

    indien de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de voorafgaande vergunning of ontheffing niet of niet volledig zijn nagekomen.

Artikel 4.4.2. Intrekking
  • 1. Een vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken in het geval dat:

  • a. de vergunning of ontheffing is verleend ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens van de kant van de aanvrager;

  • b. zich na het verlenen van de vergunning of ontheffing zodanige feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan dat niet tot het verlenen ervan zou zijn overgegaan;

  • c. de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de vergunning of ontheffing niet of niet volledig worden nagekomen;

  • d. strijd ontstaat met belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

  • 2. Een beschikking tot intrekking als bedoeld in het eerste lid, wordt niet genomen nadat de houder van een vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een gestelde termijn over dit voornemen zijn mening kenbaar te maken.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen.

Paragraaf 4.5. Registratie en inzage

Artikel 4.5.1. Voeren registratienummer
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt bij welke vergunningen een registratieteken wordt verstrekt.

  • 2. De houder van een vergunning met registratieteken is verplicht dit registratieteken aan te brengen op zijn voertuig.

Artikel 4.5.2. Inzagerecht

De houder van een schriftelijk verleende vergunning of ontheffing is verplicht op eerste vordering van een toezichthoudende of opsporingsambtenaar de vergunning of ontheffing ter inzage te geven.

HOOFDSTUK 5 ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 5.1. Overdracht bevoegdheden

Artikel 5.1.1. Aanwijzing opsporingsambtenaren

Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de handhaving van deze verordening en de zorg voor de naleving en opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten de ambtenaren belast die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen.

Paragraaf 5.2. Sancties

Artikel 5.2.1. Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Paragraaf 5.3. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 5.3.1. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Haververordening Utrecht 1995.

Artikel 5.3.2. Inwerkingtreding

Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Met ingang van die datum wordt ingetrokken de havenverordening, vastgesteld bij besluit van 10 december 1918, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad, gehouden op 13 april 1995.

De secretaris, De burgemeester,